Resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2025 over de willekeurige arrestatie en foltering van de Belgisch-Portugese onderzoeker Joseph Figueira Martin in de Centraal-Afrikaanse Republiek (2025/2797(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 150, lid 5, en artikel 136, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat humanitair onderzoeker Joseph Figueira Martin, die zowel de Belgische als de Portugese nationaliteit heeft en voor de ngo FHI 360 werkt, op 26 mei 2024 in de Centraal-Afrikaanse Republiek door de Wagnergroep is ontvoerd en later is overgedragen aan de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek;
B. overwegende dat de Centraal-Afrikaanse Republiek klacht tegen hem heeft ingediend op basis van ongegronde beschuldigingen, onder meer ter zake van spionage en terrorisme, waardoor er voor hem een levenslange gevangenisstraf dreigt, evenals dwangarbeid;
C. overwegende dat hij bij de OCRB (Office Central de Répression du Banditisme, Centraal Bureau voor de Onderdrukking van het Banditisme) in Bangui in eenzame opsluiting werd vastgehouden, werd gefolterd en met de dood werd bedreigd; overwegende dat hij zich al meer dan een jaar onder onmenselijke omstandigheden en zonder proces in hechtenis bevindt en dat er niet is gereageerd op zijn verzoek om voorwaardelijke invrijheidstelling, hetgeen in strijd is met het strafrecht van de Centraal-Afrikaanse Republiek;
D. overwegende dat zijn gezondheid drastisch is verslechterd en dat uit medische controles blijkt dat hij dringend de plek moet kunnen verlaten waar hij wordt vastgehouden;
E. overwegende dat gewapende groeperingen die in de Centraal-Afrikaanse Republiek actief zijn, illegale en willekeurige arrestaties en opsluitingen hebben verricht;
F. overwegende dat de Centraal-Afrikaanse Republiek zwaar te lijden heeft van de Russische desinformatiecampagnes en een van de grootste contingenten huurlingen van de Wagnergroep herbergt;
G. overwegende dat de EU de bevolking van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondersteunt door middel van humanitaire en ontwikkelingshulp en veiligheidssteun;
H. overwegende dat de VN en de EU erop hebben gewezen dat de zaak van de heer Martin kadert in de bredere context van de desinformatie en antiwesterse retoriek die wordt bevorderd door actoren in de Centraal-Afrikaanse Republiek die banden hebben met Rusland;
1. eist dat de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek de heer Martin onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaten, aangezien er geen geloofwaardig en onderbouwd bewijs ter rechtvaardiging van zijn opsluiting is;
2. dringt er bij de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek op aan zijn medische evacuatie toe te staan en ervoor te zorgen dat hij toegang heeft tot vertegenwoordiging in rechte, consulaire bijstand en passende zorg overeenkomstig de internationale mensenrechtennormen;
3. veroordeelt ten stelligste de mensenrechtenschendingen die worden veroorzaakt door de willekeurige en voortdurende opsluiting in onmenselijke omstandigheden van de heer Martin, waardoor zijn leven en zijn gezondheid ernstig worden bedreigd;
4. dringt erop aan dat in gerechtelijke procedures strikte waarborgen voor een eerlijke rechtsgang worden geboden, zoals verankerd in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en de toepasselijke bepalingen van het nationale rechtskader van de Centraal-Afrikaanse Republiek;
5. verzoekt de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek ervoor te zorgen dat de gewapende groeperingen die in de Centraal-Afrikaanse Republiek actief zijn, onmiddellijk een einde maken aan de illegale en willekeurige arrestaties en aanvallen op humanitaire hulpverleners en medewerkers van ngo’s;
6. dringt erop aan ervoor te zorgen dat verantwoording wordt afgelegd voor de rechtenschendingen;
7. veroordeelt de toenemende en politiek gemotiveerde buitenlandse inmenging in de Centraal-Afrikaanse Republiek, onder meer in de vorm van Russische paramilitaire troepen en desinformatiecampagnes; herhaalt zijn verzoek aan de Raad om de Wagnergroep als terroristische organisatie aan te merken;
8. benadrukt dat de eerbiediging van de mensenrechten van cruciaal belang is voor de goede samenwerking tussen de EU en de Centraal-Afrikaanse Republiek;
9. verzoekt de VV/HV om in overleg met de Belgische en Portugese autoriteiten al het mogelijke te doen en onder meer de zaak van de heer Martin in de politieke dialoog tussen de EU en de Centraal-Afrikaanse Republiek aan de orde te stellen, teneinde zijn vrijlating te verzekeren en ervoor te zorgen dat zijn rechten worden geëerbiedigd; benadrukt dat gerichte EU-maatregelen nodig zullen zijn indien de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek zijn rechten blijven schenden;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de VV/HV, de regering en het parlement van de Centraal-Afrikaanse Republiek, de AU en de VN.