Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 1996/0304(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0196/2000

Ingediende teksten :

A5-0196/2000

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2000)0358

Aangenomen teksten
Woensdag 6 september 2000 - Straatsburg
Beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's ***II
P5_TA(2000)0358A5-0196/2000

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (5685/1/2000 - C5-0180/2000 - 1996/0304(COD) )

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

-  gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5685/1/2000 - C5-0180/2000 )(1) ,

-  gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1996) 511 )(3) ,

-  gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(1999) 73 )(4) ,

-  geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

-  gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

-  gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0196/2000 ),

1.  wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad   Amendementen van het Parlement
(Amendement 1)
Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis) Het Verdrag inzake biologische diversiteit schrijft voor dat de verdragsluitende partijen behoud en duurzaam gebruik van de biologische diversiteit voorzover mogelijk en nodig in de desbetreffende sectoriële of sectoroverschrijdende plannen en programma's opnemen.
(Amendement 27)
Artikel 2, sub a), tweede streepje
   - die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn voorgeschreven;
   - die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn voorgeschreven of die door de Europese Unie worden gefinancierd ;
(Amendement 7)
Artikel 3, lid 5
   5. De lidstaten stellen door een onderzoek per geval of door specificatie van soorten plannen en programma's, of door combinatie van beide werkwijzen, vast of de in de leden 3 en 4 bedoelde plannen of programma's aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, waarbij in alle gevallen rekening wordt gehouden met in bijlage II opgenomen relevante criteria.
   5. De lidstaten stellen door een onderzoek per geval vast of de in de leden 3 en 4 bedoelde plannen of programma's aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, waarbij in alle gevallen rekening wordt gehouden met in bijlage II opgenomen relevante criteria.
(Amendement 9)
Artikel 3, lid 7
   7. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 5 bedoelde vaststellingen voor het publiek beschikbaar worden gesteld.
   7. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 5 bedoelde vaststellingen voor het publiek beschikbaar worden gesteld en dat wordt toegelicht waarom al dan niet een milieubeoordeling overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 9 te eisen, wordt verlangd .
(Amendement 10)
Artikel 3, lid 8, derde streepje
   - plannen en programma's die vallen onder de programmeringsperiode 2000-2006 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen of de programmeringsperioden 2000-2006 en 2000-2007 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen.
   - plannen en programma's die vallen onder de programmeringsperiode 2000-2006 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen of de programmeringsperioden 2000-2006 en 2000-2007 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen; de eisen van deze richtlijn gelden echter voor alle toekomstige plannen en programma's overeenkomstig deze of nieuwe communautaire verordeningen.
(Amendement 11)
Artikel 4, lid 3
   3. Voor plannen en programma's die deel uitmaken van een hiërarchie van plannen en programma's houden de lidstaten, om overlapping van beoordelingen te voorkomen, rekening met het feit dat de beoordeling, overeenkomstig deze richtlijn, op verschillende niveaus van de hiërarchie wordt uitgevoerd.
   3. Voor plannen en programma's die deel uitmaken van een hiërarchie van plannen en programma's bepalen de lidstaten, om overlapping van beoordelingen te voorkomen, op welk niveau de beoordeling, overeenkomstig deze richtlijn wordt uitgevoerd. Doel, inhoud en werkingssfeer van deze richtlijn, met name artikel 3, blijven daarbij onverlet.
(Amendement 14)
Artikel 6, lid 2
   2. De in lid 3 bedoelde instanties en het in lid 4 bedoelde publiek wordt tijdig, daadwerkelijk en binnen een passend tijdschema de gelegenheid geboden om vóór de vaststelling, of vóór de onderwerping aan de wetgevingsprocedure van het plan of programma, hun mening te geven over het ontwerpplan of -programma en het bijbehorende milieurapport.
   2. De in lid 3 bedoelde instanties en het in lid 4 bedoelde publiek wordt tijdig, daadwerkelijk en binnen een door de lidstaten vast te stellen passend tijdschema de gelegenheid geboden om vóór de vaststelling, of vóór de onderwerping aan de wetgevingsprocedure van het plan of programma, hun mening te geven over het ontwerpplan of -programma en het bijbehorende milieurapport.
(Amendement 15)
Artikel 6, lid 4
   4. De lidstaten bepalen het publiek als bedoeld in lid 2, met inbegrip van de relevante niet-gouvernementele organisaties, zoals organisaties die milieubescherming bevorderen en andere betrokken organisaties.
   4. De lidstaten bepalen het publiek als bedoeld in lid 2, namelijk wie door het besluitvormingsproces wordt of kan worden geraakt, dan wel er belang bij heeft met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, zoals organisaties die milieubescherming bevorderen en andere betrokken organisaties.
