Resolutie van het Europees Parlement over het Groenboek van de Commissie betreffende alternatieve wijzen van geschillenbeslechting op het gebied van het burgerlijk recht en het handelsrecht (COM(2002) 196 – C5&nbhy;0284/2002 – 2002/2144(COS))
Het Europees Parlement,
– gezien het Groenboek van de Commissie betreffende alternatieve wijzen van geschillenbeslechting op het gebied van het burgerlijk recht en het handelsrecht (hierna "ADR" genoemd) van 19 april 2002 (COM(2002) 196 - C5-0284/2002),
– gelet op met name de artikelen 65 en 155 van het Verdrag,
– gezien het actieplan van Wenen van de Raad en de Commissie over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd, met name artikel 41, letter b), aangenomen door de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 3 december 1998(1),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van Tampere waarin wordt aangedrongen op de instelling van alternatieve buitengerechtelijke procedures(2),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, met name punt 11,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van Santa María da Feira van 19 en 20 juni 2000, met name punt 22, waarin de Raad het alomvattende "actieplan e-Europa 2002" onderschrijft,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001, met name punt 25,
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 30 maart 1998 ten aanzien van de beginselen die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke bijlegging van geschillen(3), en de aanbeveling van de Commissie van 4 april 2001 inzake de beginselen met betrekking tot de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn(4),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 september 2000(5) over het later als Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad aangenomen voorstel betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(6),
– gezien het feit dat op 16 oktober 2001 het Europees Buitengerechtelijk Netwerk (EEJ-Net) van start is gegaan,
– gelet op Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt(7), met name artikel 17 daarvan,
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2002 aan de Raad en het Europees Parlement over de halfjaarlijkse bijwerking van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in de Europese Unie, met name hoofdstuk 3.1 (COM(2002) 738),
– gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
– gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5&nbhy;0058/2003),
A. overwegende dat de toegang tot de rechter een fundamenteel recht is dat is verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
B. overwegende dat de Unie haar burgers moet garanderen dat het recht om zich vrij in de gehele Unie te verplaatsen moet worden uitgeoefend onder voor allen toegankelijke omstandigheden betreffende veiligheid en rechtvaardigheid,
C. overwegende dat een waarachtige Europese ruimte van rechtvaardigheid de Europese burgers en bedrijven in staat moet stellen op even gemakkelijke wijze als in hun eigen land toegang te krijgen tot de rechtbanken en instanties van alle lidstaten, zonder dat de onverenigbaarheid of de complexiteit van de juridische en bestuursrechtelijke stelsels van de lidstaten hen belemmert of afschrikt om hun rechten uit te oefenen,
D. overwegende dat de Europese burgers in sommige lidstaten problemen ondervinden bij de toegang tot de rechter, aangezien de geschillen voor de rechtbanken sterk in aantal zijn toegenomen, de procedures de neiging hebben steeds langer te duren en de hiermee verband houdende kosten derhalve dreigen op te lopen,
E. overwegende dat de Europese burgers steeds vaker worden geconfronteerd met een grotere hoeveelheid wetsteksten waarvan het ingewikkelde en technische karakter de toegang tot de rechter bemoeilijkt,
F. overwegende dat ADR (met name on-line) deel uitmaakt van de gehele agenda inzake de toegang tot de rechter, met name tegen de achtergrond van grensoverschrijdende geschillen en e-handel, waar ze wordt geacht de mogelijkheden te bieden om door de moeilijke aspecten afwijkende wetgeving en jurisdictie heen te snijden,
G. overwegende echter dat "gerechtigheid" zoals deze wordt bedeeld via het gebruikelijke, formele stelsel van rechtbanken in het algemeen wordt beschouwd als een collectief goed dat in hoge mate deel uitmaakt van de orde, waarden en cultuur van iedere maatschappijvorm en dat derhalve onder het subsidiariteitsbeginsel valt,
