Reglement van het Europees Parlement
Achtste zittingsperiode - Februari 2019
EPUB 153kPDF 1012k
INHOUD
AANHANGSEL
BERICHT AAN DE LEZER
COMPENDIUM VAN DE BELANGRIJKSTE RECHTSHANDELINGEN BETREFFENDE HET REGLEMENT

AANHANGSEL : VERSIE VAN ARTIKEL 11, LID 6, DE ARTIKELEN 196 TOT EN MET 200, ARTIKEL 204 EN ARTIKEL 212 DIE GELDT VANAF DE OPENING VAN DE VERGADERPERIODE VAN JULI 2019 (OVEREENKOMSTIG DE BESLUITEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT VAN 13 DECEMBER 2016 EN 31 JANUARI 2019)

Artikel 11

6.   De leden onthouden zich van elke vorm van psychologische of seksuele intimidatie en nemen de als bijlage bij dit Reglement gevoegde code voor passend gedrag voor de leden van het Europees Parlement bij de uitoefening van hun mandaat in acht.

Leden zijn niet verkiesbaar voor functies in het Parlement of diens organen, kunnen niet tot rapporteur worden benoemd en kunnen niet deelnemen aan een officiële delegatie of interinstitutionele onderhandelingen zolang zij de verklaring bij deze code niet hebben ondertekend.

Artikel 196 : Instelling van vaste commissies

Op voorstel van de Conferentie van voorzitters stelt het Parlement vaste commissies in. Hun bevoegdheden worden omschreven in een bijlage bij het Reglement(1). Deze bijlage wordt vastgesteld bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De benoeming van de leden van deze commissies vindt plaats in de eerste vergaderperiode van het nieuwgekozen Parlement.

De bevoegdheden van de vaste commissies kunnen ook op een ander tijdstip dan de datum van instelling opnieuw worden omschreven.

Artikel 197 : Bijzondere commissies

1.   Het Parlement kan, op voorstel van de Conferentie van voorzitters, te allen tijde bijzondere commissies instellen, waarvan de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn tegelijk met het besluit tot instelling worden vastgesteld.

2.   De ambtstermijn van bijzondere commissies is maximaal twaalf maanden, tenzij het Parlement deze termijn bij het verstrijken ervan verlengt. Tenzij in het besluit van het Parlement tot instelling van een bijzondere commissie anders is besloten, begint de ambtstermijn van de bijzondere commissie op de datum van haar constituerende vergadering.

3.   Bijzondere commissies zijn niet gerechtigd adviezen uit te brengen aan andere commissies.

Artikel 198 : Enquêtecommissies

1.   Overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 2 van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(2), kan het Parlement, op verzoek van een vierde van zijn leden, een enquêtecommissie instellen om vermeende inbreuken op het recht van de Unie of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het recht van de Unie te onderzoeken, die zouden zijn toe te schrijven aan een instelling of een orgaan van de Europese Unie, aan een overheidsdienst van een lidstaat, of aan personen die krachtens het Unierecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen.

Noch op het voorwerp van de enquête als omschreven door een vierde van de leden van het Parlement noch op de in lid 11 vastgestelde termijn kunnen amendementen worden ingediend.

2.   Het besluit tot instelling van een enquêtecommissie wordt binnen een maand bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Voor de werkwijze van een enquêtecommissie gelden de bepalingen van dit Reglement die op de commissies van toepassing zijn, onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen zoals vermeld in dit artikel en in Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS.

4.   Een verzoek om instelling van een enquêtecommissie moet het voorwerp van de enquête vermelden en een uitvoerige toelichting omvatten waarin de gegrondheid ervan wordt aangetoond. Het Parlement besluit op voorstel van de Conferentie van voorzitters over het al dan niet instellen van de commissie en, in het eerste geval, over het aantal leden ervan.

5.   Enquêtecommissies zijn niet gerechtigd adviezen uit te brengen aan andere commissies.

6.   In alle stadia van haar beraadslagingen hebben in een enquêtecommissie alleen gewone leden of, indien deze afwezig zijn, hun plaatsvervangers stemrecht.

7.   De enquêtecommissie kiest haar voorzitter en ondervoorzitters en benoemt één of meer rapporteurs. De commissie kan voorts haar leden met opdrachten en specifieke taken belasten of bevoegdheden aan hen overdragen, die daarover nadien uitvoerig verslag uitbrengen.

8.   In de periode tussen de vergaderingen worden de bevoegdheden van de commissie, wanneer zulks dringend gewenst of noodzakelijk is, uitgeoefend door de commissiecoördinatoren, onder voorbehoud van bekrachtiging op de eerstvolgende vergadering.

