Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2000/2087(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0209/2000

Ingediende teksten :

A5-0209/2000

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2000)0365

Aangenomen teksten
Woensdag 6 september 2000 - Straatsburg
Audiovisueel beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk
P5_TA(2000)0365A5-0209/2000

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk (COM(1999) 657 - C5-0144/2000 - 2000/2087(COS) )

Het Europees Parlement,

-  gezien de mededeling van de Commissie (COM(1999) 657 - C5-0144/2000 ),

-  gelet op de artikelen 157 en 151 van het Verdrag en op het Protocol nr. 9 bij het Verdrag van Amsterdam betreffende het openbare-omroepstelsel in de lidstaten,

-  gezien de conclusies van de Raad van 27 september 1999 inzake de resultaten van de openbare raadpleging over het convergentiegroenboek (in het bijzonder de aspecten in verband met de media en de audiovisuele sector)(1) ,

-  gezien de conclusies van de Raad van 16 mei 2000 inzake de beginselen en richtsnoeren van het audiovisuele beleid,

-  gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

-  gezien het verslag van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0209/2000 ),

A.  overwegende dat de thematiek van de audiovisuele sector de laatste jaren reeds uitgebreid ter sprake is gekomen tijdens de Conferentie van Birmingham in 1998, tijdens de raadpleging over het convergentiegroenboek (COM(1997) 623 ), en in de kantlijn van de herziening van de telecommunicatierichtlijnen,

B.  overwegende dat de audiovisuele sector niet alleen een van de belangrijkste sectoren is waar nieuwe banen ontstaan, maar ook een wezenlijke rol blijft spelen voor de democratie, de vrijheid van meningsuiting, het pluralisme en de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturen en talen in Europa; overwegende dat het belangrijker is de Europese inhoud te bevorderen dan deze kunstmatig te beschermen in een mondiale context die een dergelijke bescherming vrijwel onmogelijk maakt,

C.  overwegende dat de bestaande communautaire regelgeving voor de audiovisuele sector gezien de ontwikkeling van de digitale technologie snel aangepast moet worden, zodat er een juist evenwicht wordt bereikt tussen de nu geldende grondbeginselen en de veranderende technologie en marktsituatie,

D.  overwegende dat er door het aanbrengen van een scheiding tussen de regelgeving inzake infrastructuur en die inzake inhoud voor gewaakt moet worden dat de technologie en de markt niet de overhand krijgen en zo een bedreiging voor het pluralisme en de culturele verscheidenheid gaan vormen,

E.  overwegende dat in de Europese regelgeving inzake de audiovisuele sector mondiale verspreidingssystemen als internet buiten beschouwing blijven en dat evenmin aandacht wordt besteed aan de transmissie van gelijke of soortgelijke inhoud met behulp van andere technologische platforms,

F.  overwegende dat de burgers de toegang tot de audiovisuele diensten verzekerd moet worden volgens beginselen van universaliteit, betaalbaarheid en niet-discriminatie,

G.  overwegende dat de instelling van een Europees inhoudsforum tot nuttige synergieën tussen de Commissie, de bevoegde nationale instanties, de exploitanten en de gebruikers zou kunnen leiden,

H.  overwegende dat het mededingingsbeleid een geschikt en doeltreffend instrument moet kunnen zijn om het ontstaan van dominante posities te voorkomen, zowel in verband met de concentratie van de mediaeigendom in de nieuwe digitale omgeving als met het oog op het behoud van het pluralisme, doch er niet toe mag leiden dat de uitbouw van een concurrentieel en gevarieerd aanbod van Europese audiovisuele "inhoud” wordt beknot door het beperken van de staatssteun aan dergelijke producties,

I.  overwegende dat gecoördineerd optreden van de Commissie en de bevoegde nationale instanties in de audiovisuele sector bijzonder wenselijk lijkt,