H. overwegende dat grensoverschrijdende geschillen steeds belangrijker worden, maar dat ADR niettemin niet moet worden beschouwd als iets waardoor afbreuk wordt gedaan aan het traditionele rechtsstelsel of het onaantastbare beginsel van toegang tot de rechtsgang, dat met name verankerd is in artikel 6 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens, en geen middel mag vormen om de burger de toegang tot het traditionele rechtsstelsel te ontzeggen,
I. overwegende dat ADR ondanks dit voorbehoud bij grensoverschrijdende transacties dezelfde voordelen biedt als bij geschillen binnen een lidstaat, namelijk dat ze een goedkoper alternatief kan zijn voor de gebruikelijke juridische dienstverlening en het traditionele stelsel ontlast, waardoor de wachttijden bij de rechtbanken worden verkort en andere geschillen eerder in behandeling kunnen worden genomen; dat ze voor de partijen in het geschil mogelijk goedkoper en sneller is, minder spanning met zich brengt en hun een rechtsmiddel kan verschaffen, daar de kosten en zorgen in verband met een procedure in het kader van het rechtsstelsel consumenten kunnen afhouden van het indienen van vorderingen,
J. overwegende dat ADR in heel Europa momenteel een periode van uitbreiding, experimenten en vernieuwing doormaakt en dat hiervoor niet nodeloos belemmeringen moeten worden opgeworpen door het opleggen van moeizame wetgeving,
K. overwegende evenwel dat met het oog op de eerbiediging van het beginsel van rechtszekerheid, de uitvoerbaarheid van ADR-besluiten hetzij door een gerechtelijke bekrachtiging hetzij bij authentieke akte moet worden vastgelegd,
L. overwegende dat het onderscheidende voordeel van ADR de flexibiliteit is en dat dit voordeel niet door regulering in gevaar mag worden gebracht; dat desondanks samenhang, gezamenlijke procedurewaarborgen en gezamenlijke kwaliteitsnormen vereist zijn om de consument te beschermen en te voorkomen dat het aantal per lidstaat verschillende stelsels toeneemt; dat dit door middel van niet-bindende regelgeving, waaronder richtsnoeren en gedragscodes en de bevordering van optimale werkmethoden, kan worden verzekerd,
M. overwegende dat geschillenbeslechting via rechtbanken op basis van door parlementen gecreëerde wetten een van de verworvenheden van de beschaving en de rechtsstaat is en dat ADR in zoverre slechts het karakter van een aanvullende procedure draagt;
1. is verheugd dat de Commissie in het kader van de uitoefening van haar initiatiefrecht een Groenboek over de alternatieve wijzen van geschillenbeslechting op het gebied van het burgerlijk recht en het handelsrecht heeft gepresenteerd;
2. stelt vast dat de EU-lidstaten niet over gedetailleerde kaderwetgeving op het gebied van ADR beschikken en dat hun rechtsstelsels grote verschillen terzake vertonen;
3. is van mening dat ADR moet worden toegestaan als een te stimuleren niet-bindend alternatief, zij het dat de lidstaten ADR kunnen voorstellen aan beide partijen als een voorafgaande optie voor rechtsgang, zonder daarbij te raken aan het recht van de partijen om de zaak bij de rechtbanken aanhangig te maken indien nodig;
4. is van mening dat de Commissie, hoewel een zekere mate van samenhang en coördinatie in de beschikbaarstelling van grensoverschrijdende ADR wenselijk is, behoedzaam te werk moet gaan, grondig onderzoek moet verrichten en op ruime schaal advies moet inwinnen voordat zij overweegt wetgevingsinitiatieven in te dienen; beveelt tevens aan dat zij initiatieven tot zelfregulering stimuleert en iedere benadering vermijdt waardoor de flexibiliteit en de zelfbeschikking van de partijen afneemt of nieuwe handelsbelemmeringen worden opgeworpen ten aanzien van niet-lidstaten; de Commissie kan echter, in het licht van de follow-up van de huidige aanbeveling, overwegen de beginselen die gelden voor buitengerechtelijke organen die betrokken zijn bij de consensuele oplossing van consumentengeschillen nader uit te werken; in eerste instantie dient de Commissie een volgend groenboek op te stellen met de nadruk op de opbouw van capaciteit op het vlak van ADR, de ontwikkeling van standaarden voor ADR, kwaliteitsverbetering en benchmarking met het oog op coherentie en vertrouwen in ADR bij de consument;
