Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 1999/2573(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B5-0007/1999

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(1999)0003

Aangenomen teksten
Donderdag 22 juli 1999 - Straatsburg
Economische en sociale wederopbouw in Kosovo
P5_TA(1999)0003RC-B5-0007/1999

Resolutie over de situatie in Kosovo en de wederopbouw van Zuidoost-Europa

Het Europees Parlement,,

-  onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de situatie in Kosovo en voormalig Joegoslavië,

-  gezien de conclusies van de voorzitter van de Europese Raad van Keulen op 3 en 4 juni 1999,

-  gezien resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de VN, de volledige terugtrekking van alle Servische veiligheidstroepen, het einde van de luchtaanvallen van de NAVO, evenals de oprichting van KFOR (internationale veiligheidsmacht) en van de UNMIK (voorlopige administratieve opdracht van de Verenigde Naties in Kosovo),

-  gezien de militair-technische overeenkomst tussen KFOR en de regeringen van de Federale Republiek Joegoslavië en de Republiek Servië, ondertekend op 9 juni 1999,

-  gezien het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, ondertekend door de Raad op 10 juni 1999,

-  gezien het hoofdstuk "Westelijke Balkan” in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van de EU, gehouden in Luxemburg op 21 en 22 juni 1999,

-  gezien het verslag van de evaluatiegroep van de verschillende agentschappen van de Verenigde Naties om de behoeften vast te stellen (16-27 mei 1999) en de verslagen van IMF en Wereldbank over de economische gevolgen van de Kosovo-crisis,

-  gezien de aankondiging van de oprichting van een Europees Bureau voor Wederopbouw in Kosovo door de Commissie,

A.  met veel tevredenheid overwegende dat nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, de Verenigde Staten en de Russische Federatie het mogelijk heeft gemaakt om een overeenkomst te bereiken die een eind heeft gemaakt aan de oorlog in Kosovo,

B.  gezien het onmetelijk menselijk lijden dat dit conflict heeft veroorzaakt, vooral de genadeloze etnische zuivering tegen de bevolking van Kosovo met als gevolg de gewelddadige vernietiging van menselijk leven en eigendom en het gedwongen vertrek van honderdduizenden,

C.  onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 april 1999(1) over de resultaten van de Top van Berlijn en de financiële vooruitzichten, en van 6 mei 1999(2) over de financiële vooruitzichten; overwegende dat de Commissie overeenkomstig de verklaring over titel 4 van de interinstitutionele overeenkomst van 6 mei 1999, op grond van de geschatte behoeften voor de Balkan en met name voor Kosovo, een ontwerpprogramma moet indienen met de nodige begrotingsvoorstellen en een voorstel voor een herziening van de financiële vooruitzichten,

1.   meent dat de wederopbouw van Kosovo, en de ontwikkeling van een alomvattend beleid van de EU, tezamen met een uitgebreid Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa aangemerkt moet worden als absolute prioriteit voor de EU, aangezien de regio hiermee deel zou uitmaken van de "Zone van Europese vrede in de Balkan”,

2.   verzoekt alle partijen om de KFOR ten volle bij te staan bij de tenuitvoerlegging van resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad en roept daarom op tot algehele stopzetting van het etnisch geweld;

3.   verzoekt het UCK om zich te houden aan zijn toezeggingen aan de NAVO en derhalve te voldoen aan het verzoek van de internationale gemeenschap om samen met alle inwoners van Kosovo te werken aan een betere toekomst voor de regio en aan de opbouw van een democratisch, multi-etnisch Kosovo;

4.   dringt er bij de Raad op aan om de nodige druk uit te oefenen, opdat KFOR volledig gebruik maakt van zijn mandaat om alle militaire en paramilitaire groepen te ontwapenen, in het bijzonder de UCK, en geleidelijk aan gezamenlijke politie-eenheden op te richten;

5.   doet een beroep op de Commissie en de Raad om met de nodige voorstellen te komen voor forse financiële en andere steun voor hulp bij de veilige terugkeer van vluchtelingen en verdrevenen naar hun huizen in Kosovo;

6.   erkent de dringende noodzaak tot het veroordelen van degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan wreedheden, etnische zuivering en genocide, teneinde in de regio de rechtstaat te herstellen en te zorgen voor respect voor de mensenrechten, orde en rechtvaardigheid voor de slachtoffers, om zo de grondslag te leggen voor een proces van verzoening tussen de verschillende etnische groepen;

7.   verzoekt de Raad en de lidstaten mee te werken aan het onderzoek dat wordt verricht door het Internationale Tribunaal voor voormalig Joegoslavië en tevens alle passende middelen in te zetten om de belangrijkste misdadigers, waaronder president Milosevic, voor het Tribunaal in Den Haag te brengen, in overeenstemming met het arrestatiebevel van 24 mei 1999;

8.   verzoekt alle belanghebbende partijen in de regio om een speciale onderzoekscommissie op te zetten met het oog op de identificatie van de lichamen die in tientallen massagraven zijn gevonden, teneinde het verdriet van de nabestaanden te verzachten en eer te betonen aan de slachtoffers;

9.   verheugt zich over het voorstel van de Raad en de Commissie om de economische en maatschappelijke wederopbouw in Kosovo op gang te brengen en dringt er bij hen op aan de voorstellen zo spoedig mogelijk aan het Europees Parlement voor te leggen zodat er snel een besluit kan worden genomen; verzoekt daarom de EU en de andere geldschieters om de nodige middelen ter beschikking te stellen voor de wederopbouw van Kosovo, maar te vermijden om dit uitsluitend te doen door een andere bestemming te geven aan middelen die voor andere ontvangers van buitenlandse hulp bedoeld waren;

