Resolutie van het Europees Parlement tot afsluiting van het debat over de instelling van een Europees Waarnemingscentrum voor industriële verandering
Het Europees Parlement,
- gezien de conclusies van de zittingen van de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000, en van 19 en 20 juni 2000 en zijn eigen desbetreffende resoluties,
A. overwegende dat noch de Europese Raad noch de Commissie het denkbeeld hebben vastgehouden van een waarnemingscentrum voor industriële verandering, dat zich zou moeten bezighouden met de uitwisseling van de beste praktijken voor het begeleiden van veranderingen, met inschakeling van de sociale partners en bedrijven in het algemeen,
B. overwegende dat de Europese Raad in plaats daarvan verklaarde dat voor het bereiken van het nieuwe strategische doel geen nieuwe processen vereist waren en dat een volledig gedecentraliseerde, op het subsidiariteitsbeginsel gebaseerde benadering zal worden toegepast,
C. overwegende dat de Europese Raad verschillende taken reserveerde voor zowel de Raad in zijn diverse samenstellingen en voor zijn ondergeschikte organen (zoals de werkgroep op hoog niveau inzake sociale bescherming) als voor de Commissie, waarbij de Commissie werd verzocht een jaarlijks synthetisch verslag op te stellen over vooruitgang op basis van overeengekomen structurele indicatoren,
1. schaart zich achter het standpunt van de Europese Raad en de Commissie om niet in te gaan op de suggestie voor de instelling van een waarnemingscentrum voor industriële verandering;
2. is van oordeel dat de Europese instellingen op hun eigen wijze voldoende goed zijn toegerust om de ontwikkelingen in het veld te beoordelen;
3. erkent dat er binnen de EU behoefte is aan verspreiding van informatie over de beste praktijken in zaken als de opvang van negatieve effecten van industriële veranderingen, de voorkoming van langdurige werkloosheid en over territoriale werkgelegenheidstrategieën en verzoekt daarom de sociale partners om gezamenlijk de passende structuur en organisatie voor dit doel te ontwikkelen;
4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de sociale partners.