Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gewijzigde voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2002) 134 – C5&nbhy;0130/2002 – 2001/0226(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gewijzigd voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 134),
– gelet op artikel 156, lid 1 en artikel 251, lid 2 van het EG&nbhy;Verdrag, op grond waarvan het gewijzigde voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5&nbhy;0130/2002),
– gelet op artikel 67 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5&nbhy;0188/2002),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. is van mening dat de financiële gevolgen van het voorstel verenigbaar zijn met het huidige maximum van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten en dat het voorstel niet leidt tot beperking van andere programma's die momenteel uit hoofde van dezelfde rubriek worden gefinancierd;
3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 2 juli 2002 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2002 van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Gezien het advies van het Comité van de regio's(3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De gecumuleerde achterstand in de financiering van het trans-Europese vervoersnet beloopt 60% van het totale steunbedrag voor projecten. Er moeten nog grote problemen worden opgelost in verband met de 14 door de Europese Raad van Essen goedgekeurde prioritaire projecten; een verhoging van het niveau van de communautaire medefinanciering wordt derhalve noodzakelijk geacht.
(2)De Commissie dient de verantwoordelijkheden van de lidstaten op het vlak van de uitvoering van de projecten te evalueren. Op basis van deze evaluatie dient zij een voorstel in te dienen ter verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten.
(3) De groei van het verkeer in het afgelopen decennium - in het bijzonder het zware vrachtverkeer - heeft overal in de Gemeenschap tot meer verkeersopstoppingen en milieuvervuiling geleid. De huidige capaciteit van het wegennet en van de spoorweginfrastructuur is verre van optimaal en de zwakste punten zijn de weg- en baanvakken bij de grensovergangen. De grote vertraging bij de realisatie van het Trans-Europees vervoersnet wordt veroorzaakt door grensoverschrijdende spoorwegprojecten waarvoor de aanleg van infrastructuur, zoals tunnels of bruggen met een aanzienlijke lengte, vereist is, waardoor de financiële levensvatbaarheid van dergelijke projecten dikwijls uiterst gering is. Dit geldt met name voor grensoverschrijdende spoorwegprojecten in gebieden die worden gekenmerkt door natuurlijke barrières, zoals de Alpen en de Pyreneeën.
(4) De grensoverschrijdende aansluitingen van energienetwerken zijn belangrijk om te zorgen voor de goede werking van de interne markt, de continuïteit van de energievoorziening en het optimale gebruik van de bestaande energie-infrastructuur. Daarom moet het voordeel van een hogere financiële bijstand kunnen worden uitgebreid tot de ontwikkelingsfase van prioritaire projecten op het gebied van energienetwerken, zonder dat dit tot een verhoging van de in de financiële vooruitzichten 2003-2006 voor energienetwerken gereserveerde communautaire middelen leidt. Deze bijstand geldt voor prioritaire projecten op het gebied van energienetwerken die door zelfstandige ondernemingen worden beheerd, die voor de Europese economie noodzakelijk maar voor afzonderlijke ondernemingen niet rendabel zijn en die de concurrentie tussen ondernemingen niet verstoren.
(5) Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid tot verhoging van de steun tot maximaal 20% van de totale investeringskosten bij projecten die betrekking hebben op knelpunten in het grensoverschrijdende vervoer en bij projecten aan de grenzen met kandidaat-lidstaten waarmee in sterke mate wordt bijgedragen tot de verbetering van het Trans-Europees netwerk zoals dat is vastgelegd in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een Trans-Europees vervoersnet(5).
(6) Daar het wegens financiële beperkingen moeilijk kan zijn om grensoverschrijdende projecten met kandidaat-lidstaten uit te voeren, dient extra steun, inclusief particulier kapitaal, beschikbaar te worden gesteld voor de meest dringend noodzakelijke verbeteringen aan vervoersinfrastructuur aan de grenzen met kandidaat-lidstaten. De mogelijke economische levensvatbaarheid en de sociaal-economische meerwaarde van de projecten en hun verenigbaarheid met de nagestreefde duurzame mobiliteit dienen te worden beoordeeld. De voor deze specifieke projecten uitgetrokken middelen dienen de gehele financieringsperiode 2003-2006 te bestrijken, ongeacht de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.
(7)De Raad Vervoer heeft op 26 maart 2002 een akkoord bereikt over de juridische aspecten van de gemeenschappelijke onderneming GALILEO en heeft er met name mee ingestemd een bedrag van 450 miljoen euro voor de financiering van de ontwikkelingsfase vrij te maken en deze middelen aan de gemeenschappelijke onderneming GALILEO toe te wijzen.
(8) De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad(6) dienen te worden aangepast om rekening te houden met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).
