Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie "Strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006" (COM(2002) 208 – C5&nbhy;0329/2002 – 2002/2173(COS))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 208 – C5&nbhy;0329/2002)(1),
– gezien het verslag van de Commissie over het "Actieplan voor het consumentenbeleid 1999-2001" en over het "Algemeen kader voor communautaire activiteiten ten behoeve van de consumenten 1999-2003" (COM(2001) 486),
– gelet op de artikelen 95 en 153 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 47, lid 1 van het Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Economische en Monetaire Commissie, de Commissie juridische zaken en interne markt en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5&nbhy;0023/2003),
A. overwegende dat de voorgestelde strategie voor het consumentenbeleid een heldere uiteenzetting bevat van de drie belangrijkste strategische doelstellingen, maar teleurgesteld dat de Commissie de tekst veel later heeft ingediend dan in de voorgaande perioden van drie jaar gebruikelijk was,
B. zich verheugend over het feit dat deze strategie geen betrekking heeft op voedselveiligheidskwesties, omdat die het onderwerp zijn van een aparte wetgevingsstrategie, inclusief de oprichting van een Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid met een eigen raad van bestuur en uitvoerend directeur, maar betreurend dat het ontbreken van een definitieve vestigingsplaats tot extra begrotingsproblemen heeft geleid,
C. zich verheugend over het scala aan maatregelen in het doorlopend programma in de bijlage, maar de Commissie eraan herinnerend dat de termijnen van de voorgaande lijsten met ambitieuze maatregelen niet altijd gerespecteerd werden en dan ook het belang benadrukkend van een regelmatige actualisering en herziening van de voorgestelde maatregelen door de Commissie en van toezending ervan aan de Raad en het Europees Parlement in de geest van toezicht en uitvoering, zoals bekrachtigd door zowel de Commissie als de Raad,
D. verheugd over de conclusie van de Commissie dat de voltooiing van de interne markt een prioriteit is, dat er nog steeds obstakels bestaan die de verwezenlijking van het volledige potentieel daarvan in de weg staan en dat grensoverschrijdende aankopen de keuzemogelijkheden van de consument vergroten,
E. overwegende dat maatschappelijke veranderingen in de samenleving, zoals de veranderde leeftijdsopbouw, de sterkere rol van vrouwen en de integratie van etnische minderheden, versterkte aandacht verdienen in de strategie voor het consumentenbeleid,
F. overwegende dat het consumentenbeleid in de kandidaat-lidstaten moet worden verbeterd en dat de mogelijkheden voor de consumenten om hun belangen te beschermen en te functioneren als volwaardige marktpartij onvoldoende aandacht krijgen,
G. overwegende dat de rol van belangenorganisaties in het vormgeven van het consumentenbeleid belangrijk is, maar dat een evenwichtige deelname van vrouwen, jongeren, senioren en culturele minderheden in het beleid beter moet worden verankerd,
1. wijst erop dat de door de Commissie voorgestelde Strategie vier jaar langer loopt dan de huidige wettelijke grondslag die eind 2003 afloopt, en dat de Commissie vervolgens een voorstel zal indienen voor een nieuwe wettelijke grondslag die financiële en begrotingsbepalingen zal bevatten voor de periode na 2003;
2. is van mening dat het problemen oplevert wanneer het voor de strategie voorgestelde tijdschema een andere looptijd heeft dan de rechtsgrondslag en spreekt zijn waardering uit voor de verklaring van de Commissie ter verbetering van deze situatie; is echter van mening dat het niet voldoende is de strategie beter af te stemmen op de rechtsgrondslag en verzoekt de Commissie de tijdschema's van beide onderling in overeenstemming te brengen,
3. wijst erop dat de huidige financiële vooruitzichten op basis waarvan uitgavenplafonds zijn vastgesteld voor de diverse hoofdstukken van de begroting, gelden tot 2006 en dat de maatregelen uit hoofde van de Strategie en in het aanstaande voorstel voor een nieuwe rechtsgrondslag basis derhalve moeten passen in dat kader zonder ander beleid overeenkomstig hoofdstuk 3 (intern beleid) van de begroting te beperken,
4. wijst er nogmaals op dat als de acties in de Strategie, wanneer en indien deze deel vormen van het voorstel voor een nieuwe wettelijke grondslag, toch ook de periode na 2006 dekken, de financiële bedragen bekrachtigd zullen moeten worden door middel van ofwel een overeenkomst inzake een nieuw financieel vooruitzicht ofwel door jaarlijkse begrotingsbesluiten,
Doelstelling 1 - "Een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming"