5. is van mening dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke definitie van voorwaarden en dat andere benaderingen en beginselen zullen moeten worden vastgelegd ten aanzien van ADR, afhankelijk van het rechtsgebied (handelsrecht, familierecht, arbeidsrecht), de gebruikers (bedrijven/consumenten, bedrijven onderling), van de vraag of de procedure door de rechtbank is opgelegd dan wel plaatsvindt op basis van een overeenkomst, on-line dan wel off-line, en van de vraag of ADR passend en relevant is in het licht van onder andere nationale praktijken en procedures;
6. stelt voor dat in een volgend groenboek een toekomstige Europese modelcode in overweging wordt genomen die ten minste onderstaande minimale waarborgen ten aanzien van de procedure omvat:
a)
het gebruik van ADR in grensoverschrijdende geschillen mag op geen enkele wijze de toegang tot de rechter belemmeren,
b)
beide partijen dienen de geschillenbeslechtingsprocedure te erkennen, met name indien zij uit verschillende lidstaten afkomstig zijn,
c)
de derde partij die arbitreert of bemiddelt moet onafhankelijk en onpartijdig zijn; vastgelegd dient te zijn dat de neutrale derde partij de plicht heeft de partijen zo nodig bij te staan met behoud van haar onpartijdigheid,
d)
er dient geheimhoudingsplicht te gelden in die zin dat zaken die door partij A in het geschil zijn medegedeeld aan de arbiter/bemiddelaar uitsluitend met toestemming van partij A kenbaar worden gemaakt aan partij B of aan derden,
e)
het beginsel van billijkheid (beginselen van natuurlijke gerechtigheid) dient onaantastbaar te zijn,
f)
over ADR dient overeenstemming te bestaan en de partijen moeten volledig zijn voorgelicht over de reikwijdte van ADR en de mate waarin de besluiten ten uitvoer kunnen worden gelegd; in sommige gevallen dient voor de partijen een minimale afkoelings- of bezinningsperiode gewaarborgd te zijn voordat in overleg de resultaten van de bemiddeling worden bepaald; het voorbij laten gaan van een termijn voor ADR mag niet tot gevolg hebben dat partijen geen toegang meer hebben tot de rechter,
g)
in het algemeen moeten consumenten steeds een beroep kunnen doen op een rechtbank indien zij ontevreden zijn over het resultaat van ADR, zelfs indien dit bindend is, en zelfs indien uitsluitend de wettigheid van de ADR-clausule moet worden bezien overeenkomstig de ratio decidendi van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 27 juni 2000 in de gevoegde zaken C-240/98 t/m C-244/98 Océano Grupo Editorial S.A,
h)
formaliteiten moeten tot een minimum worden beperkt en juridische vaktaal moet worden vermeden,
i)
van de ADR-besluiten moeten verslagen worden opgesteld die in beginsel openbaar moeten worden gemaakt, mits partijen daarmee instemmen en persoonsgegevens afdoende worden beschermd,
j)
er dienen geen strafmaatregelen in de vorm van verwijzingen in de kosten te worden genomen ten aanzien van partijen die op redelijke gronden weigeren gebruik te maken van ADR;
7. verzoekt de Commissie en de lidstaten het opzetten te stimuleren van een Europa dekkend netwerk van actoren, beroepsorganisaties en andere belanghebbende partijen, in het kader waarvan bijeenkomsten en uitwisselingen van optimale werkmethoden worden georganiseerd;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten het algemeen bewustzijn aan te wakkeren en de toepassing van ADR te bevorderen door voorlichtingscampagnes te houden en consumentenorganisaties bij de gang van zaken te betrekken;
9. beveelt aan dat de Commissie het EEJ-netwerk zodanig verbetert en uitbreidt dat de lidstaten worden aangezet hoogwaardige ADR-kwaliteit aan te bieden en de leemten in het huidige ADR-aanbod op te vullen;
10. is van mening dat de Europese Unie ADR in algemene zin moet benaderen en rekening moet houden met oplossingen zoals de modelwetgeving UNCITRAL (United Nations Commission on International Trade Law(;
11. verzoekt de Commissie de sector in zijn geheel in het oog te houden en te overwegen een actieprogramma op gang te brengen dat o.m. bestaat uit onderzoeksfinanciering, begeleiding van proefprojecten en organisatie van conferenties;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.