Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2001/0021(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0210/2001

Ingediende teksten :

A5-0210/2001

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2001)0338

Aangenomen teksten
Donderdag 14 juni 2001 - Straatsburg
Bescherming van varkens *
P5_TA(2001)0338A5-0210/2001
Tekst
 Resolutie

Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (COM(2001) 20 - C5-0039/2001 - 2001/0021(CNS) )

Dit voorstel wordt als volgt gewijzigd:

Door de Commissie voorgestelde tekst(1)   Amendementen van het Parlement
Amendement 1
OVERWEGING 5 BIS (nieuw)
(5 bis) In de wijzigingen van de bijlage bij richtlijn 91/630/EEG worden door de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk 1 januari 2002 gedetailleerde voorwaarden vastgesteld voor:
   - staartknippen, met o.a. verbod op het routinematig knippen
   - tanden slijpen, met o.a. verbod op tanden trekken en routinematig tanden slijpen
   - castratie van mannelijke jonge varkens die alleen door een veearts of door iemand die gekwalificeerd is voor het verrichten van castraties en onder verdoving uitgevoerd mag worden
   - de lichtsterkte, zodat de dieren een minimum aan licht of daglicht hebben.
Amendement 2
OVERWEGING 6
   (6) Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk het welzijn en de gezondheid, economische en sociale overwegingen en het milieueffect.
   (6) Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk het welzijn en de gezondheid, economische en sociale overwegingen en het milieueffect. Een belangrijk aspect zijn de klimaatverschillen tussen de regio's van de Europese Unie, die het gedrag van dieren, de productiesystemen en de rentabiliteit sterk beïnvloeden.
Amendement 3
OVERWEGING 6 BIS (nieuw)
(6 bis) Er moet meer aandacht worden geschonken aan de omstandigheden waarin uit derde landen in de EU ingevoerd varkensvlees wordt geproduceerd. Deze kwestie moet ook aan de orde worden gesteld bij de WTO-partners van de EU.
Amendement 4
OVERWEGING 6 TER (nieuw)
(6 ter) De lidstaten waarborgen deze sector door een concentratie van de steunmiddelen dat de te verwachten uitgebreide investeringen ook kunnen worden uitgevoerd.
Amendement 5
OVERWEGING 7
   (7) Het is dienstig dat de Commissie een nieuw verslag indient waarin rekening wordt gehouden met aanvullend onderzoek en praktische ervaringen om het welzijn van varkens verder te verbeteren, met name ten aanzien van aspecten die in Richtlijn 91/630/EEG niet aan de orde komen.
   (7) D e Commissie dient uiterlijk per 1 januari 2004 een nieuw verslag in, waarin rekening wordt gehouden met aanvullend onderzoek en praktische ervaringen om het welzijn van varkens verder te verbeteren, met name ten aanzien van aspecten die in Richtlijn 91/630/EEG niet aan de orde komen.
Amendement 6
OVERWEGING 7 BIS (nieuw)
(7 bis) Alle wijzigingen van richtlijn 91/630/EEG die door de Raad worden aangenomen moeten in alle kandidaat-lidstaten volgens hetzelfde tijdschema als in de lidstaten worden ingevoerd teneinde concurrentieverstoring te voorkomen.
Amendement 7
OVERWEGING 7 TER (nieuw)
(7 ter) De wetenschappelijke grondslag voor de vaststelling van nieuwe normen is de situatie in de Noord-Europese landen. Ter wille van de volledigheid en de objectiviteit dienen de wetenschappelijke gegevens te worden aangevuld, rekening houdend met de geografische omstandigheden in de zuidelijke landen.
Amendement 8
OVERWEGING 8 BIS (nieuw)
(8 bis) Daar sommige bepalingen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/630/EEG beduidende wijzigingen van rentabiliteit en mededingingssituatie van de bedrijven tot gevolg kunnen hebben, dient de wijziging van de bijlagen bij deze richtlijn in overeenstemming met artikel 37 van het Verdrag te zijn.
Amendement 9
OVERWEGING 8 TER (nieuw)
(8 ter) De Commissie dient voorstellen voor te leggen voor een gemeenschappelijke etiketteringsregeling voor varkensvlees, die de producenten kunnen aanwenden wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van deze richtlijn.
Amendement 10
OVERWEGING 9 QUATER (nieuw)
(9 quater) De Commissie dient gemeenschappelijke regels voor te leggen voor het houden van varkens in open lucht.
Amendement 11
ARTIKEL 1, PUNT -1