5. brengt de Commissie in herinnering dat het beginsel van minimumharmonisatie van het beleid inzake consumentenbescherming is vastgelegd in artikel 153, lid 5 van het EG-Verdrag, maar dat de desbetreffende maatregelen een hoog niveau van consumentenbescherming moeten waarborgen en ontwikkelen (artikel 153, lid 1 van het EG-Verdrag);
6. onderschrijft volledig dat behoefte bestaat aan een hoog niveau van consumentenbescherming op EU-niveau, maar maakt zich zorgen over het voorstel om bestaande EU-richtlijnen te herzien met de bedoeling deze te actualiseren en geleidelijk van minimale naar "volledige harmonisatie" over te gaan; wijst de Commissie er dan ook met klem op dat wanneer bestaande wetgeving wordt gewijzigd of nieuwe wetgeving wordt ontwikkeld de noodzaak van minimale of maximale harmonisatie van geval tot geval moet worden beoordeeld;
7. spoort de Commissie aan te verduidelijken welke nationale maatregelen zouden komen te vervallen in een voorstel gericht op harmonisatie op een zo hoog mogelijk niveau;
8. is van mening dat harmonisatie niet mag verhinderen dat de lidstaten in hun wetgeving verder gaan dan het gemeenschappelijk afgesproken niveau inzake consumentenbescherming, zolang deze maatregelen niet indruisen tegen de in het EG-verdrag vastgelegde beginselen, zo lang een hoog geharmoniseerd niveau van consumentenbescherming niet is verwezenlijkt, mag de bescherming die de eigen nationale wetten de burgers bieden de consument niet worden ontnomen;
9. dringt er bij de Commissie op aan om van geval tot geval te beslissen of de rechtsvorm van de verordening in het kader van de wetgeving betreffende consumentenbescherming bij voorrang moet worden toegepast;
10. roept de Commissie op nog eens serieus na te denken over het toepassen van de beginselen van wederzijdse erkenning en land-van-oorsprong voordat een hoog gemeenschappelijk consumentenbeschermingsniveau ontwikkeld en in de praktijk toegepast wordt;
11. is van mening dat een eenduidige definitie van de belangrijkste juridische termen, zoals consument, consumentencontact, enz. kan bijdragen tot een coherente consumentenwetgeving;
12. is van mening dat elke wetgeving de definitie van consument zoals vastgelegd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie als uitgangspunt dient te nemen;
13. is van mening dat in voorgestelde wetgeving de hand moet worden gehouden aan de belangrijke criteria die zijn vastgelegd in het pakket "betere regelgeving" van de Commissie, meer in het bijzonder:
-
de beginselen subsidiariteit, noodzaak en proportionaliteit;
-
het aanvoeren van deugdelijk bewijs voor de noodzaak van maatregelen van de Gemeenschap;
-
vaststelling van bestaande belemmeringen die de interne markt hinderen;
-
verstrekking van adequate informatie over de gevolgen voor de desbetreffende Gemeenschapswetgeving en voornaamste belanghebbenden (t.w. zakenwereld en consumenten)
-
verstrekking van voldoende bewijs en waarborgen inzake de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van de maatregelen ter verwezenlijking van de nagestreefde doelen;
14. is van mening dat alle wetgevingsvoorstellen volgens hetzelfde basisstramien moeten worden opgebouwd en dat aan de voorbereiding van wetsteksten het allergrootste belang moet worden gegeven. Dientengevolge moet de Commissie de op te lossen problemen helder omschrijven alvorens te zorgen voor deskundig juridisch advies, behoorlijke raadpleging van de belanghebbenden en doelmatige effecten;
15. is van mening dat wetgeving artikel 95 en artikel 153 van het EG-Verdrag als rechtsgrondslag dient te hebben;
16. wijst erop dat artikel 153 van het EG-Verdrag nog maar één keer als rechtsgrondslag voor wetgeving inzake consumentenbescherming is gebruikt en vraagt de Commissie na te denken over manieren waarop het gebruik van dit artikel kan worden gestimuleerd;
17. steunt de specifieke beleidsmaatregelen die binnen deze doelstelling worden voorgesteld en kent in het bijzonder prioriteit toe aan de onderstaande maatregelen, hetzij afzonderlijk, hetzij als uitvloeisel van kaderrichtlijnen:
-
ontwikkeling van wetgeving inzake de veiligheid van diensten,
-
herziening van de speelgoedrichtlijn,
-
onderzoek naar de doeltreffendheid van de bestaande CE-markering, om te komen tot betere garanties betreffende de conformiteit met EU-veiligheidsvoorschriften,
-
indiening van een voorstel voor een richtlijn inzake brandveiligheid in hotels, zoals door het EP gevraagd in zijn resolutie van 4 mei 1994(2),
-
verbetering van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijdsgebruik van onroerende goederen, teneinde de consument beter te beschermen tegen nieuwe marktontwikkelingen die niet door de huidige bepalingen worden afgedekt, zoals door het Parlement gevraagd in zijn resolutie van 4 juli 2002(3),
