1.
De Voorzitter kan te allen tijde besluiten voor de in de artikelen 165, 167 en 169 bedoelde stemmingen van de elektronische steminstallatie gebruik te maken.
Indien dit om technische redenen niet mogelijk is, vindt de stemming overeenkomstig de artikelen 165, 167, lid 2, of 169 plaats.
De technische instructies voor het gebruik van de elektronische steminstallatie worden door het Bureau vastgesteld.
2.
Bij elektronische stemming wordt alleen de numerieke uitslag van de stemming geregistreerd.
Is om hoofdelijke stemming overeenkomstig artikel 167, lid 1, verzocht, dan wordt de uitslag van de stemming met de namen van de leden per fractie in alfabetische volgorde in de notulen van de vergadering vastgelegd.
3.
Hoofdelijke stemming overeenkomstig artikel 167, lid 2, vindt plaats, wanneer de meerderheid van de aanwezige leden erom verzoekt; aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde installatie kan worden vastgesteld of aan deze voorwaarde is voldaan.