1. Indien een vaste commissie zich onbevoegd verklaart om een punt te behandelen of zich tussen twee of meer vaste commissies een bevoegdheidsconflict voordoet, wordt de bevoegdheidskwestie binnen vier weken na kennisgeving ter plenaire vergadering van de verwijzing naar de commissie aan de Conferentie van voorzitters voorgelegd.
2. De Conferentie van voorzitters neemt binnen zes weken na indiening van de kwestie een besluit op basis van een aanbeveling van de Conferentie van commissievoorzitters dan wel, bij ontstentenis van een dergelijke aanbeveling, op basis van een aanbeveling van de voorzitter daarvan. Indien de Conferentie van voorzitters binnen deze termijn geen besluit heeft genomen, wordt de aanbeveling geacht te zijn goedgekeurd.
3. Commissievoorzitters kunnen in onderlinge overeenstemming een punt naar een bepaalde commissie verwijzen, waar nodig onder voorbehoud van de toestemming voor een procedure met medeverantwoordelijke commissies overeenkomstig artikel 57.