(9) De financiële middelen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2236/95 dienen te worden verhoogd teneinde de meest dringend noodzakelijke verbeteringen aan vervoersinfrastructuur aan de grenzen met kandidaat-lidstaten te kunnen financieren. Een dergelijke verhoging dient verenigbaar te zijn met het maximum van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten en mag niet leiden tot beperking van andere programma's die momenteel uit hoofde van dezelfde rubriek worden gefinancierd. Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(8), en met name punt 33 daarvan dat betrekking heeft op wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, dient de Commissie, wanneer zij afwijkt van het vastgestelde financieringskader, dat nauwkeurig te rechtvaardigen, rekening houdend met de verkregen resultaten die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt. Voorafgaand aan de nieuwe toewijzing van middelen binnen het financieel kader voor de projecten in de vervoersector dient de Commissie de begrotingsautoriteit te raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat een en ander aansluit bij de door het Europees Parlement vastgestelde prioriteiten. Om de doelstellingen van het Trans-Europese vervoersnet te kunnen verwezenlijken en de uitdagingen die de uitbreiding voor het vervoersbeleid inhoudt, te kunnen aangaan, is een aanzienlijke verhoging van de financiële middelen voor projecten in de vervoersector in de volgende financiële vooruitzichten noodzakelijk.
(10) Verordening (EG) nr. 2236/95 moet derhalve worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2236/95 wordt als volgt gewijzigd:
1) In artikel 5 komt lid 3 als volgt te luiden:
"
3. Ongeacht de gekozen vorm van bijstand mag het totaalbedrag van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening niet meer dan 10% van de totale investeringskosten belopen. Het totale bedrag aan bijstand van de Gemeenschap mag echter in de volgende gevallen bij wijze van uitzondering evenwel oplopen tot 20% van de totale investeringskosten:
a)
bij projecten die tot doel hebben knelpunten in grensoverschrijdende spoorverbindingen weg te werken en/of betrekking hebben op ontbrekende verbindingen in gebieden waar natuurlijke barrières het vrij verkeer van goederen en passagiers belemmeren, die de veiligheid bevorderen en die in sterke mate bijdragen tot vermindering van de onevenwichtigheden tussen de verschillende vervoerswijzen en tot verbetering van de intermodaliteit van het spoor-, weg- en watervervoer binnen het Trans-Europese vervoersnet, zoals dit is vastgelegd in Beschikking Nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een Trans-Europees vervoersnet*;
b)
bij andere projecten die betrekking hebben op knelpunten aan de grenzen met kandidaat-lidstaten waarbij de toegevoegde waarde bijzonder hoog is op het punt van grotere veiligheid en minder congestie, binnen het Trans-Europese vervoersnet;
c)
bij projecten die betrekking hebben op satellietnavigatie- en plaatsbepalingssystemen als bedoeld in artikel 17 van Beschikking nr. 1692/96/EG;
d)
bepaalde prioritaire projecten op het gebied van energienetwerken die in Beschikking nr. .../.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... [tot wijziging van Beschikking nr. 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector]** worden genoemd. Met het oog op het vaststellen van deze prioritaire projecten op het gebied van energienetwerken legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een opsomming en een beschrijving van de maatregelen die bij een verhoging van het maximumpercentage voor communautaire bijstand van 10% naar 20% van de totale kosten naar verwachting tot snellere verwezenlijking van de desbetreffende prioritaire projecten zullen leiden;
e)
projecten in de telecommunicatiesector, zonder verhoging van het algemene niveau van de middelen.
_________________
* PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.
** PB L ....
"
2)In artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:
"
2 ter. Indien een actie binnen een termijn van tien jaar na de toekenning van financiële bijstand niet is voltooid, vordert de Commissie de toegekende bijstand terug. Wanneer sprake is van een uitzonderlijke projectgrootte of van vertraging die rederlijkerwijze niet kon worden voorzien, kan de Commissie van deze termijn afwijken.
"
3) Artikel 17 komt als volgt te luiden:
"
Artikel 17
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank, die geen stemrecht heeft. De kandidaat-lidstaten kunnen, wanneer er een punt op de agenda staat dat hen in het bijzonder aangaat, aan de werkzaamheden van het comité deelnemen met de status van waarnemer.
Het comité wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad (*) van toepassing, met inachtneming van de artikelen 7 en 8 daarvan.
_____________________
* PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
"
4)In artikel 18 wordt de eerste alinea vervangen door de volgende tekst:
"
De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening voor de periode 2000-2006 bedragen 4 700 miljoen euro en worden onderworpen aan een tussentijdse herziening, op grond van de uitvoering van deze verordening.
De toewijzing van middelen is gekoppeld aan het kwalitatieve en kwantitatieve niveau van de tenuitvoerlegging, met inbegrip van de beperking van de groei van verkeersstromen en luchtverontreiniging. Niet-benutting van de middelen leidt tot annulering van de vastleggingskredieten na n+2 jaar.
"
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 197 van 29.7.1999, blz.1).