J.  overwegende dat het openbare-omroepstelsel, zoals in Protocol nr. 9 bij het Verdrag van Amsterdam reeds is vastgesteld, een centrale rol blijft spelen voor de bescherming van het pluralisme, maar dat het de taak van de lidstaten blijft te beslissen over de vormen van financiering van de openbare dienst; overwegende dat niet alleen experimenten en onderzoek tot de legitieme taken van de openbare omroep behoren, maar dat dit ook moet gelden voor de potentieel onbeperkte toepassing van nieuwe technische mogelijkheden, om de openbare omroep onder dezelfde concurrentievoorwaarden op de markt te laten opereren,

K.  overwegende dat bij regelingen inzake de verantwoordelijkheid van de zender en de aanbieder voor de inhoud van programma's de openbare en de particuliere c.q. commerciële zendgemachtigden op dezelfde wijze op hun plichten moeten worden gewezen,

L.  overwegende dat de lidstaten geleidelijk de instrumenten voor de overgang naar digitale televisie over land voorbereiden,

M.  overwegende dat het bijzondere karakter van de radio-omroep bewaard moet blijven en dat de overgang naar digitale radio-omroep vergemakkelijkt moet worden,

N.  overwegende dat de Europese filmsector dringend behoefte heeft aan aanzienlijke geldmiddelen en een marketing- en distributiestructuur die de sector in staat stelt de uitdaging op de wereldmarkt aan te gaan en de culturele verscheidenheid te bevorderen; overwegende dat het Media-programma een nuttig instrument vormt, dat evenwel niet volstaat om de wenselijke groei van de audiovisuele sector in Europa en met name de auteursfilm op te vangen,

O.  overwegende dat in de nieuwe multimedia-omgeving verzekerd moet worden dat het beginsel dat de reclameboodschap gescheiden is van de artistieke, journalistieke of amusementsinhoud geëerbiedigd wordt,

P.  overwegende dat het auteursrecht, dat in de gedigitaliseerde omgeving op de tocht staat, gewaarborgd moet worden en dat het gezien het feit dat de eerbiediging van de intellectuele eigendom fundamenteel is voor de vitaliteit van de audiovisuele en filmsector, van kapitaal belang is dat het voorstel voor een richtlijn inzake het auteursrecht en aanverwante rechten in de informatiemaatschappij snel wordt aangenomen, zowel om de scheppende kunstenaars te beschermen als om de toegang tot en de omloop van de werken zeker te stellen,

Q.  overwegende dat het onderscheid tussen platform en inhoud op het internationale vlak verzekerd moet worden om te voorkomen dat inhoud in alle gevallen gelijk wordt gesteld met een willekeurige andere dienst die on line te koop is; overwegende dat de lokale dimensie en culturele verscheidenheid wezenlijke zaken zijn bij internationale onderhandelingen over audiovisuele diensten,

1.  deelt in grote lijnen de richtsnoeren van de Commissie voor het audiovisuele beleid in het digitale tijdperk en neemt er nota van dat het tijdschema voor de acties van de komende vijf jaar weinig nieuws bevat vergeleken bij de bepalingen van de bestaande regelgeving;

Herziening van de richtlijn Televisie zonder grenzen

2.  verzoekt de Commissie er gezien de ontwikkeling van de technologie en de diensten ten gevolge van de digitalisering voor te zorgen dat de voorbereidende werkzaamheden ter herziening van richtlijn 89/552/EEG (2) tijdig genoeg worden verricht om uiterlijk in 2002 een formele herziening mogelijk te maken;

3.  verzoekt de Commissie er bij de herziening van de wetgeving inzake de audiovisuele diensten voor te zorgen dat er een harde kern van beginselen voor alle audiovisuele diensten wordt vastgesteld die los staat van de techniek voor transmissie naar de gebruikers, of dat richtlijnen of specifieke regelgevende instrumenten worden voorbereid teneinde algemene regels voor elk type audiovisuele dienst vast te stellen, die los staan van de technieken voor doorgifte of verspreiding;