9.   Voor het gebruik van de talen houdt de enquêtecommissie zich aan het bepaalde in artikel 158. Het bureau van de commissie kan evenwel:

-   de vertolking beperken tot de officiële talen van degenen die bij de werkzaamheden betrokken zijn, indien het dit om redenen van vertrouwelijkheid noodzakelijk acht,

-   voor de vertaling van de ingekomen stukken zodanige beslissingen nemen dat de werkzaamheden snel en doelmatig kunnen verlopen en de noodzakelijke geheimhouding en vertrouwelijkheid wordt betracht.

10.   Wanneer vermeende inbreuken op het Unierecht of vermeend wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht toe te schrijven zouden kunnen zijn aan een instelling of een overheidsdienst van een lidstaat, dan kan de enquêtecommissie het parlement van de desbetreffende lidstaat verzoeken om aan het onderzoek mee te werken.

11.   Een enquêtecommissie sluit haar werkzaamheden af door het Parlement binnen twaalf maanden na haar constituerende vergadering verslag uit te brengen over de resultaten van haar werkzaamheden. Het Parlement kan tweemaal beslissen deze termijn met drie maanden te verlengen. In voorkomend geval kan het verslag minderheidsstandpunten bevatten overeenkomstig de in artikel 52 bis gestelde voorwaarden. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Op verzoek van de enquêtecommissie behandelt het Parlement dit verslag in de eerstvolgende vergaderperiode na de indiening ervan.

12.   De enquêtecommissie kan het Parlement ook een tot de instellingen of organen van de Europese Unie of van de lidstaten gerichte ontwerpaanbeveling voorleggen.

13.   De Voorzitter van het Parlement gelast de op grond van bijlage V bevoegde commissie toe te zien op het gevolg dat aan de bevindingen van de enquêtecommissie wordt gegeven en hierover zo nodig verslag uit te brengen. De Voorzitter neemt alle verdere maatregelen die hij voor de concrete tenuitvoerlegging van de conclusies van de enquêtes dienstig acht.

Artikel 199 : Samenstelling van de commissies

1.   De leden van de commissies, bijzondere commissies en enquêtecommissies worden benoemd door de fracties en de niet-fractiegebonden leden.

De Conferentie van voorzitters stelt een termijn vast waarbinnen fracties en niet-fractiegebonden leden hun benoemingen meedelen aan de Voorzitter, die deze benoemingen vervolgens bekendmaakt aan het Parlement.

2.   De samenstelling van de commissies is voor zover mogelijk een afspiegeling van de samenstelling van het Parlement. De zetelverdeling tussen de fracties in de commissies moet overeenkomen met hetzij het dichtstbijzijnde hele getal boven, hetzij het dichtstbijzijnde hele getal onder de evenredige berekening.

Wanneer de fracties geen overeenstemming bereiken over de getalsverhouding in een of meerdere specifieke commissies, beslist de Conferentie van voorzitters.

3.   Indien een fractie beslist om geen zetels in te nemen in een commissie, of nalaat om binnen de door de Conferentie van voorzitters gestelde termijn leden te benoemen, blijven de betrokken zetels vacant. Ruilen van zetels tussen fracties is niet toegestaan.

4.   Heeft het feit dat een lid van fractie verandert tot gevolg dat de in in lid 2 omschreven evenredige zetelverdeling in de commissie wordt verstoord en bestaat er geen overeenstemming tussen de fracties om naleving van de hierin vervatte beginselen te waarborgen, dan neemt de Conferentie van voorzitters de noodzakelijke besluiten.

5.   Besluiten tot wijziging van de benoemingen door fracties en niet-fractiegebonden leden worden meegedeeld aan de Voorzitter, die deze uiterlijk aan het begin van de eerstvolgende plenaire vergadering bekendmaakt aan het Parlement. Deze besluiten worden van kracht op de dag van de bekendmaking ervan.

6.   De fracties en de niet-fractiegebonden leden kunnen voor elke commissie een aantal plaatsvervangers benoemen dat niet hoger is dan het aantal gewone leden dat de fracties en de niet-fractiegebonden leden in de betrokken commissies mogen benoemen. Dit wordt ter kennis gebracht van de Voorzitter. Deze plaatsvervangers mogen de commissievergaderingen bijwonen, daar het woord voeren en, bij afwezigheid van het gewone lid, aan de stemming deelnemen.

7.   Indien het gewone lid afwezig is en er geen plaatsvervangers zijn aangewezen of de plaatsvervangers afwezig zijn, kan het gewone lid zich tijdens vergaderingen laten vertegenwoordigen door een ander lid van dezelfde fractie of, ingeval het lid een niet-fractiegebonden lid is, door een ander niet-fractiegebonden lid, dat dan stemrecht heeft. Dit wordt uiterlijk voor het begin van de stemming meegedeeld aan de voorzitter van de commissie.

De in de laatste zin van lid 7 bedoelde voorafgaande mededeling moet worden gedaan voor het einde van de beraadslaging of voor de opening van de stemming over het agendapunt of de agendapunten waarvoor het gewone lid zich laat vervangen.

