Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2002/2027(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0247/2002

Ingediende teksten :

A5-0247/2002

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2002)0348

Aangenomen teksten
PDF 37kWORD 52k
Dinsdag 2 juli 2002 - Straatsburg
Begroting voor 2003
P5_TA(2002)0348A5-0247/2002

Resolutie van het Europees Parlement over de begroting voor 2003 met het oog op de overlegprocedure voorafgaand aan de eerste lezing door de Raad (2002/2027(BUD))

Het Europees Parlement,

-   gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag, artikel 177 van het Euratom-Verdrag en artikel 78 van het EGKS-Verdrag,

-   gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(1), in het bijzonder bijlage III,

-   gezien het voorontwerp van begroting van de Commissie voor 2003,

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2002 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2003 - Afdeling III - Commissie(2),

-   gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie visserij (A5-0247/2002),

A.   overwegende dat de Commissie een voorontwerp van begroting (VOB) voor 2003 heeft voorgelegd, waarin een stijging van de vastleggingskredieten wordt voorzien van 1,4% ten opzichte van de begroting voor 2002,

B.   overwegende dat het totaal van de betalingskredieten stijgt met 2,7% ten opzichte van de begroting voor 2002 (gemiddeld groeipercentage van de begrotingen van de lidstaten 3,4%), dat is 1,03% van het BNP van de Gemeenschap, het laagste niveau van de afgelopen jaren, terwijl dit percentage bij de begroting voor 2002 1,05% van het BNP van de Gemeenschap bedroeg; overwegende dat het maximum in de financiële vooruitzichten voor 2003 1,08% van van het BNP van de Gemeenschap bedraagt,

C.   overwegende dat er gezien het niveau van de vastleggings- en betalingskredieten een marge overblijft van respectievelijk 2,308 miljard EUR en 4,720 miljard EUR onder het in de financiële vooruitzichten 2000-2006 vastgestelde maximum,

D.   overwegende dat het op grond van artikel 272, lid 9 van het EG-Verdrag vastgestelde maximumpercentage van de stijging voor de niet-verplichte uitgaven 3,8% bedraagt, hetgeen neerkomt op een totaal van 59 517 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 56 352 miljoen EUR aan betalingskredieten, d.w.z. 1 244 miljoen EUR meer aan vastleggingskredieten en 65 miljoen EUR meer aan betalingskredieten dan volgens de financiële vooruitzichten is toegestaan,

E.   overwegende dat het overleg tussen het Parlement en de Raad voorafgaand aan de eerste lezing tot doel heeft de door de Commissie in het VOB geraamde behoeften te evalueren en tot overeenstemming te komen over het passende uitgavenniveau, in het bijzonder ten aanzien van de landbouw, de internationale visserij-overeenkomsten en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB); overwegende dat dit overleg tevens een gelegenheid is om overeenstemming te bereiken over andere uitgaven,

F.   overwegende dat de prioriteiten van het Parlement die zijn neergelegd in de richtsnoeren voor de begroting 2003 waren gericht op optimalisering van de voorbereiding op de uitbreiding, met speciale aandacht voor de interne veiligheid, de noodzaak van een hervorming van de administratie en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en versterking van de externe taken van de Unie,

Financieel kader

1.   herinnert eraan dat in het huidige, door het Parlement en de Raad in het kader van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 (IA) goedgekeurde financiële kader 2000-2006, een bijlage II is opgenomen waarin indicatieve kredieten zijn voorzien voor een rubriek 8 vanaf 2002; wijst erop dat de financiële vooruitzichten moeten worden aangepast voor een situatie waarin de Gemeenschap met mogelijk maximaal tien nieuwe lidstaten wordt uitgebreid; herhaalt zijn verzoek de pre-toetredingskredieten voor Cyprus en Malta over te schrijven naar rubriek 7 na een technische aanpassing van de financiële vooruitzichten;

2.   stelt vast dat in het VOB wordt verzocht om gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument van punt 24 van het IA voor een totaalbedrag van 93 miljoen EUR, te verdelen tussen rubriek 2 (27 miljoen EUR voor de herstructurering van de communautaire vissersvloot die voorheen viste op basis van de Overeenkomst EU-Marokko) en rubriek 5 (66 miljoen EUR ter dekking van de kosten van de voorbereidingen voor de uitbreiding); merkt op dat de kosten van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) in 2003-2006 in totaal 272 miljoen EUR zouden kunnen bedragen en dat de Commissie zal voorstellen 240 miljoen EUR hiervan binnen rubriek 2 te herprogrammeren als de lidstaten hiermee instemmen; merkt voorts op dat de Commissie voorstelt een deel van deze maatregelen (meer dan 30 miljoen EUR) te financieren met behulp van het flexibiliteitsinstrument;