Artikel 3, punt 1 (richtlijn 91/630/EEG )
   - 1. Artikel 3, punt 1 wordt vervangen door:
"1. Met ingang van 1 januari 2006 alle nieuw gebouwde of verbouwde en/of na die datum voor het eerst in gebruik genomen bedrijven ten minste aan de volgende eisen voldoen.
De vrije ruimte per in groep gehouden gespeend varken of gebruiksvarken bedraagt ten minste:
   - 0,20 m2 voor varkens met een gemiddeld gewicht van ten hoogste 10 kg,
   - 0,30 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht tussen 10 en 20 kg,
   - 0,40 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht tussen 20 en 30 kg,
   - 0,60 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht tussen 30 en 50 kg,
   - 0,80 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht tussen 50 en 85 kg,
   - 1,00 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht tussen 85 en 110 kg,
   - 1,3 m 2 voor varkens met een gemiddeld gewicht van meer dan 110 kg;
Bovengenoemde minimumnormen met ingang van 1 januari 2012 voor alle bedrijven gelden.”
Amendement 13
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 2 (richtlijn 91/630/EEG )
   2. Vloeren moeten aan de volgende eisen voldoen:
   2. Vloeren moeten aan de volgende eisen voldoen:
Gespeende biggen en opfokvarkens: ten minste een derde van de minimaal vereiste vloeroppervlakte per dier moet bestaan uit een dichte vloer, waarvan maximaal 10% bestaat uit afvoer . Bij betonnen roostervloeren gelden een minimale balkbreedte van 75 mm en een maximale spleetbreedte van 25 mm.
Gespeende biggen en opfokvarkens: ten minste een derde van de minimaal vereiste vloeroppervlakte per dier moet bestaan uit een dichte, goed begaanbare en slipvrije vloer, waarvan maximaal 10% bestaat uit open afvoerruimte. Bij betonnen roostervloeren gelden een minimale balkbreedte van 75 mm en een maximale spleetbreedte van 25 mm.
Guste drachtige zeugen en gelten: de minimaal vereiste oppervlakte aan dichte vloer, waarvan maximaal 10% bestaat uit afvoer , bedraagt:
Guste drachtige zeugen en gelten: de minimaal vereiste oppervlakte aan goed begaanbare en slipvrije vloer, waarvan maximaal 10% bestaat uit open afvoerruimte :
   - 1,3 m2 per guste drachtige zeug;
   - 0,95 m2 per gelte.
   - 1,3 m2 per guste en drachtige zeug;
   - 0,95 m2 per gelte.
Bij betonnen roostervloeren gelden een minimale balkbreedte van 80 mm en een maximale spleetbreedte van 30 mm .
Bij betonnen roostervloeren gelden een minimale balkbreedte van 80 mm en een maximale spleetbreedte van 25 mm .
Amendement 15
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 3 (richtlijn 91/630/EEG )
   3. Het bouwen van of verbouwen tot voorzieningen waar zeugen en gelten worden aangebonden, is verboden. Met ingang van 1 januari 2006 is het aanbinden van zeugen en gelten verboden.
   3. Het bouwen van of verbouwen tot voorzieningen waar zeugen en gelten worden aangebonden, is verboden. Met ingang van 1 januari 2006 is het aanbinden van zeugen en gelten volledig verboden.
Amendement 16
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 3 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
3 bis. Boxen voor beren moeten zodanig zijn gelegen en geconstrueerd dat de beer zich kan omdraaien en andere varkens kan horen, ruiken en zien. De ligplaats moet droog en comfortabel zijn. De minimale oppervlakte voor een volwassen beer bedraagt 6 m2 . Met ingang van 1 januari 2005 moet een box een goed begaanbare en slipvrije oppervlakte van minimaal 10 m2 hebben, wanneer deze ook wordt gebruikt voor natuurlijke dekking.
Amendement 17
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 4 (richtlijn 91/630/EEG )
   4. Zeugen en gelten mogen niet worden opgesloten in individuele boxen vanaf vier weken na het dekken tot zeven dagen vóór de uitgerekende werpdatum. Bij wijze van uitzondering mogen dieren die buitengewoon agressief zijn, die zijn aangevallen door andere zeugen, of die ziek of gewond zijn, tijdelijk worden opgesloten in een individuele box. Individuele boxen waarin het dier zich niet gemakkelijk kan omdraaien, mogen niet worden gebruikt voor guste drachtige zeugen.
