Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2001/2023(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0023/2002

Ingediende teksten :

A5-0023/2002

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2002)0058

Aangenomen teksten
PDF 128kWORD 37k
Donderdag 7 februari 2002 - Straatsburg
Betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen in het kader van de opbouw van Europa
P5_TA(2002)0058A5-0023/2002

Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen in het kader van de opbouw van Europa (2001/2023(INI))

Het Europees Parlement,

-  gezien de bijeenkomsten die werden georganiseerd door de Commissie constitutionele zaken met de commissies voor Europese aangelegenheden van de nationale parlementen van de lidstaten en kandidaatlanden op 20 en 21 maart 2001 en 10 en 11 juli 2001,

-  gezien de recente verklaringen van verschillende staatshoofden en regeringsleiders over de toekomst van Europa

-  gezien de bijdrage van de XXIVste bijeenkomst van de COSAC op 22 mei 2001 in Stockholm,

-  gezien het verslag van de Franse Senaat van 13 juni 2001 over een Europese "Tweede Kamer",

-  gezien de resolutie van het Comité van de regio's van 14 november 2001 over de voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de voortzetting van de ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende Intergouvernementele Conferentie,

-  gezien de bijdrage van de XXVste bijeenkomst van de COSAC op 5 oktober 2001 in Brussel,

-  gezien de tekst die op 7 november 2001 in Brussel werd aangenomen door de vervolgconferentie over de parlementaire dimensie van het Europees veiligheids- en defensiebeleid,

-  gezien de Conferentie van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie en de kandidaatlanden op 16 en 17 november 2001 in Stockholm,

-  gezien de buitengewone bijeenkomst van de COSAC op 30 november en 1 december 2001 in Brussel,

-  gezien de Verklaring van Laken over de toekomst van de Europese Unie,

-  gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Commissie juridische zaken en interne markt (A5&nbhy;0023/2002),

A.  overwegende dat de rol van de nationale parlementen een van de vier uitdrukkelijk genoemde onderwerpen is in de aan het Verdrag van Nice gehechte Verklaring betreffende de uitbreiding van de Europese Unie hetgeen het belang en de actualiteit van deze kwestie onderstreept,

B.  overwegende dat het democratisch tekort in de Unie groter dreigt te worden als gevolg van de ontoereikende voortgang die wordt geboekt op het vlak van de democratische controle op het integratieproces en de recente ontwikkelingen op verschillende terreinen in het kader van dit proces,

C.  verontrust over de ernstige onevenwichtigheid die is ontstaan tussen enerzijds de bevoegdheden die zijn toegekend aan de uitvoerende instellingen en technische instanties en anderzijds de mogelijkheden die alle parlementen samen worden geboden tot deelname aan en controle op de wetgevingsbesluiten en de politieke keuzes van de Unie,

D.  overwegende dat de parlementaire component in het Europese institutionele bestel moet worden versterkt om het democratisch tekort aan te vullen en meer democratie in de Unie te garanderen,

E.  overwegende dat door de Conventie die op de Europese Raad van Laken is ingesteld, niet wordt getornd aan de ratificatiebevoegdheid van de lidstaten (via hun parlementen of door middel van een referendum);

1.  is ervan overtuigd dat de ongerustheid van de nationale parlementen ten opzichte van de Europese Unie het noodzakelijk maakt om hun bevoegdheden ten aanzien van de nationale regeringen en de Europese Unie beter en eenduidiger te definiëren, waarbij het met name gaat om:

   - de uitbreiding van hun bevoegdheden ten aanzien van hun respectieve regering;
   - het toewijzen van een nieuwe rol aan de parlementen, namelijk de uitoefening van constitutionele bevoegdheden;
   - het op gang brengen van een nauwere en efficiëntere samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement;
  

en meer in het bijzonder wat hun bevoegdheden ten aanzien van hun respectieve regering betreft:

   - de aansturing van nationale ministers en nationale regeringen bij hun werk in de Raad;
   - de controle van de nationale parlementen op de standpunten van de nationale ministers en de nationale regeringen in de Raad;
   - de aansturing van nationale parlementen bij de uitvoering van Europees beleid in de lidstaten met name ten aanzien van de Europese programma's en Europese fondsen;
   - de controle van nationale parlementen op de uitvoering van Europees beleid in de lidstaten met name voor wat betreft de effecten van dat beleid en het financiële beheer van de door de EU toegekende middelen;
   - de aansturing en controle van de nationale parlementen op de correcte uitvoering van Europese richtlijnen en verordeningen;

2.  wijst erop dat het Europees Parlement zichzelf niet beschouwt als exclusieve vertegenwoordiger van de burgers en hoeder van de democratie, en dat de rol van de nationale parlementen zeer belangrijk is;

3.  wijst erop dat het Europees Parlement en de nationale parlementen elk op hun eigen werkterrein volwaardige vertegenwoordigers zijn van de volkeren van de Unie; daarom moet de noodzakelijke parlementarisering van de Unie berusten op de twee volgende pijlers: enerzijds de verruiming van de bevoegdheden van het Europees Parlement ten aanzien van alle communautaire besluitvorming, anderzijds de versterking van de positie van de nationale parlementen ten opzichte van hun regeringen;

4.  herinnert eraan dat in het Verdrag van Maastricht en in het Verdrag van Amsterdam de eerste belangrijke bakens werden uitgezet op weg naar deze parlementarisering;

5.  herhaalt met klem dat met het oog op een noodzakelijke democratisering en parlementarisering de medebeslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement op alle wetgevingsgebieden absoluut noodzakelijk is;

6.  acht het beslist noodzakelijk dat de nationale parlementen hun controlebevoegdheden ten volle aanwenden in alle gevallen waar er geen medebeslissing is;

7.  wijst verontrust op het feit dat de door het volk verkozen parlementen, zowel op nationaal als op Europees niveau, er samen moeten op toezien dat de regeringen geen nieuwe intergouvernementele rechten en instrumenten creëren die de parlementen uitschakelen, zoals bijvoorbeeld de "open coördinatie" of de zogenaamde coregulering;

8.  verlangt dat het lidmaatschap van het Europees Parlement niet cumuleerbaar is met het lidmaatschap van een nationaal of regionaal parlement;

Versterking van de bevoegdheden van de nationale parlementen ten opzichte van hun regering

9.  wenst dat het aan het Verdrag van Amsterdam gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen voor wat betreft het voorafgaand informeren van de nationale parlementen en de mogelijkheid voor deze parlementen om te interveniëren tijdens de fase waarin Europese wetsteksten door hun nationale regeringen in de Raad worden voorbereid, overeenkomstig een reeds kenbaar gemaakt verzoek van de COSAC van Versailles wordt gewijzigd;

10.  stelt voor dat de beste praktijken van de nationale parlementen adequaat worden toegelicht en verspreid, dat er optimale voorwaarden worden geschapen voor informatie-uitwisseling, wederzijds inzicht in elkaars bevoegdheden en activiteiten en voor het gebruik van nieuwe technologieën;

11.  verklaart zich bereid bij te dragen tot een uitgebreider dialoog met de nationale parlementen tijdens de goedkeuring van het programma van de Europese Commissie om de naleving van het subsidiariteitsbeginsel in het communautair wetgevingsproces te garanderen;

Versterking van de samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement

12.  merkt op dat de COSAC een belangrijk instrument is voor het uitwisselen van informatie tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement en het nader op elkaar afstemmen van hun standpunten en dat alle mogelijkheden die dit instrument biedt nog niet zijn benut; is niettemin overtuigd van de noodzaak om binnen de EP-delegatie van de COSAC te komen tot een betere afspiegeling van het politieke pluralisme;