3.   maakt zich zorgen over de geringe marge die overblijft in rubriek 4, gezien de behoeften die de afgelopen jaren zijn ontstaan ten aanzien van de financiering van externe maatregelen alsmede gezien het feit dat er 400 miljoen EUR aan het oorspronkelijke maximum is toegevoegd met behulp van het flexibiliteitsinstrument; is van mening dat het grootste deel van de marge in rubriek 3 alleen al zou kunnen worden opgebruikt voor de financiering van de proefprojecten en voorbereidende acties krachtens punt 37 van het IA, waardoor er geen marge overblijft voor verhogingen bij andere programma's;

4.   herinnert eraan dat de financiële programmering die bij het VOB is gevoegd slechts een indicatie is en dat overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van 20 juli 2000 het opzetten van nieuwe programma's in het VOB niet ten koste mag gaan van het huidige beleid;

Betalingen

5.   benadrukt dat er 4,7 miljard EUR resteert onder het algemene plafond van de financiële vooruitzichten; is bezorgd dat de resterende marges voor betalingen geen ruimte laten voor verbetering van de tenuitvoerlegging van communautair beleid of vermindering van de nog uitstaande betalingen (RAL's); betreurt het dat de Commissie het probleem van de RAL's lijkt te koppelen aan het laagste niveau van betalingen, nadat zij in maart 2002 had verklaard dat het VOB 2003 de betalingsplafonds zou kunnen overschrijden;

6.   herinnert eraan dat als gevolg van een gebrekkige tenuitvoerlegging het saldo van door de lidstaten teruggevorderde gelden in het begrotingsjaar 2001 14 miljard EUR bedroeg, hetgeen een aanzienlijk bedrag aan niet bestede betalingen vertegenwoordigt en tevens een belangrijk politiek probleem wordt, in het bijzonder in regio's die worden geconfronteerd met ontoereikende betalingen uit de structuurfondsen;

7.   dringt aan op een realistische evaluatie van de omvang van de betalingskredieten voor het begrotingsjaar 2003 in het licht van de nog te betalen verplichtingen, teneinde een passend schema voor de betalingen op te kunnen stellen waarmee in het lopende begrotingsjaar kan worden gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de RAL en de betalingen; plaatst voorts vraagtekens bij de beperkte speelruimte aangezien de betalingskredieten in 2003 het in de financiële vooruitzichten vastgelegde plafond niet mogen overschrijden; zal de behoefte aan betalingen evalueren op basis van het voor 30 september 2002 in het kader van de gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 2/2002 gevraagde verslag van de Commissie;

8.   verlangt dat de toepassing van nieuwe instrumenten (prestatiereserve, activiteitgeoriënteerde begroting, beoordeling van de economische en sociale gevolgen van projecten) wordt uitgebreid en dat de aanvraag-, goedkeurings- en betalingsprocedures worden gecontroleerd op onnodige starheid, bij voorkeur door een groep van externe bestuurskundigen en de betrokkenen zelf; is van mening dat de huidige situatie niet slechts het gevolg is van tijdelijk disfunctioneren, maar overduidelijk een structureel probleem betreft; wijst op de politieke dimensie van deze kwestie gezien het economische en sociale belang van de structurele maatregelen; herinnert eraan dat deze maatregelen 34% van de Gemeenschapsbegroting vertegenwoordigen;

Landbouw

9.   neemt kennis van de gunstige situatie op de landbouwmarkten en de stabiliteit van de wisselkoers tussen de euro en de dollar, waardoor het gevaar van stijgingen wordt geminimaliseerd; is dan ook van opvatting dat het gebruik van de beschikbare marge strikt beperkt dient te worden tot onvoorziene gebeurtenissen; verzoekt de Commissie derhalve uitleg te verschaffen over het geplande uitgavenniveau in subrubriek 1 a) in de context van de stabiele trend; verzoekt de Commissie haar prognosemethodes te verbeteren, teneinde de noodzakelijke kredieten in mei vast te stellen op basis van realistische elementen in plaats van belangrijke besluiten uit te stellen tot de nota van wijzigingen in de herfst;

10.   herinnert eraan dat de monetaire reserve op 31 december 2002 ophoudt te bestaan; is van mening dat in rubriek 1 een afdoende marge beschikbaar dient te worden gemaakt om onverwachte veranderingen in de wisselkoers tussen euro en dollar op te vangen; wijst er voorts op dat ervaringen in het verleden hebben geleerd dat uitbraken van dierziektes rampzalige gevolgen kunnen hebben waarvoor omvangrijke financiële en technische steun van de Gemeenschap vereist is;