   4. Zeugen en gelten mogen niet worden opgesloten in individuele boxen vanaf zeven dagen na het dekken tot zeven dagen vóór de uitgerekende werpdatum. Wanneer een zeug of een gelte gedurende een gedeelte van de eerste zeven dagen na het dekken wordt opgesloten in een individuele box, moet de box minimaal zo groot zijn dat het dier zich gemakkelijk kan omdraaien. Bij wijze van uitzondering mogen dieren die buitengewoon agressief zijn, die zijn aangevallen door andere zeugen, of die ziek of gewond zijn, tijdelijk worden opgesloten in een individuele box. Individuele boxen waarin het dier zich niet gemakkelijk kan omdraaien, mogen niet worden gebruikt voor guste drachtige zeugen.
Amendement 18
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 1 (richtlijn 91/630/EEG )
   - de huisvesting van guste drachtige zeugen en gelten moet, naast de mestruimte en eventuele voederstallen of -boxen, een gemeenschappelijke ligruimte omvatten met een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,3 m² per zeug (0,95 m² per gelte);
   - de huisvesting van guste drachtige zeugen en gelten moet toegang geven tot een qua grootte en temperatuur adequate ligruimte, waar alle dieren gelijktijdig kunnen liggen met een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,3 m² per zeug (0,95 m² per gelte);
Amendement 19
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 3 (richtlijn 91/630/EEG )
   - alle zeugen moeten permanent kunnen beschikken over grond om in te wroeten of over los materiaal dat voldoet aan de desbetreffende eisen van de bijlage ;
   - alle zeugen moeten zich te allen tijde bezig kunnen houden met voeder of andere beweeglijke of veranderlijke materialen.
Amendement 20
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 3 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
   - stallen, boxen en apparaten voor de varkenshouderij moeten volgens de voorschriften en regelmatig worden gereinigd en gedesinfecteerd.
Amendement 21
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 4 (richtlijn 91/630/EEG )
   - het voedersysteem voor zeugen in groepshuisvesting moet waarborgen dat ieder dier voldoende voedsel tot zich kan nemen zonder te worden aangevallen, zelfs in aanwezigheid van concurrenten;
   - het voedersysteem voor zeugen moet waarborgen dat ieder dier voldoende voedsel tot zich kan nemen zonder te worden aangevallen, zelfs in aanwezigheid van concurrenten;
Amendement 22
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 4 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
   - in stallen voor biggen van meer dan 20 kg en fok- en mestvarkens moet er een besproeiingsinstallatie of een gelijkaardig systeem aangebracht worden om de lichaamstemperatuur van de dieren te kunnen regelen;
Amendement 23
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje5 (richtlijn 91/630/EEG )
   - alle zeugen moeten naast energierijk voer ook vezelrijk voer krijgen om hun honger te stillen en in hun kauwbehoefte te voorzien. Het energierijk voer kan eenmaal daags worden verstrekt maar vezelrijk voer moet gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
   - naast krachtvoer moeten de zeugen - overeenkomstig de beginselen van een adequate voeding - ook vezelrijk voer krijgen om hun honger te stillen en in hun kauwbehoefte te voorzien.
Amendement 24
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 5, streepje 5 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
   - drachtige en jonge zeugen moeten stro of iets anders hebben dat hun een gevoel van verzadiging geeft en voldoet aan hun behoefte aan materiaal om in te wroeten.
Amendement 25
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 3, punt 6 (richtlijn 91/630/EEG )
   6. Met ingang van 1 januari 2002 zijn de bepalingen van de punten 2 en 4 van toepassing op alle nieuw gebouwde, verbouwde of na die datum voor het eerst in gebruik genomen bedrijven. Met ingang van 1 januari 2012 zijn die bepalingen van toepassing op alle bedrijven.
De bepalingen van punt 5, het eerste tot en met het vierde streepje, zijn niet van toepassing op bedrijven met minder dan tien guste drachtige zeugen.
   6. Met ingang van 1 januari 2003 zijn de bepalingen van de punten 2 en 4 van toepassing op alle nieuw gebouwde, verbouwde of na die datum voor het eerst in gebruik genomen bedrijven. Met ingang van 1 januari 2012 zijn die bepalingen van toepassing op alle bedrijven.
