Resolutie van het Europees Parlement over het klonen van mensen
Het Europees Parlement,
- gezien het voorstel van de Britse regering om medisch onderzoek toe te staan waarbij gebruik wordt gemaakt van via kernceltransplantatie verkregen embryo's (het zogeheten "therapeutisch klonen”),
- onder verwijzing naar zijn resoluties van 16 maart 1989 over de ethische en juridische problemen in verband met genetische manipulatie(1)
en over kunstmatige inseminatie "in vivo” en "in vitro”(2)
, van 28 oktober 1993 over het klonen van menselijke embryo's(3)
, van 12 maart 1997 over klonen(4)
en van 15 januari 1998 over het klonen van mensen(5)
, en van 30 maart 2000(6)
,
- gezien de Overeenkomst van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de menselijke waardigheid met betrekking tot de toepassing van biologie en geneeskunst - de Overeenkomst inzake mensenrechten en biogeneeskunde - en onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement ter zake van 20 september 1996(7)
, en het aanvullend protocol dat het klonen van mensen verbiedt,
- gezien aanbeveling 1046 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over het gebruik van menselijke embryo's,
- gezien het vijfde kaderprogramma inzake onderzoek van de Gemeenschap en de specifieke uitvoeringsprogramma's,
- gezien richtlijn nr. 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 over de juridische bescherming van biotechnologische uitvindingen(8)
,
A. overwegende dat de menselijke waardigheid en de daaruit voortvloeiende waarde van ieder menselijk wezen de voornaamste doelen zijn van de lidstaten, die in tal van moderne grondwetten zijn vastgelegd,
B. overwegende dat het ongetwijfeld noodzakelijke medisch onderzoek dat voortvloeit uit de vooruitgang die is geboekt in de kennis van de menselijke genetica, in evenwicht moet worden gebracht met strikte ethische en sociale voorwaarden,
C. overwegende dat er andere methoden dan het klonen van embryo's bestaan om ernstige ziekten te genezen, zoals gebruikmaking van stamcellen van volwassenen of van de navelstrengen van pasgeboren kinderen, en dat er andere uitwendige oorzaken van ziekten zijn waar onderzoek naar verricht moet worden,
D. overwegende dat in het vijfde kaderprogramma en in besluit nr. 1999/167/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstatie inzake de kwaliteit van het leven en het beheer van levende organismen (1998 tot 2002) gesteld wordt dat er om dezelfde redenen geen steun wordt verleend aan onderzoekswerkzaamheden die kunnen worden uitgelegd als "klonen” met het doel om de kern van een kiem- of embryokern te vervangen door die van de cel van een individu, de cel van een embryo of een cel afkomstig van een latere ontwikkelingsfase van het menselijk embryo,
E. overwegende dat het dan ook verboden is om communautaire fondsen direct of indirect voor dergelijk onderzoek aan te wenden,
F. overwegende dat bovengenoemde richtlijn nr. 98/44/EG verklaart dat er in de Gemeenschap consensus bestaat over het feit dat ingrepen in de menselijke kiemlijn en het klonen van menselijke personen een inbreuk betekenen op de openbare orde en de zedelijkheid;
G. overwegende dat een nieuwe semantische strategie de morele betekenis van het klonen van mensen tracht af te zwakken,
H. overwegende dat er geen enkel onderscheid tussen "therapeutisch klonen” en "reproductief klonen” is en dat elke afzwakking van het huidig verbod de druk om de productie en het gebruik van embryo's verder te ontwikkelen, zal vergroten,
I. overwegende dat het als het klonen van mensen beschouwt het scheppen van menselijke embryo's die dezelfde genetische samenstelling bezitten als een ander levend of dood menselijk wezen op elk moment van zijn ontwikkeling, zonder mogelijk onderscheid naar de gebruikte methode,
J. overwegende dat het voorstel van de Britse regering moet worden goedgekeurd door beide Kamers van het Britse parlement die er in eer en geweten over moeten kunnen stemmen,
1. is van mening dat de mensenrechten en de eerbiediging van de menselijke waardigheid en het menselijk leven een voortdurend doel dienen te zijn van de wetgevende politieke activiteit;
2. is van mening dat "therapeutisch klonen”, dat het maken van menselijke embryo's voor louter wetenschappelijke doeleinden omvat, een ernstig ethisch dilemma doet ontstaan, een definitieve overschrijding van een normgrens op onderzoeksgebied betekent en in strijd is met het openbaar beleid dat door de Europese Unie gevoerd wordt;
3. vraagt de Britse regering om haar standpunt over het klonen van menselijke embryo's te herzien en verzoekt zijn waarde collega's, de leden van het Britse parlement, om in eer en geweten hun stem uit te brengen en het voorstel om onderzoek met gebruikmaking van via kernceltransplantatie verkregen embryo's toe te staan, te verwerpen wanneer het in stemming wordt gebracht;
4. verzoekt iedere lidstaat nogmaals om ieder onderzoek naar iedere vorm van klonen van mensen op zijn grondgebied via bindende wetgeving te verbieden en erop toe te zien dat iedere overtreding strafrechtelijk wordt vervolgd;
5. dringt erop aan om zo veel mogelijk politieke, wetgevende, wetenschappelijke en economische middelen te richten op therapieën die gebruik maken van stamcellen die aan volwassenen zijn ontnomen;
6. bevestigt nogmaals zijn volledige steun voor biotechnologisch wetenschappelijk onderzoek in de geneeskunde, maar met strikte ethische en sociale voorwaarden,
7. dringt nogmaals aan op technieken voor de kunstmatige inseminatie van mensen, die geen overtollige embryo's produceren om te voorkomen dat er overbodige embryo's worden aangemaakt;
8. verzoekt de bevoegde nationale en communautaire autoriteiten om erop toe te zien dat de octrooieerbaarheid en het klonen van het menselijk lichaam verboden blijven en in die zin de nodige maatregelen te treffen;
9. verzoekt de Commissie te waarborgen dat het vijfde kaderprogramma en alle specifieke uitvoeringsprogramma's ten volle worden nageleefd en wijst erop dat de beste methode om dit besluit ten uitvoer te leggen erin bestaat om te zorgen dat geen enkele onderzoeksinstelling die op enigerlei wijze betrokken is bij het klonen van menselijke embryo's, voor enig onderdeel van haar werkzaamheden middelen uit de EU-begroting ontvangt;
10. herhaalt nadrukkelijk dat er op het niveau van de Verenigde Naties een universeel en specifiek verbod op het klonen van mensen in alle stadia van hun vorming en ontwikkeling zou moeten bestaan;
11. meent dat elke tijdelijke commissie die het zelf instelt om de situatie en juridische problemen die het gevolg zijn van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de genetica van de mens te onderzoeken, moet uitgaan van de zienswijze die het al in zijn resoluties verwoord heeft; een dergelijke commissie zou problemen moeten behandelen waarover het Europees Parlement nog geen duidelijk standpunt ingenomen heeft; haar bevoegdheden, samenstelling en de duur van haar mandaat moeten worden vastgesteld op voorstel van de Conferentie van voorzitters, zonder dat deze een beperking van de bevoegdheden van de vaste commissie betekenen die bevoegd is voor het toezicht op en de toepassing van het Europees recht in dit soort aangelegenheden;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de leden van het Britse parlement en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.