11.   steunt de alomvattende verdere ontwikkeling van het GLB; dringt aan op een eerlijk, rechtvaardig en duurzaam landbouwbeleid zowel voor de huidige lidstaten als voor de kandidaat-lidstaten; herhaalt in verband hiermee zijn steun voor de inspanningen van de Commissie om het gemeenschappelijk landbouwbeleid zodanig te hervormen dat de accenten in de landbouwuitgaven worden verlegd door middel van een geleidelijke versterking van de plattelandsontwikkeling; dringt er bij de Commissie op aan te komen met voorstellen voor respectievelijk een aanzienlijke verhoging van de middelen voor plattelandsontwikkeling en een beperking van de rechtstreekse betalingen; is zich ervan bewust dat deze behoeften aanpassingen vergen binnen rubriek 1;

12.   acht met het oog op een duurzame ontwikkeling van het platteland ook moedige ingrepen in de begroting noodzakelijk; wenst dat het voor de lidstaten eenvoudiger wordt de door cross-compliance en modulatie vrijkomende middelen te gebruiken;

13.   verwacht dat bij de tussentijdse herziening extra nadruk zal worden gelegd op multifunctionele praktijken, terwijl tegelijkertijd meer aandacht wordt gegeven aan voedselveiligheid, herbebossing, het welzijn van dieren, kleinschalige agrarische familiebedrijven en de productie van niet-intensieve kwaliteitsproducten alsmede lokale producten, alsook aan alle maatregelen die bijdragen tot groei van de werkgelegenheid zonder negatieve effecten voor de plattelandsontwikkeling; is van opvatting dat rechtstreekse betalingen in de toekomst gekoppeld dienen te worden aan strenge milieu-eisen;

14.   verzoekt de Commissie om tegen de achtergrond van de uitbreidingsonderhandelingen en rekening houdend met de internationale concurrentievoorwaarden bij de indiening van de nota van wijzigingen in oktober zo veel mogelijk rekening te houden met de eerste resultaten van de tussentijdse herziening van Agenda 2000 voor de landbouwsector;

15.   herhaalt dat er voldoende middelen moeten worden toegewezen aan begrotingsartikel B1-332 (Noodfonds voor veterinaire aandoeningen en voor andere voor de volksgezondheid risicovolle aandoeningen bij dieren), teneinde nieuwe uitbraken van dierziektes te kunnen bestrijden; is van mening dat het voorstel van de Commissie om de middelen voor veterinaire maatregelen met 90% te verminderen in strijd is met de richtsnoeren van het Parlement; stelt vast dat de Commissie een verhoging van 274 miljoen EUR voorstelt voor de rundvleessector, ondanks het feit dat de marktsituatie sinds eind 2001 opmerkelijk is verbeterd; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van marker-vaccins en testmethodes voor mond- en klauwzeer en klassieke varkenspest voort te zetten; verzoekt de Commissie bovendien om op basis van het door de begrotingsautoriteit in 2002 gevraagde onderzoek voorstellen in overweging te nemen voor verzekeringsstelsels voor de kosten van de uitroeiing van dierziektes;

16.   neemt kennis van de stijging met 1 242 miljoen EUR in de sector schapen- en geitenvlees die volgens de Commissie voortvloeit uit het akkoord dat in de Raad van ministers van Landbouw van de EU is bereikt over de overgang van een systeem van prijssteun naar een systeem van inkomenssteun; herinnert eraan dat de nieuwe verordening (EG) nr. 2529/2001 slechts een geringe verhoging van de middelen tot gevolg zal hebben; is van opvatting dat de marktsituatie in de schapen- en geitensector sinds de jongste mond- en klauwzeercrisis verbetert; verzoekt de Commissie derhalve nadere informatie te verstrekken over de oorzaken van een dergelijke discrepantie in de financiering en vraagt haar indien nodig de marktordening aan te passen; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de bedragen die de Commissie voorstelt voor de begrotingslijnen B1-401 (Vestiging van jonge landbouwers), B1-404 (Probleemgebieden), B1-4050 (Milieumaatregelen in de landbouw - nieuwe regeling) en B1-4072 (Bebossing); wenst dat de bedragen die op de begroting 2002 staan op de begrotingslijnen B1-330 (Programma's voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en de bewaking van de lichamelijke toestand van dieren met een volksgezondheidsriscio, die veroorzaakt is door een externe factor) en B1-382 (Voorlichting over het gemeenschappelijk landbouwbeleid) van de begroting 2003 worden uitgeschreven;