4.  is van mening dat de toets- en evaluatiecriteria en -methoden die worden gebruikt om de verslagen over de toepassing van de artikelen 4 en 5 van richtlijn 89/552/EEG op te stellen, absoluut homogeen moeten zijn, zodat men beschikt over vergelijkbare, correcte en objectieve analyses;

5.  verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om in de regelgeving inzake de nieuwe digitale diensten die via convergente netwerken worden aangeboden de bijzondere aard van de audiovisuele diensten in vergelijking met alle andere diensten van de informatiemaatschappij te benadrukken;

6.  schaart zich achter de doelstelling van de Commissie om de dienstverleners in de audiovisuele sector een duidelijke en voorspelbare wetgevingscontext te bieden; is van mening dat de invoering van digitale technologieën in de audiovisuele sector een aanpassing van het regelgevend kader noodzakelijk maakt, waarbij natuurlijk de voorkeur moet worden gegeven aan een gedifferentieerde en flexibele aanpak op grond van de bestaande wettelijke voorschriften; bij de invoering van nieuwe of de aanpassing van reeds bestaande regelingen moet rekening worden gehouden met de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en de groei;

Te waarborgen beginselen en wijzen van regulering van de nieuwe digitale diensten

7.  onderschrijft het beginsel van de scheiding van de regelgeving inzake transport en inhoud, en staat ook op het standpunt dat in de informatiemaatschappij het recht op toegang tot de netwerken - op grond van de regelgeving inzake de infrastructuur op basis van universaliteit en betaalbaarheid - en op toegang tot de inhoud die via deze gebracht wordt - op grond van de regelgeving inzake de inhoud op basis van universaliteit, betaalbaarheid, niet-discriminatie en transparantie - daadwerkelijk voor de gebruiker gewaarborgd moet zijn;

8.  is van oordeel dat regelgeving tot het strikt noodzakelijke beperkt moet blijven en alleen daar wenselijk is waar onvoldoende concurrentie heerst; dat zij altijd minimaal, duidelijk, eenvoudig, voorspelbaar en homogeen moet zijn, waarbij het in de lidstaten aan de markt moet worden overgelaten om met mededingingsregels te komen;

9.  is van mening dat enkele specifieke technische aspecten betreffende de toegang van de consument tot inhoud (elektronische programmagidsen en voorwaardelijke toegang, en elk technisch systeem tussen de toegang tot het zendmedium en de keuze van inhoud) waaronder zowel televisie- en interactieve diensten geregeld moeten worden teneinde het pluralisme en de verscheidenheid van culturen en talen te verzekeren en de vrije keuze van de gebruikers te beschermen;

10.  verzoekt de Commissie het belang te erkennen van de universele dienst teneinde maatschappelijke uitsluiting te voorkomen en een gemakkelijke toegang van de consument tot communicatiediensten te waarborgen; de als universele dienst aangemerkte diensten kunnen worden gewaarborgd door middel van financiële steun (heffingen, bijdragen van concurrenten, openbare begrotingsmiddelen, enz.) indien de lidstaten van oordeel zijn dat de universele dienst een onredelijke last legt op de verlener ervan;

11.  bekrachtigt dat de bescherming van minderjarigen en van de menselijke waardigheid in de audiovisuele en informatiediensten fundamenteel is ter bevordering van een harmonieuze ontwikkeling van de persoonlijkheid en tot behoud van een juist maatschappelijk evenwicht, en tevens onontbeerlijk is om een klimaat van vertrouwen te scheppen in een sector waarbinnen steeds meer programma's worden aangeboden;

12.  verzoekt de Commissie, de lidstaten, de openbare en particuliere radio- en televisieomroepen en alle andere belanghebbenden in de audiovisuele sector, meer te experimenteren met systemen voor het filtreren van programma's en andere methoden van ouderlijk toezicht ter bescherming van minderjarigen en daartoe in de lidstaten eventueel de nodige juridische voorwaarden te scheppen;

13.  stemt ermee in dat de audiovisuele inhoud geregeld wordt door middel van zelfregulering, maar meent dat dit moet gebeuren volgens beginselen die zijn vastgesteld door de bevoegde nationale en communautaire autoriteiten, liefst met gedragscodes waar iedereen achter staat;

