Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 1999/2156(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0227/2000

Ingediende teksten :

A5-0227/2000

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2000)0404

Aangenomen teksten
Donderdag 21 september 2000 - Brussel
Complementariteit tussen het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap en van de lidstaten
P5_TA(2000)0404A5-0227/2000

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie betreffende de complementariteit tussen het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap en van de lidstaten (COM(1999) 218 - C5-0179/1999 - 1999/2156(COS) )

Het Europees Parlement,

-  gezien de mededeling van de Commissie (COM(1999) 218 - C5-0179/1999 ),

-  gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

-  gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A5-0227/2000 ),

A.  verwijzend naar zijn resoluties van 28 oktober 1993 over intensievere coördinatie van de ontwikkelingshulp van de lidstaten en van de Europese Gemeenschap(1) , van 21 februari 1997 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de complementariteit van het Gemeenschapsbeleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en het beleid van de lidstaten(2) , en van 17 februari 2000 over de samenhang in het ontwikkelingsbeleid van de Unie(3) ,

B.  overwegende dat overeenkomstig artikel 177 van het EG-Verdrag het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een aanvulling vormt op het beleid van de lidstaten,

C.  verwijzend naar de resolutie van de Raad van 21 mei 1999 betreffende complementariteit,

D.  overwegende dat overeenkomstig artikel 180 van het EG-Verdrag de Gemeenschap en de lidstaten hun ontwikkelingssamenwerkingsbeleid coördineren en overleg plegen over hun hulpprogramma's, ook in internationale organisaties en tijdens internationale conferenties,

E.  overwegende dat de Europese Unie op mondiaal niveau de belangrijkste donor van ontwikkelingshulp is,

F.  overwegende dat de complementariteit van het ontwikkelingsbeleid deel zou moeten uitmaken van een globale strategie die ook de samenhang en de coördinatie van dat beleid zou moeten behelzen,

G.  overwegende dat het bij diverse gelegenheden heeft benadrukt dat het van belang is om vorderingen te maken op het gebied van de samenhang en de coördinatie om de doelstellingen van het Europees ontwikkelingsbeleid beter te kunnen verwezenlijken, maar dat de Raad en de lidstaten tot dusverre helaas niet echt blijk hebben gegeven van politieke wil op dit gebied,

H.  overwegende dat het verschil in benadering van het nationale en het Europese beleid een van de oorzaken is van het gebrek aan coördinatie tussen het communautaire ontwikkelingsbeleid en het beleid van de lidstaten op dit gebied,

I.  ervan overtuigd dat de Europese Unie het geëigende echelon vormt waarop de politieke obstakels opgelost moeten worden en stappen gezet kunnen worden om het beleid van de lidstaten en dat van de Gemeenschap beter op elkaar te laten aansluiten,

J.  overwegende dat, wanneer de Commissie en de lidstaten gecoördineerd optraden in internationale organisaties en tijdens internationale conferenties, bijvoorbeeld op de conferentie van Peking en de conferentie van Cairo, de resultaten ruim voldoende waren,

K.  overwegende dat sinds 1999 door de instellingen van Bretton Woods nieuwe instrumenten zijn ingevoerd, onder meer het Comprehensive Development Framework (CDF) en het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP),

L.  zijn instemming betuigend met het voorstel van de Commissie, en hopende dat er op deze manier vooruitgang geboekt kan worden op het gebied van de complementariteit,

M.  overwegende dat de mondiale uitdagingen, met name de ongelijkheden en verschillen die in de loop van het globaliseringproces ontstaan, een versterking van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie vergen en dat een grotere complementariteit zou bijdragen tot een dergelijke versterking,

N.  overwegende dat de Commissie in haar mededeling over de hervorming van het beheer van de externe hulp in een vereenvoudiging van de comitologieprocedure voorziet,

1.  betreurt dat de belangrijke doelstellingen voor EU-steun, te weten complementariteit, coördinatie en samenhang, als losse zaken worden behandeld en niet als een coherent geheel;

2.  verzoekt de Raad en de Commissie hun werkzaamheden op het gebied van de complementariteit te versnellen en met name uitvoering te geven aan de verschillende resoluties die de Raad en het Europees Parlement hierover hebben aangenomen;

3.  is verheugd dat, op basis van de proefprojecten die in enkele landen zijn uitgevoerd, de uitwisseling van gegevens en het overleg ter plaatse in de afgelopen periode konden worden verbeterd;

4.  is evenwel van mening dat de lidstaten meer informatie met elkaar moeten uitwisselen en meer met de Commissie moeten overleggen om tot een betere onderlinge coördinatie te komen en complementariteit van het ontwikkelingsbeleid mogelijk te maken;

5.  betreurt echter dat de Commissie geen algemene balans heeft opgemaakt waardoor de problemen in kaart gebracht hadden kunnen worden en misschien beter had kunnen worden aangegeven hoe er sneller vooruitgang kan worden geboekt;

6.  is met de Raad en de Commissie van mening dat operationele coördinatie, mits in een coherent kader, de beste manier is om de doelstelling van complementariteit tussen het beleid van de lidstaten en dat van de Gemeenschap te verwezenlijken en aanmerkelijke invloed uit te kunnen oefenen op de instrumenten voor internationale coördinatie tussen alle donoren;