Visserij

17.   neemt kennis van het nieuwe voorstel van de Commissie voor een algehele herstructurering van de communautaire vissersvloot om het probleem van de overcapaciteit op te lossen, hetgeen in totaal 272 miljoen EUR zal kosten; stelt vast dat de in het VOB opgenomen kredieten voor internationale visserijovereenkomsten op het niveau van 2002 worden gehandhaafd en een reserve van 38 miljoen EUR omvatten; is van opvatting dat er meer gedetailleerde informatie nodig is om te kunnen beoordelen of dit een realistisch bedrag is met het oog op de mogelijke sluiting van nieuwe overeenkomsten;

18.   acht het noodzakelijk snel over substantiële informatie te kunnen beschikken met betrekking tot de kosten van de hervorming van de visserij, teneinde tijdens het overleg in juli de mogelijke gevolgen voor de begroting 2003 en de internationale visserijovereenkomsten te kunnen beoordelen;

19.   is van mening dat internationale betrekkingen ontwikkeld dienen te worden via de financiering van visserijovereenkomsten, hetgeen betekent dat de financiering van lijn B7-8000 op een passend niveau moet worden gehandhaafd gezien het belang van een aantal overeenkomsten die het afgelopen jaar zijn gesloten, met name met Mauritanië en Groenland;

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

20.   neemt kennis van het voorstel in het VOB de kredieten van onderafdeling B8 met 33% te verhogen; is ingenomen met de na het conflict gevonden oplossing van een communautaire politiemacht in Bosnië als duidelijk teken van stabiliteit en veiligheid; is in principe bereid voor deze en soortgelijke maatregelen middelen uit de communautaire begroting beschikbaar te stellen; dringt er - om redenen van verantwoordelijkheid en vanwege reeds elders in het kader van externe maatregelen aangegane verplichtingen alsmede gezien de nieuwe vereisten na 11 september 2001 - op aan voorzieningen te treffen voor toereikende financiële middelen en het op passende wijze betrekken van het Europees Parlement bij dergelijke maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid;

21.   neemt kennis van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de behoefte aan een specifiek flexibiliteitsinstrument in de begroting van de Europese Unie voor de financiering van maatregelen naar aanleiding van civiele crises; is van mening dat dit voorstel niet beperkt moet blijven tot urgente behoeften, maar ook de mogelijkheid moet bieden van een ruimer gebruik van de reserve voor noodmaatregelen in rubriek 4 ten behoeve van structurele interventies in situaties van externe crises; benadrukt de noodzaak dat overeenstemming wordt bereikt over compensatie voor de toename van nieuwe beleidslijnen, zonder beperking van de bestaande prioriteiten; acht het noodzakelijk een politiek en geografisch evenwicht te handhaven en bij te dragen tot wereldwijde veiligheid en armoedebestrijding door middel van een grotere effectiviteit, alvorens financiële middelen en noodhulp voor het Midden-Oosten en Afghanistan beschikbaar kunnen worden gesteld; verzoekt de Commissie nadere informatie te verstrekken over de uitvoering van de toezeggingen die zijn gedaan voor Afghanistan en meer achtergrondinformatie teneinde een besluit te kunnen nemen over de toekomstige kredieten voor de Balkan;

22.   is voornemens mogelijkheden te zoeken om nieuwe B7-lijnen te creëren ter vervanging van delen van of volledige B8-lijnen, met het oog op verhoging van de efficiëntie en verkleining van de ongemakken als gevolg van de pijlerstructuur;

Administratieve uitgaven

23.   stelt vast dat de administratieve uitgaven, met inbegrip van de kosten van de uitbreiding en de pensioenen, in vergelijking met de begroting 2002 met 5,2% toenemen, waardoor het maximum van rubriek 5 in 2003 met 66 miljoen EUR wordt overschreden; is van opvatting dat het voorstel om het flexibiliteitsinstrument te gebruiken om het tekort aan te vullen strijdig is met zowel de geest als de letter van dit instrument en dat een nadere evaluatie van de behoeften van de instellingen moet worden gemaakt, met inbegrip van alle mogelijkheden van het naar voren halen (front loading) van uitgaven voor het begrotingsjaar 2003 en een gezamenlijke benadering voor de gecontroleerde ontwikkeling van de agentschappen, teneinde de druk op de begroting 2003 te verlichten, daar dit een oplossing zou kunnen zijn om onder het maximum van rubriek 5 te blijven; dringt er bij de Raad op aan zich met het oog op het standpunt van het Parlement vrijwillig te beperken tot een vijfde van rubriek 5 en het groeipercentage van zijn administratieve uitgaven te herzien; wenst in het begrotingsoverleg van juli tot overeenstemming te komen over de te volgen procedure, teneinde uiterlijk vóór de tweede lezing door de Raad overeenstemming te bereiken;