Overeenkomstig dit artikel:

–   is de hoedanigheid van gewoon lid of vaste plaatsvervanger van een commissie uitsluitend gekoppeld aan het lidmaatschap van een bepaalde fractie;

–   wordt, indien het aantal gewone leden van een fractie in een commissie wijzigt, het maximum aantal vaste plaatsvervangers dat zij voor die commissie mag aanwijzen dienovereenkomstig gewijzigd;

–   kunnen leden die van fractie veranderen, niet de hoedanigheid van gewoon lid of vaste plaatsvervanger van een commissie behouden die zij als lid van hun oorspronkelijke fractie hadden;

–   kan een lid van een commissie in geen geval plaatsvervanger zijn van een collega die tot een andere fractie behoort.

Artikel 200 - Plaatsvervangers : (Geschrapt)

Artikel 204 : Commissiebureaus

1.   In de eerstvolgende commissievergadering na de benoeming van de leden van de commissie overeenkomstig artikel 199, en vervolgens nogmaals na verloop van twee en een half jaar, kiest de commissie uit haar gewone leden een voorzitter en, bij aparte stemmingen, ondervoorzitters, die het commissiebureau vormen. Het aantal te kiezen ondervoorzitters wordt op voorstel van de Conferentie van voorzitters door het Parlement vastgesteld. Elk commissiebureau moet qua samenstelling een afspiegeling vormen van de diversiteit van het Parlement, en mag niet bestaan uit uitsluitend mannelijke of uitsluitend vrouwelijke leden en de ondervoorzitters mogen niet allen uit dezelfde lidstaat afkomstig zijn.

2.   Komt het aantal kandidaten overeen met het aantal te vervullen zetels, dan vindt verkiezing bij acclamatie plaats. Zijn er bij een gegeven stemming echter meerdere kandidaten of verzoeken leden of een fractie of fracties die ten minste de hoge drempel bereiken in de commissie om een stemming, dan vindt de verkiezing bij geheime stemming plaats.

Indien er slechts één kandidaat is, dan vindt de verkiezing plaats bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, voor en tegen.

Indien er meerdere kandidaten zijn, dan is de kandidaat gekozen die de volstrekte meerderheid van de bij de eerste stemronde uitgebrachte stemmen behaalt. Bij de tweede stemronde is de kandidaat gekozen die de meeste stemmen behaalt. Bij staking van stemmen is de kandidaat met de hoogste leeftijd gekozen.

3.   De volgende artikelen betreffende ambtsdragers in het Parlement zijn van overeenkomstige toepassing op commissies: artikel 14 (Voorlopig voorzitterschap), artikel 15 (Voordracht van kandidaten en algemene bepalingen), artikel 16 (Verkiezing van de Voorzitter - openingstoespraak), artikel 19 (Ambtstermijn) en artikel 20 (Vacatures).

Artikel 212 : Instelling en taken van interparlementaire delegaties

1.   Op voorstel van de Conferentie van voorzitters stelt het Parlement vaste interparlementaire delegaties in en besluit het over de aard en het aantal leden. Het aantal leden van elke delegatie wordt vastgesteld naargelang de taken van de delegatie. De leden worden tijdens de eerste of de tweede vergaderperiode van het nieuwgekozen Parlement voor de duur van de zittingsperiode benoemd door de fracties en de niet-fractiegebonden leden.

2.   De fracties zorgen voor zover mogelijk voor een billijke vertegenwoordiging van de lidstaten, de politieke stromingen en de geslachten. In delegaties mag niet meer dan een derde van de leden dezelfde nationaliteit hebben. Artikel 199 is van overeenkomstige toepassing.

3.   De bureaus van de delegaties worden samengesteld volgens de procedure van artikel 204 voor de vaste commissies.

4.   Het Parlement stelt de algemene bevoegdheden van de verschillende delegaties vast. Het kan te allen tijde tot uitbreiding en beperking van deze bevoegdheden besluiten.

5.   De Conferentie van voorzitters stelt op voorstel van de Conferentie van delegatievoorzitters de voor de werkzaamheden van de delegaties noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

6.   De voorzitter van de delegatie brengt regelmatig verslag uit aan de voor buitenlandse zaken bevoegde commissie over de werkzaamheden van de delegatie.

7.   De voorzitter van een delegatie krijgt de gelegenheid in een commissie het woord te voeren wanneer er een onderwerp aan de orde is dat onder de bevoegdheid van de delegatie valt. Hetzelfde geldt bij vergaderingen van delegaties voor de voorzitter of rapporteur van die commissie.

(1)Zie Bijlage V.
(2)Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (PB L 113 van 19.5.1995, blz. 1).
Laatst bijgewerkt op: 22 mei 2019Juridische mededeling - Privacybeleid