14.  onderschrijft het door de Commissie gesteunde beginsel dat de toewijzing van schaarse frequenties op optimale efficiency gericht moet zijn, maar benadrukt dat het radiospectrumbeleid niet los kan worden gezien van andere openbare beleidsdoelstellingen waaraan openbare omroepen moeten voldoen;

15.  neemt nota van de conclusies van het Seminarie over Digitale Aardse Televisie in Lissabon en de activiteiten van Digital Video Broadcasting (DVB) en wenst dat de Raad en de lidstaten maatregelen nemen met het oog op een geleidelijke consensuele overgang op digitale televisie, vooral digitale televisie via een landverbinding;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten zich in te zetten voor het houden van een Europees adviesforum ter bespreking van de inhoudelijke aspecten van het audiovisuele en multimedia-aanbod (film, televisie, internet, videogames, webcasting, DVD, UMTS-telefoon, enz.), alsook de daarmee verband houdende economische en sociale aspecten;

Mededinging en de audiovisuele markt

17.  verzoekt de Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten er in het belang van het pluralisme voor te zorgen dat de vorming en instandhouding van dominante posities in de audiovisuele sector wordt verhinderd; verzoekt de Commissie de dominante positie van audiovisuele diensten aan de hand van economische en algemene criteria te evalueren, en hierbij de werking van de markten niet alleen procentueel te analyseren, doch tevens verticaal, horizontaal en intersectorieel, en rekening houdend met de gevolgen voor de Europese talen en de culturele identiteit (artikel 151, lid 4 van het Verdrag);

18.  verzoekt de Commissie derhalve om zorgvuldig te bestuderen of er passende initiatieven vastgesteld moeten worden voor de eigendom van de media in de nieuwe gedigitaliseerde omgeving, in het bijzonder ten aanzien van verticale concentraties;

19.  verzoekt de Commissie te zorgen voor coördinatie op Europees niveau van de regelgeving van de diverse nationale instanties inzake de audiovisuele sector; verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de oprichting van een Europees forum voor de bescherming van de transparantie op het Europese vlak in alle segmenten van de audiovisuele en multimediamarkt en voor het tegengaan van marktconcentraties die het pluralisme in gevaar kunnen brengen;

20.  verzoekt de Commissie om rekening te houden met de culturele eigenheid en de zwakke economische positie van de Europese audiovisuele sector bij het bepalen van haar concurrentiebeleid ten aanzien van deze sector en te zorgen voor sterke Europese concerns die op mondiale schaal kunnen concurreren;

Taken van de openbare radio- en televisieomroep

21.  acht de bepalingen van het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam inzake de rol van de openbare omroep van wezenlijk belang voor de instandhouding van het pluralisme; wijst erop dat het de taak van de lidstaten is om overeenkomstig Protocol 32 bij het Verdrag van Amsterdam de taken van de openbare omroep te definiëren en methoden voor de financiering van de openbare omroep vast te stellen;

22.  onderstreept dat de openbare en particuliere omroep moet innoveren en een voorlopersrol moet spelen binnen het gedigitaliseerde audiovisuele bedrijf;

23.  verzoekt de lidstaten, de bevoegde nationale instanties en de bewindvoerders daarvan om zich duidelijk uit te spreken voor een universeel verbreide en algemeen toegankelijke openbare omroep en deze door middel van must-carry-regelingen te waarborgen; wijst in dit verband op de fundamentele rol van de openbare digitale televisie per landverbinding en de noodzaak dit platform in de aanloop naar de overschakeling van analoog op digitaal via grotere capaciteit en betere dekking zo aantrekkelijk mogelijk te maken;

Overige initiatieven ten behoeve van de audiovisuele en aanverwante sectoren

24.  verzoekt de Commissie en de lidstaten zich in te zetten voor een evenwichtige ontwikkeling van de digitale audiovisuele industrie, de muzieksector en de digitale omroep in Europa;