10.   verzoekt de Raad en de lidstaten hun aandeel te leveren om zo spoedig mogelijk alle relevante maatregelen ten uitvoer te leggen overeenkomstig de politieke regeling in het vredesplan voor Kosovo, en de nodige financiële middelen vrij te maken, waarbij de hoogste prioriteit wordt gegeven aan de wederopbouw van Kosovo en de terugkeer van de mensen die de provincie ontvlucht zijn en aan de Kosovaarse gevangenen die naar Servië zijn overgebracht;

11.   stelt vast dat de Europese Unie een belangrijke rol speelt bij de wederopbouw van Kosovo; toont zich bezorgd over het grote aantal internationale organisaties dat bij deze uitgebreide taak is betrokken; verlangt dat in het begin van de herfst samen met de Commissie buitenlandse zaken en de Begrotingscommissie een hoorzitting wordt georganiseerd om te bepalen hoe de voor het herstel van Kosovo voorgestelde middelen het best kunnen worden gebruikt;

12.   doet een beroep op de Raad en de Commissie om, in samenwerking met andere donoren, te streven naar een nauwe coördinatie van alle steunverlening aan Kosovo en de andere landen in de regio, zodat de gezamenlijke inspanning voor de regio zo efficiënt en zo doeltreffend mogelijk verloopt; verwerpt daarom het besluit van de Raad om het Agentschap voor de wederopbouw van Kosovo in Thessaloniki (Griekenland) te vestigen;

13.   steunt ten volle het Europees Agentschap voor de wederopbouw (EAFR) dat in Kosovo wordt opgezet, maar is van mening, gelet op wat er in Bosnië-Herzegovina gebeurd is, dat het agentschap een gedecentraliseerde en flexibele structuur moet krijgen om zijn doelmatigheid te verbeteren, de participatie van plaatselijke bedrijven te stimuleren en de ontwikkeling van een zelfstandige en duurzame eigen economie te vergemakkelijken; onderstreept dat alle procedures transparant dienen te zijn en dat er adequate maatregelen moeten worden genomen om wanbeheer van financiële middelen te vermijden;

14.   benadrukt de dringende noodzaak om in de steden en dorpen tijdelijke bestuursapparaten op te richten in samenwerking met de inwoners van Kosovo, en een internationale politiemacht en een gerechtelijk apparaat op te richten in Kosovo;

15.   verwelkomt het besluit van de secretaris-generaal van de VN om een EU-burger tot civiel bestuurder van Kosovo te benoemen en dringt er bij alle Europese instellingen op aan nauw samen te werken met Bernard Kouchner bij de uitvoering van zijn taken;

16.   onderstreept het belang van de aanwezigheid van Ibrahim Rugova in Kosovo, en verzoekt de etnisch Albanese leiders een einde te maken aan de verlammende interne verdeeldheid teneinde een stabiele burgerdemocratie in Kosovo te verwezenlijken met het oog op algemene verzoening en in de toekomst opnieuw vrije verkiezingen in de provincie;

17.   is van mening dat Servië geen steun voor de wederopbouw mag ontvangen zolang president Milosevic aan de macht blijft, met uitzondering van humanitaire hulp, maar dringt aan op creatieve manieren om de politieke krachten te ondersteunen die proberen om Joegoslavië weer deel te laten uitmaken van de gemeenschap van democratische staten;

18.   benadrukt het belang van initiatieven voor democratisering in alle landen van de regio, waaronder de Federale Republiek Joegoslavië, vooral op plaatselijk niveau, door de samenwerking tussen de lokale autoriteiten te stimuleren; wenst de regering van Joegoslavië andermaal duidelijk te maken dat het opheffen van de EU-sancties direct afhankelijk is van het nakomen van de resoluties van de VN, onder andere volledige samenwerking met het Internationale Tribunaal voor oorlogsmisdaden;

19.   verzoekt de Raad nogmaals zijn steun uit te spreken voor de democratische regering van Montenegro en zijn president Djukanovic, en wijst op de juridische positie van Montenegro als soevereine republiek binnen de Joegoslavische Federatie, en eist dat de Servische autoriteiten en het leger van de Federale Republiek Joegoslavië de autonomie van Montenegro respecteren;

20.   verzoekt de Raad en de Commissie om compensatie te bieden voor de economische en financiële verliezen die ten gevolge van de oorlog in Kosovo zijn geleden door de omringende landen Macedonië, Albanië, Bulgarije, Roemenië en Bosnië-Herzegovina, en rekening te houden met de speciale behoeften van Montenegro;

21.   dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om de landen van de regio volledig te betrekken bij alle aspecten van de voorbereiding en tenuitvoerlegging van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa; en dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om spoedig een voorstel aan het Europees Parlement voor te leggen voor een gemeenschappelijke strategie tegenover Oost-Europa om de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van Zuidoost-Europa en tussen de landen van de regio onderling te verstevigen;

22.   is van mening dat de recente crisis tevens aantoont dat de voorbereidingen voor de uitbreiding van Unie moeten worden bespoedigd;

23.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de VN, het voorlopig burgerbestuur van de Verenigde Naties in Kosovo, de president en de regering van de Federale Republiek Joegoslavië, de overgangsraad voor Kosovo, en aan de regeringen van Albanië, Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije, Roemenië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië.

(1) Deel II, punt 23 van de notulen van die datum.
(2) Deel II, punt 17(e) van de notulen van die datum.

Juridische mededeling - Privacybeleid