(Amendement 16)
Artikel 7, lid 1
   1. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat de uitvoering van een voor zijn grondgebied voorbereid plan of programma aanzienlijke milieueffecten in een andere lid staat kan hebben, of wanneer een lid staat die aanzienlijke gevolgen kan ondergaan hierom verzoekt, doet de lidstaat op het grondgebied waarvan het plan of programma wordt voorbereid vóór de vaststelling van dat plan of programma of vóór de onderwerping daarvan aan de wetgevingsprocedure een exemplaar van het ontwerpplan of -programma en van het desbetreffende milieurapport aan de andere lid staat toekomen.
   1. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat de uitvoering van een voor zijn grondgebied voorbereid plan of programma aanzienlijke milieueffecten in een andere staat kan hebben, of wanneer een staat die aanzienlijke gevolgen kan ondergaan hierom verzoekt, doet de lidstaat op het grondgebied waarvan het plan of programma wordt voorbereid vóór de vaststelling van dat plan of programma of vóór de onderwerping daarvan aan de wetgevingsprocedure een exemplaar van het ontwerpplan of -programma en van het desbetreffende milieurapport aan de andere staat toekomen.
(Amendement 17)
Artikel 9, lid 1 sub b) bis (nieuw)
   b bis) de maatregelen waartoe wordt besloten ter controle van de tenuitvoerlegging van plannen of programma's met het doel de nauwkeurigheid van de prognoses en de doelmatigheid van compenserende maatregelen te beoordelen en eventueel noodzakelijke herstelwerkzaamheden op gang te brengen.
(Amendement 18)
Artikel 9 bis (nieuw)
Artikel 9 bis
Toezicht
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de milieubeschermingsmaatregelen in het kader van de onder deze richtlijn vallende plannen en programma's. Zij voorzien in adequate controlesystemen om de doeltreffendheid van de milieueffectcorrigerende maatregelen te waarborgen en te toetsen.
(Amendement 19)
Artikel 10, lid 2
   2. Voor plannen en programma's waarvoor de verplichting om een milieubeoordeling uit te voeren gelijktijdig uit deze richtlijn en uit andere Gemeenschapswetgeving voortvloeit, kunnen de lidstaten voorzien in gecoördineerde of gezamenlijke procedures die aan de vereisten van de relevante Gemeenschapswetgeving voldoen, teneinde onder meer overlapping van beoordelingen te vermijden .
   2. Voor plannen en programma's waarvoor de verplichting om een milieubeoordeling uit te voeren gelijktijdig uit deze richtlijn en uit andere Gemeenschapswetgeving voortvloeit, voorzien de lidstaten in gecoördineerde of gezamenlijke procedures die aan de vereisten van de relevante Gemeenschapswetgeving voldoen, teneinde overlapping van beoordelingen onmogelijk te maken .
(Amendement 20)
Artikel 11, lid 2
   2. De lidstaten doen de Commissie mededeling van de maatregelen die zij nemen met betrekking tot de kwaliteit van de milieurapporten.
   2. De lidstaten zien erop toe dat de passende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de kwaliteit van de milieurapporten toereikend is om te voldoen aan de minimumeisen van de richtlijn en te voorkomen dat besluiten worden genomen op basis van milieurapporten die niet voldoen aan deze eisen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze maatregelen.
(Amendement 22)
Artikel 11, lid 4
   4. De Commissie rapporteert over het verband tussen deze richtlijn en de Verordeningen (EG) nr. 1260/99 en nr. 1257/99 ruim vóór het verstrijken van de in die verordeningen vastgestelde programmeringsperioden.
   4. De Commissie rapporteert over het verband tussen deze richtlijn, de Verordeningen (EG) nr. 1260/1999 en nr. 1257/1999 en andere hiermee verband houdende wetgeving van de Gemeenschap ruim vóór het verstrijken van de in die teksten vastgestelde programmeringsperioden.
(Amendement 23)
Artikel 12, lid 3
   3. De in artikel 4, lid 1, bedoelde verplichting is enkel van toepassing op plannen en programma's waarvoor de eerste formele voorbereidende handeling plaatsvindt na het in lid 1 vermelde tijdstip.
   3. De in artikel 4, lid 1, bedoelde verplichting is enkel van toepassing op plannen en programma's waarvoor de eerste formele voorbereidende handeling plaatsvindt na het in lid 1 van dit artikel vermelde tijdstip of die meer dan twaalf maanden na dat tijdstip worden aangenomen of ingediend .
(Amendement 24)
Bijlage I, sub f)
   f) de mogelijke aanzienlijke milieueffecten;
   f) de mogelijke aanzienlijke milieueffecten, inzonderheid voor de biodiversiteit, bevolking, gezondheid van de mens, fauna, flora, bodem, water, lucht, klimaatfactoren, stoffelijke goederen, o.a. architectonisch en archeologisch erfgoed, landschap en de wisselwerking tussen bovengenoemde elementen ;
(Amendement 25)
Bijlage I, sub i)
   i) een beschrijving van de voorgenomen maatregelen voor controle op de uitvoering van het plan of het programma;
   i) een beschrijving van de voorgenomen maatregelen voor controle op de uitvoering van het plan of het programma, alsmede van de doelmatigheid van maatregelen ter voorkoming, beperking of verhelpen van eventuele schadelijke gevolgen voor het milieu ;

(1) PB C 137 van 16.5.2000, blz. 11.
(2) PB C 341 van 9.11.1998, blz. 18.
(3) PB C 129 van 25.4.1997, blz. 14.
(4) PB C 83 van 25.3.1999, blz. 13.

Juridische mededeling - Privacybeleid