13.  stelt voor de samenwerking tussen de parlementaire commissies van de nationale parlementen en van het Europees Parlement in alle sectoren die samenhangen met de Europese integratie te ontwikkelen en te stroomlijnen, onder andere op het vlak van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de Economische en Monetaire Unie, de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en constitutionele aangelegenheden;

14.  legt er de nadruk op dat het wenselijk zou zijn de uitwisseling van informatie tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen over vraagstukken die betrekking hebben op het GBVB, resp. het Europees veiligheids- en defensiebeleid, te intensiveren en te verbeteren om aldus tot een uitgebreidere onderlinge dialoog te komen;

15.  stelt voor een "interparlementair akkoord" op te stellen tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement om dit samenwerkingsverband in te stellen en eventueel uit te breiden tot:

   - wederzijdse indicatieve toezeggingen inzake multilaterale of bilaterale programma's voor bijeenkomsten over Europese aangelegenheden van gemeenschappelijk belang van algemene of sectoriële aard,
   - de uitwisseling van informatie en documenten;

16.  stelt vast dat er in het kader van de vergaderingen van Europese fracties en Europese politieke partijen vaker en regelmatiger contacten worden gelegd binnen elke Europese politieke familie en is verheugd dat deze bijeenkomsten regel worden en aldus kunnen bijdragen tot een versterking en verrijking van het democratisch leven op zowel nationaal als Europees vlak; benadrukt verder het belang van een statuut voor de Europese partijen; die een centrale rol moeten spelen bij de ontwikkeling van een democratischer EU;

Het besluitvormingsproces mag niet worden verzwaard

17.  is van oordeel dat de instelling van een kamer bestaande uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen geen oplossing vormt voor de moeilijkheden die sommige parlementen ondervinden bij met name de controle op het Europees beleid van hun regering, en slechts zou leiden tot vertraging van de communautaire wetgevingsprocedures, ten koste van de democratie en transparantie;

18.  stelt bovendien vast dat er op Europees niveau reeds sprake is van een dubbele legitimiteit – Unie van staten en volkeren – op wetgevingsgebied dankzij de betrokkenheid van Raad en Europees Parlement; dat het niet wenselijk is om het besluitvormingsproces te verzwaren of te compliceren; dat vermeden moet worden dat de respectieve rollen van de Europese en nationale instellingen worden ondergebracht in een verwarrende gelaagde structuur;

19.  wijst op het belang van de overeengekomen deelname van vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de nationale parlementen aan de komende Conventie over een grondwet van de Europese Unie, en hoopt dat de verschillende partijen op deze Conventie door intensieve discussie hun visies kunnen verenigen, opdat de mening van de volkeren van Europa over de Europese politieke toekomst zo harmonisch mogelijk tot uitdrukking kan komen;

De voorbereiding door de Conventie van de toekomst van de Europese Unie

20.  is verheugd over de geïnstitutionaliseerde deelname van de nationale parlementen, het Europees Parlement, de Commissie en de vertegenwoordigers van de staatshoofden en regeringsleiders aan de Conventie, wat tot optimisme stemt over een doeltreffende voorbereiding van de herziening van de verdragen;

21.  spreekt zich uit voor het ontstaan – om te beginnen via de door de Raad van Laken in te stellen Conventie – van een constituerende bevoegdheid die gemeenschappelijk wordt uitgeoefend door de nationale parlementen, de Commissie, het Europees Parlement en de regeringen van de lidstaten, waardoor niet alleen een doeltreffender voorbereiding van de herziening van de Verdragen mogelijk wordt, maar ook een grotere legitimiteit zou worden gegeven aan de pogingen tot Europese integratie en aldus een nieuwe bladzijde zou worden omgeslagen voor wat betreft de rol van de parlementen bij de opbouw van Europa, hetgeen een grote institutionele innovatie zou betekenen;

o
o   o

22.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de staatshoofden en regeringsleiders en de parlementen van de lidstaten en de kandidaatlanden.

Juridische mededeling - Privacybeleid