25.  verzoekt de Commissie een studie te verrichten naar de sociaal-economische rol van de radio in Europa, met name van de functie die lokale radiozenders vervullen, en wenst dat het gebruik van de DAB-norm daarbij wordt gestimuleerd;

26.  verzoekt de Commissie nieuwe initiatieven te ontplooien ter ontwikkeling van de cybercinema en ter bevordering van de gelijktijdige distributie van Europese audiovisuele werken in de lidstaten op basis van de ervaringen die zijn opgedaan met de programma's Media opleiding en Media plus;

27.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat er extra middelen beschikbaar komen voor de Europese film, onder meer door de instelling van een garantiefonds; staat in dit verband welwillend tegenover het verzoek dat op de Top van Lissabon tot de EIB is gericht om de Europese audiovisuele productie te steunen;

28.  verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om elk binnen hun eigen bevoegdheden inhouden van hoge kwaliteit mede met fiscale maatregelen te erkennen en te ondersteunen;

29.  verzoekt de Commissie om het nut en de mogelijkheden van het uitvaardigen van een nieuwe filmrichtlijn grondig te onderzoeken, teneinde de ondersteuningsmechanismen voor de filmsector in de verschillende lidstaten te versterken en beter op elkaar af te stemmen, met als doel een echte interne Europese markt voor films te creëren;

30.  is het met de Commissie eens dat de regelgeving inzake reclame gewijzigd moet worden in verband met de vernieuwingen die de digitalisering brengt, met name ten aanzien van interactiviteit;

31.  verzoekt de Commissie en de Raad om bij de herziening van de regelgeving inzake reclame te blijven uitgaan van het beginsel dat reclameboodschappen en journalistieke inhoud duidelijk gescheiden moeten blijven;

32.  verzoekt de Commissie en de Raad zich in te zetten voor het scheppen van en de toegang tot de werken alsmede het in omloop brengen ervan in een digitale omgeving, en tevens te zorgen voor een goede bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten door middel van versterking van de richtlijn inzake het auteursrecht en aanverwante rechten in de informatiemaatschappij; dit is des te noodzakelijker omdat de verschillende vormen van internet nieuwe en belangrijke verspreidingskanalen vormen voor audiovisuele werken;

De internationale context

33.  wenst dat de Gemeenschap bij de ontwikkeling van haar audiovisuele beleid rekening houdt met de internationale dimensie en de globalisering en ook met de lokale dimensie ter bevordering van de culturele verscheidenheid, om te voorkomen dat het de grootte van het distributieplatform is die het type inhoud bepaalt ten koste van het pluralisme;

34.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in het standpunt van de Gemeenschap bij internationale onderhandelingen een onderscheid wordt gemaakt tussen de regelgeving inzake de platforms en die inzake de inhoud, zodat wordt voorkomen dat de audiovisuele diensten de regels van de netten en/of de elektronische handel volgen;

35.  wijst op het belang van het duale omroepsysteem in Europa waar de algemene openbare zendgemachtigden, wier openbare dienstverlenende taak door de lidstaten zelf wordt omschreven, door kunnen gaan met de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij en naast de commerciële omroepen kunnen voortbestaan en herhaalt dat dit Europees model moet worden gewaarborgd bij toekomstige WTO-onderhandelingen;

36.  verzoekt de Commissie met klem om door middel van een verantwoord audiovisueel beleid een gunstig investeringsklimaat te creëren waarin ook ondernemerstalent kan gedijen, teneinde ervoor te zorgen dat de audiovisuele bedrijfstak een plaats verwerft in de wereldeconomie en tegelijkertijd de culturele diversiteit wordt bevorderd;

37.  verzoekt de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat de Gemeenschap en haar lidstaten de mogelijkheden behouden om hun beleid op cultureel en audiovisueel gebied zelf te bepalen en uit te voeren om de culturele verscheidenheid in stand te houden;

o
o   o

38.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 283 van 6.10.1999, blz. 1.
(2) PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23.

Juridische mededeling - Privacybeleid