Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG
van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's (7551/1/2001 - C5-0296/2001
- 1998/0243(COD)
)
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
- gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (7551/1/2001 - C5-0296/2001
),
- gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(1)
inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1998) 449(2)
),
- gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2000) 329(3)
)
- gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
- gelet op artikel 80 van zijn Reglement,
- gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0324/2001
),
1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad
Amendementen van het Parlement
Amendement 3
ARTIKEL 1 BIS (NIEUW)
Artikel 1 bis
1.
Uiterlijk op …* legt de Commissie de Raad en het Europees Parlement een verslag voor over de toepassing van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG
en zo nodig voorstellen tot wijziging ervan. Het verslag behandelt met name:
(a)
hoe de interne markt voor icbe's kan worden verdiept en verbreed, in het bijzonder met betrekking tot grensoverschrijdende marketing van icbe's (inclusief fondsen voor rekening van derden), het functioneren van het paspoort voor beheermaatschappijen, het functioneren van het vereenvoudigde prospectus als voorlichtings- en marketinginstrument, de herziening van de reikwijdte van nevenactiviteiten en de mogelijkheden voor een betere samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in verband met de gezamenlijke interpretatie en toepassing van de richtlijn,
(b)
de mate waarin de richtlijn van toepassing is op verschillende soorten producten (zoals institutionele fondsen, onroerendgoedfondsen, master-feeder funds, hedge funds); met name wordt in de studie onderzocht wat de omvang van de markt voor dergelijke fondsen is, welke regelgeving in voorkomend geval van toepassing is in de lidstaten en of deze fondsen verder moeten worden geharmoniseerd,
(c)
hoe de fondsen zijn opgezet, inclusief de delegatieregels en -praktijken en de verhouding tussen fondsbeheerder en bewaarder,
(d)
de beleggingsregels voor icbe's, bijvoorbeeld het gebruik van derivaten en andere instrumenten en technieken in verband met beleggingen in effecten, de regelgeving inzake indexfondsen, de regelgeving inzake geldmarktinstrumenten, deposito's, de regelgeving inzake "fonds-in-fonds”beleggingen alsmede de diverse beleggingsbegrenzingen,
(e)
de concurrentieverhouding tussen fondsen die door een beheermaatschappij worden beheerd en beleggings-maatschappijen onder "zelfbeheer”.
Bij de voorbereiding van haar verslag raadpleegt de Commissie zo veel mogelijk de betrokken bedrijfstakken alsmede consumentenorganisaties en toezichthoudende instanties.
2.
De lidstaten mogen de op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande icbe's geen langere termijn dan 60 maanden na de datum in kwestie toekennen om aan de nieuwe nationale wetgeving te voldoen.
____________ * Drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.