Amendement 26
ARTIKEL 1, PUNT 1 BIS (nieuw)
Artikel 4 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
1 bis. Er wordt een artikel 4 bis ingevoerd:
""Artikel 4 bis
Met ingang van 1 juli 2006 is het couperen van staarten verboden, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat couperen de doeltreffendste methode is om een specifieke uitbraak van staartbijten aan te pakken en dat deze uitbraak niet kan worden bestreden door de agressieve dieren af te zonderen. Onder deze omstandigheden is het couperen van staarten toegestaan mits:
   - het couperen plaatsvindt onder verdoving en met aanvullende voortgezette pijnbestrijding door een dierenarts, en
   - de varkenshouder na het couperen zo snel als praktisch mogelijk is zorgt voor een verbetering van de omstandigheden en het beheer, gericht op het voorkomen van toekomstige uitbraken van staartbijten. De benodigde verbeteringen van de omstandigheden en het beheer moeten worden besproken en overeengekomen met de bevoegde nationale autoriteiten.”
Amendement 27
ARTIKEL 1, PUNT 1 TER (nieuw)
Artikel 5 (richtlijn 91/630/EEG )
1 ter. Artikel 5 wordt vervangen door:
""Artikel 5
De voorschriften in de bijlage kunnen volgens de procedure van artikel 10 worden gewijzigd om rekening te houden met de wetenschappelijke vooruitgang en met proeven die zijn uitgevoerd op groepen bedrijven die representatief zijn voor alle landen van de Unie. Indien de nieuwe voorschriften in de bijlagen de inhoud van de richtlijn echter ingrijpend wijzigen en/of belangrijke gevolgen hebben voor het economisch evenwicht of de organisatie van het werk in de bedrijven, moeten de voorgenomen aanpassingen van de regelgeving gebaseerd zijn op artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap .”
Amendement 28
ARTIKEL 1, PUNT 2, ALINEA 1
Artikel 5 bis, lid 1 (richtlijn 91/630/EEG )
   1. Eenieder die dieren verzorgt, heeft instructies en richtsnoeren gekregen inzake de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 3 van de bijlage bij deze richtlijn en begrijpt deze bepalingen.
   1. Eenieder die dieren verzorgt, dient instructies en richtsnoeren te hebben gekregen door middel van een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde opleiding inzake de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 3 en van en de bijlage bij deze richtlijn en over het op juiste wijze behandelen van en in voorkomend geval verzorgen van varkens. Voorafgaande praktijkervaring mag in de plaats komen van deze opleiding, mits de kennis van de betreffende persoon inzake bovenstaande bepalingen en zijn deskundigheid op het gebied van het behandelen en verzorgen van varkens vóór 1 juli 2003 zijn beoordeeld en als bevredigend zijn aangemerkt door een onafhankelijke beoordelaar die is erkend door de bevoegde autoriteit .
Amendement 29
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 5 bis, lid 2 (richtlijn 91/630/EEG )
   2. De lidstaten zien erop toe dat passende opleiding beschikbaar is. Bij dergelijke opleiding moet bijzondere aandacht worden besteed aan welzijnsaspecten.”
   2. De lidstaten zien erop toe dat passende opleiding, verzorgd door bevoegde opleidingsinstellingen, beschikbaar is voor varkenshouders en dierenartsen . Bij dergelijke opleiding moet bijzondere aandacht worden besteed aan welzijnsaspecten. Een agrarische beroepsopleiding van drie jaar beantwoordt eveneens aan het doel van deze opleiding.
Amendement 30
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 5 bis, lid 2 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
2 bis. Varkensfokkers en bedrijfsleiders moeten een afsluitend getuigschrift van een door de ter zake bevoegde instantie goedgekeurde praktijk- en theorieopleiding hebben als voorwaarde voor het overnemen of leiden van een varkensproductiebedrijf.
Amendement 31
ARTIKEL 1, PUNT 3
Artikel 6(richtlijn 91/630/EEG )
Uiterlijk op 1 januari 2008 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor op basis van een advies van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren.
Uiterlijk op 1 januari 2004 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor op basis van een advies van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren en rekening houdend met de uiteenlopende geografische situatie van de varkensfokkerijen in de Unie .