7.  verzoekt de Raad en de Commissie om het comitologiestelsel te wijzigen door de deelneming van de lidstaten te concentreren op de planningsfase, zodat complementariteit bij de planning en een grotere wendbaarheid in de fase van de uitvoering van afzonderlijke projecten is verzekerd;

8.  stemt in met de voorstellen van de Commissie op het gebied van de beleidscoördinatie en het beheer van het menselijk potentieel op het niveau van de Unie;

9.  benadrukt dat delegatie van de besluitvormingsbevoegdheden binnen de bestuursorganen voor ontwikkelingssamenwerking van zowel de EU als de lidstaten een eerste vereiste is voor de verwezenlijking van een grotere complementariteit en verzoekt de Commissie om op korte termijn te laten weten hoe zij de decentralisatie denkt te versterken;

10.  is van mening dat voor een doelmatiger aanwending van de communautaire steun een uitbreiding nodig is van de personele middelen van de Gemeenschap voor het beheer van de gelden voor ontwikkelingssamenwerking;

11.  acht het nuttig dat de Commissie een aantal gebieden heeft genoemd waar zij specifieke voordelen heeft, maar betreurt dat geen melding gemaakt wordt van haar algemene verantwoordelijkheid om een visie te ontwikkelen en voorstellen te doen; het ontwikkelen van een visie in nauwe samenwerking met de lidstaten is een conditio sine qua non voor de verwezenlijking van de gewenste complementariteit en maakt het bovendien mogelijk de Europese verlangens en opvattingen uit te dragen binnen de internationale fora;

12.  acht het van prioritair belang dat de samenhang, in brede zin, van de ontwikkelingsacties van de Europese Unie wordt versterkt om de doeltreffendheid van het beleid van de Europese Unie te verbeteren en de geloofwaardigheid ervan te vergroten;

13.  verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een operationeel actieplan op te stellen om te bepalen welke gebieden en middelen prioriteit moeten krijgen met het oog op een snellere verwezenlijking van complementariteit, en om voorstellen terzake te doen;

14.  is van mening dat de Commissie verder moet gaan dan de huidige mededeling en een algemenere tekst moet opstellen, waarin de complementariteit, de samenhang en de coördinatie worden behandeld om het communautaire en bilaterale ontwikkelingsbeleid binnen de Europese Unie in algemene zin te versterken en zo de zichtbaarheid daarvan te vergroten;

15.  betreurt dat de cruciale kwestie van de coördinatie in internationale fora onvoldoende aandacht heeft gekregen in de bemoeienissen en voorstellen van de Commissie;

16.  verzoekt de Raad en de Commissie om in het kader van de complementariteit, de samenhang en de coördinatie rekening te houden met NGO's, met name de NGO's op ontwikkelingsgebied, en steunt en stimuleert hun deelname aan de coördinerende instanties van de Gemeenschap en de lidstaten;

17.  wijst erop dat coördinatie in situ alleen efficiënt kan plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van de betroffen landen en in het kader van door hen gekozen strategieën;

18.  merkt evenals de Commissie op dat er voor een verhoging van de complementariteit voldoende politieke wil en operationele middelen vereist zijn; is verheugd dat deze politieke wil in de Unie in de afgelopen periode over het algemeen is versterkt, ondanks de terughoudendheid van sommige lidstaten, maar eist dat de versterking van de politieke wil resulteert in concrete acties;

19.  verzoekt de Raad en de Commissie om het Parlement op de hoogte te houden van de concrete vooruitgang die wordt geboekt bij geplande en lopende initiatieven ter bevordering van complementariteit, met name in verband met de vaststelling van strategieplannen voor elk land;

20.  betreurt dat de Commissie, en dat geldt overigens ook voor andere delen van het ontwikkelingsbeleid, niet beschikt over voldoende evaluatie- en analysecapaciteit, waardoor zij moet teruggrijpen op het werk van andere organisaties die niet hetzelfde politieke en sociale bewustzijn hebben als de EU; verzoekt derhalve om voldoende versterking van de capaciteiten van de Commissie op dit gebied;

21.  betreurt dat de Commissie geen balans heeft opgemaakt van de coördinatie in internationale fora en verzoekt om een onderzoek naar de reële mogelijkheden van de Commissie en de lidstaten om tijdens internationale conferenties en in internationale organisaties gecoördineerd naar buiten te treden om de complementariteit en de doeltreffendheid van het EU-optreden in deze fora te verbeteren; verzoekt de secretaris-generaal van de Raad en vertegenwoordiger voor het GBVB een studie op te stellen over de mogelijkheden voor coördinatie van de standpunten van de lidstaten in de verschillende internationale fora;

22.  dringt erop aan dat de door de Commissie voorgestelde geharmoniseerde regeling voor de strategiedocumenten per land van de Gemeenschap zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd;

23.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de activiteiten van hun externe diensten te coördineren om te zorgen voor een doeltreffende complementariteit in situ; verzoekt de Commissie in dit verband om bij haar plannen voor decentralisering en hervorming van de delegaties oog te hebben voor het doel van complementariteit;

24.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 315 van 22.11.1993, blz. 250.
(2) PB C 85 van 17.3.1997, blz. 178.
(3) Punt 7 van de aangenomen teksten.

Juridische mededeling - Privacybeleid