24.   herinnert nogmaals aan de in de richtsnoeren vastgelegde wil van het Parlement om de voorbereidingen voor de uitbreiding, met inbegrip van de voorbereidingen op bestuurlijk niveau, te optimaliseren; herinnert er voorts aan dat de Raad en het Parlement in de context van de laatste trialogen over administratieve uitgaven zijn overeengekomen alle instellingen te verzoeken hun kernactiviteiten nauwkeurig te omschrijven, suggesties te doen voor structurele besparingen en aan te geven wat hun negatieve prioriteiten zijn zonder de goede werking en de onafhankelijkheid van de instellingen in gevaar te brengen; verwacht dat de instellingen met nuttige voorstellen zullen komen, met name inzake interinstitutionele samenwerking;

25.   herinnert nogmaals nadrukkelijk aan zijn richtsnoeren betreffende de administratieve uitgaven (rubriek 5); verwacht dat de budgettaire en institutionele problemen als gevolg van de opneming van nieuwe activiteiten in rubriek 5 en het overdragen van nieuwe activiteiten van deze rubriek naar andere rubrieken, alsook de tot dusver nog niet afgeronde discussie over de mogelijkheden voor interinstitutionele samenwerking en de financiering van uitbreidingsuitgaven in rubriek 5;

26.   verzoekt de Commissie om een rechtvaardiging voor de stijging van deel A, waarvan het stijgingspercentage 4,8% ten opzichte van de begroting voor 2002 bedraagt; herinnert eraan dat de begrotingsautoriteit de Commissie in de afgelopen twee jaar 717 nieuwe posten heeft toegewezen in de context van de bestuurlijke hervormingen; verzoekt de Commissie tijdig voor de eerste lezing in het Parlement uitvoerige informatie te verstrekken over de behoefte aan extra personeel;

Nieuwe programma's

27.   verzoekt de Raad en de Commissie, die voor 2003 gelijksoortige algemene prioriteiten hebben, zich in de context van het overleg in te spannen voor het bereiken van overeenstemming over belangrijke kwesties zoals de economische ontwikkeling, het midden- en kleinbedrijf, met name ambachtelijke en micro-bedrijven, gezondheid en veiligheid, e&nbhy;leren, justitie en binnenlandse zaken, een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid, en versterking van de controles aan de buitengrenzen van de EU;

28.   is van opvatting dat de programma's voor grensregio's gericht moeten zijn op samenwerking van het midden- en kleinbedrijf en grensoverschrijdende uitwisselingen eenvoudiger moeten maken met het oog op consolidatie van een duurzame economische ontwikkeling aan beide zijden van de grens; acht het noodzakelijk de werkingssfeer van de grensregioprogramma's te vergroten in samenwerking met de landen die in aanmerking komen voor steun krachtens de programma's TACIS, CARDS en MEDA; stelt in verband hiermee voor gebruik te maken van responsievere en flexibelere beheersmethodes voor de coördinatie van de instrumenten PHARE en INTERREG; is van mening dat er nieuwe maatregelen moeten worden getroffen voor de regio's aan de buitengrenzen van de uitgebreide Unie;

29.   is van opvatting dat, in het kader van de voorbereiding op de uitbreiding en het algemene debat over de toekomst van de Unie, de op het grote publiek en het bedrijfsleven gerichte voorlichtings- en informatiecampagnes, alsook alle activiteiten op het gebied van uitwisselingen tussen burgers, aanzienlijk dienen te worden opgevoerd;

30.   stelt vast dat er in 2003 drie belangrijke nieuwe meerjarenprogramma's zullen worden gestart (onderzoek, energie en vervoer); wijst de Commissie er echter op dat in de gezamenlijke verklaring van 20 juli 2000 is vastgelegd dat de financiering van bestaande maatregelen niet in gevaar mag worden gebracht door nieuwe programma's en dat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit in de begrotingsprocedure niet mogen worden ingeperkt, met name waar het gaat om de prioriteiten van het Europees Parlement die tot uiting komen in proefprojecten en voorbereidende acties;

o
o   o

31.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en alle andere instellingen.

(1) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
(2) P5_TA(2002)0096.

Juridische mededeling - Privacybeleid