Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2000/2154(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0217/2000

Ingediende teksten :

A5-0217/2000

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2000)0403

Aangenomen teksten
Donderdag 21 september 2000 - Brussel
Mededingingsregels
P5_TA(2000)0403A5-0217/2000

Resolutie van het Europees Parlement over de bekendmaking van de Commissie over mededingingsregels betreffende horizontale samenwerkingsovereenkomsten (C5-0304/2000 - 2000/2154(COS) )

Het Europees Parlement,

-  gezien de bekendmaking van de Commissie, overeenkomstig artikel 5 van de Verordening van de Raad (EEG) nr. 2821/71 van 20 december 1971 over de toepassing van artikel 81, lid 3 van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen zoals gewijzigd door Verordening (EEG) nr. 2743/72 (C5-0304/2000 (1) ),

-  gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

-  gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0217/2000 ),

A.  overwegende dat het op het gebied van antitrustmaatregelen, fusies en verticale beperkingen de praktijk is ontwerpteksten naar het Europees Parlement te sturen voordat deze worden gepubliceerd, zelfs bij ontstentenis van enige officiële wettelijke verplichting,

B.  overtuigd van het belang van het verruimen van een dergelijke praktijk naar de horizontale samenwerkingsovereenkomsten,

C.  zich bewust van de noodzaak het huidige wettelijke kader en de praktijken te wijzigen teneinde rekening te houden met de veranderende economie voor wat betreft de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, alsmede de specialisatieovereenkomsten en andere horizontale overeenkomsten,

1.  is verheugd over het voorstel van de Commissie om de horizontale samenwerkingsovereenkomsten te evalueren op basis van een economische benadering binnen de context van de verregaande hervorming van het mededingingsbeleid door de Commissie;

2.  is bezorgd over de door de Commissie gekozen optie voor de behandeling van horizontale beperkingen die verschilt van haar behandeling van verticale beperkingen. Dit houdt in dat er in plaats van één groepsvrijstellingsverordening twee specifieke ontwerpverordeningen zullen zijn waaronder niet alle vrijgestelde beperkingen vallen, en enkele richtsnoeren die een groot aantal overeenkomsten bestrijken die niet in de verordeningen zijn opgenomen hetgeen een verschillende wettelijke behandeling van de onderscheiden overeenkomsten tot gevolg heeft;

3.  is van opvatting dat enkele overeenkomsten die in de richtsnoeren worden genoemd, zoals afname- en commercialisatieovereenkomsten, moeten worden opgenomen in een groepsvrijstellingsverordening;

4.  is van mening dat in sommige gevallen de maximumduur van de vrijstelling bij gemeenschappelijke exploitatie van de resultaten verlengd zou moeten worden van vijf jaar, zoals in de verordening is voorgesteld, tot tien jaar teneinde aan de partijen rechtszekerheid en veiligheid te bieden met betrekking tot omvangrijke O&O-projecten;

5.  vraagt de Commissie de nieuwe voorstellen slechts te beschouwen als een tussentijdse stap bij de opstelling van een algemene groepsvrijstellingsverordening voor horizontale beperkingen;

6.  is verontrust over het voorstel van de Commissie om uitsluitend marktaandeellimieten te gebruiken als graadmeter van de marktmacht en verzoekt de Commissie alternatieve middelen te onderzoeken om de marktmacht nauwkeuriger te evalueren;

7.  juicht de Commissievoorstellen toe om bij de evaluatie van horizontale overeenkomsten te opteren voor een economische benadering maar dringt bij de Commissie aan op meer verduidelijking van de bepalingen waarin wordt geregeld of horizontale of verticale richtsnoeren moeten worden gehanteerd;

8.  vraagt de Commissie in de richtsnoeren duidelijk te bepalen dat wederkerige en unilaterale toeleveringsovereenkomsten ("handelsleveranties”) van het verbod van artikel 81, lid 1 zijn uitgezonderd;

9.  erkent de noodzaak de hernationalisering van het communautaire mededingingsrecht te voorkomen en dringt er bij de Commissie op aan de nationale mededingingsinstanties ervan te weerhouden de vrijgestelde overeenkomsten te heroverwegen in het licht van hun nationale wetgeving;

10.  is bezorgd over het feit dat in richtsnoeren 122 en 141 een arbitrair marktaandeellimiet van 15% wordt vastgesteld en verzoekt de Commissie deze limiet tot een minimum van 20% op te trekken;

11.  verzoekt de Commissie om de duur van de overgangsperiode voor de invoering van deze verordeningen tot twee jaar te verlengen;

12.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan de parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 118 van 27.4.2000, blz. 3.

Juridische mededeling - Privacybeleid