Het verslag betreft met name:
Het verslag betreft met name:
   1. de invloed van de bezettingsgraad bij verschillende houderijsystemen op het welzijn en de gezondheid van varkens,
   1. de invloed van de bezettingsgraad op het welzijn en de gezondheid van varkens, bij verschillende houderijsystemen en op verschillende plaatsen ,
1 bis. regels voor het houden van varkens in de open lucht,
1 ter. specifieke temperatuurvereisten voor varkens in verschillende klimatologische omstandigheden,
1 quater. een vergelijking tussen het gebruik van roostervloeren en het gebruik van stro voor wat betreft de effecten voor milieu en welzijn van dieren.
   2. de verdere ontwikkeling van groepshuisvestingssystemen voor drachtige zeugen,
   2. de verdere ontwikkeling van groepshuisvestingssystemen voor drachtige zeugen,
   3. de minimaal vereiste oppervlakte voor individueel gehuisveste volwassen fokberen,
   3. de minimaal vereiste oppervlakte voor individueel gehuisveste volwassen fokberen,
   4. de verdere ontwikkeling van op de behoeften van de zeugen afgestemde huisvestingssystemen voor zeugen in dekafdelingen en voor zeugen in de perinatale periode waarbij de dieren vrij kunnen rondlopen, zonder dat dit resulteert in extra uitval van biggen,
   4. de verdere ontwikkeling van op de behoeften van de zeugen afgestemde huisvestingssystemen voor zeugen in dekafdelingen en voor zeugen in de perinatale periode waarbij de dieren vrij kunnen rondlopen, zonder dat dit resulteert in extra uitval van biggen,
   5. de ontwikkeling van technieken die chirurgische castratie minder noodzakelijk maken,
   5. de ontwikkeling van productiemethoden die chirurgische castratie minder noodzakelijk maken,
   6. de houding en het gedrag van de consument ten aanzien van varkensvlees indien het welzijn van de dieren niet of niet veel zou verbeteren.
   6. de houding en het gedrag van de consument ten aanzien van varkensvlees indien het welzijn van de dieren niet of niet veel zou verbeteren,
6 bis. een marktonderzoek dat het mogelijk maakt te analyseren of de markt rekening houdt met de extra kosten die worden veroorzaakt door maatregelen op het gebied van dierenwelzijn,
6 ter. een volledig onderzoek naar de economische gevolgen van de maatregelen die in deze richtlijn als geheel worden vastgesteld.
Dit verslag kan in voorkomend geval vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen.
Dit verslag kan in voorkomend geval vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen.
Amendement 32
ARTIKEL 1, PUNT 3 BIS (nieuw)
Artikel 7, lid 3 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
3 bis. Onderstaand nieuw lid 3 bis toevoegen aan artikel 7:
"3 bis. De Commissie stelt uiterlijk op 1 januari 2002 een verslag aan de Raad en het Europees Parlement op over de mate waarin de bepalingen in deze richtlijn en de bijlage zijn nageleefd en over de verrichte controle.”
Amendement 33
ARTIKEL 1, PUNT 4
Artikel 10, lid 3 bis (nieuw) (richtlijn 91/630/EEG )
3 bis. Indien de nieuwe voorschriften in de bijlage de inhoud van de richtlijn echter ingrijpend wijzigen en/of belangrijke gevolgen hebben voor het economisch evenwicht of de organisatie van het werk in de bedrijven, moeten de voorgenomen aanpassingen van de regelgeving worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 37 van het Verdrag .

(1) PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 114.


Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (COM(2001) 20 - C5-0039/2001 - 2001/0021(CNS) )

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

-  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2001) 20 (1) ),

-  geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag (C5-0039/2001 ),

-  gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

-  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0210/2001 ),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het aldus gewijzigde Commissievoorstel;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter dit standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 114.

Juridische mededeling - Privacybeleid