-
uitbreiding van de consumentenbeschermingsmaatregelen van de sector luchtvervoer naar andere vervoermiddelen, zoals door het Parlement gevraagd in zijn standpunt van 24 oktober 2002 met het oog op de aanneming van een verordening inzake compensatie aan luchtreizigers(4),
-
vaststelling van maximale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften in het kader van de huidige evaluatie van chemische stoffen, waarbij moet worden gewaarborgd dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van in vitro-testprocedures;
-
wijziging en uitbreiding van de richtlijn pakketreizen;
-
bevordering van het vertrouwen van de consument in elektronische handel;
18. verzoekt de Commissie algemene en betaalbare toegang te waarborgen tot kwalitatief hoogwaardige diensten van algemeen belang;
19. wijst er met nadruk op dat het van belang is ten behoeve van de consument een interne markt voor financiële diensten voor particuliere klanten, zoals verzekeringen, beleggingen en bankzaken, te ontwikkelen;
20. dringt aan op de opstelling van een kadervoorstel inzake eerlijke handel, dat in belangrijke mate zou kunnen bijdragen tot de verdere harmonisatie van de consumentenrechten in de EU, en verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een wetgevingsvoorstel voor een kaderrichtlijn in te dienen;
21. spoort de Commissie met klem aan om alle nodige initiatieven te nemen voor een communautaire actie betreffende de bevordering van modellen voor duurzame productie en consumptie;
22. verzoekt de Commissie de herkenbaarheid van communautaire milieukeurmerken te vergroten teneinde de consumenten in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken en te waarborgen dat in de gehele Europese Unie producten kunnen worden geconsumeerd die beantwoorden aan de hoogste Europese milieunormen;
23. beklemtoont dat moet worden gezorgd voor een volledige en betrouwbare informatie van de consument over GGO's en de producten, voedingsmiddelen en veevoeders die op basis daarvan worden geproduceerd, opdat zij met kennis van zaken een product kunnen uitkiezen, maar ook om hen vertrouwen in te boezemen in de producten en de technologie van de GGO's;
24. herhaalt zijn oproep aan de Commissie in zijn resolutie van 4 mei 1999(5) over de mededeling van de Commissie over een actieplan voor het consumentenbeleid om de bestaande EU-richtlijn inzake handelsmerken te herzien en aan te passen zodat deze niet leidt tot een verslechtering voor de consument op het gebied van consumentenprijzen en keuzemogelijkheden;
25. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie in zijn bovengenoemde resolutie van 4 mei 1999 te bevorderen dat de internationaal erkende grondrechten van de consument worden opgenomen in de WTO-procedure teneinde het consumentenbelang in overeenstemming te brengen met de gewenste economische groei via vrijhandel, en wijst de Commissie nogmaals op deze grondrechten van de consument: veiligheid, voorlichting, keuze, vertegenwoordiging, compensatie, opleiding, tevredenheid en een schoon milieu;
26. verzoekt de Commissie het gebruik van etikettering in de Wereldhandelsorganisatie te bevorderen als instrument om ervoor te zorgen dat consumenten worden geïnformeerd over herkomst en productiemethode;
27. beklemtoont dat de Commissie een pro-actiever beleid moet voeren om ervoor te zorgen dat de standpunten van de burgermaatschappij in aanmerking worden genomen bij de ontwikkeling van de eigen inbreng van de EU op internationale beleidsfora;
28. spoort de Commissie aan door te gaan met het vergroten van haar kennis van en inzicht in de meningen van de consument in heel de EU en is van mening dat dit van essentieel belang kan zijn bij het ontwikkelen van toekomstige beleidsinitiatieven;
29. merkt op dat een belangrijk aspect van het consumentenbeleid moet zijn dat de consument zo groot mogelijke keuzemogelijkheden heeft;
30. beklemtoont het belang van de genderdimensie als integraal onderdeel van het consumentenbeleid;
31. verzoekt om versterkte aandacht voor doelgroepen zoals vrouwen, jongeren, ouderen, etnische minderheden en met name allochtone vrouwen in de vormgeving van het beleid;
Doelstelling 2 - "Doeltreffende handhaving van voorschriften inzake consumentenbescherming"
32. is ingenomen met de nadruk die de Commissie legt op doeltreffende handhaving van voorschriften inzake consumentenbescherming en spoort de Commissie ertoe aan zich te concentreren op een betere uniforme handhaving van de bestaande voorschriften alvorens nieuwe voorschriften voor te stellen, die tot grotere rechtsonzekerheid kunnen leiden als zij niet overal gelijkelijk worden toegepast;
33. wijst erop dat ongelijke handhaving van voorschriften inzake consumentenbescherming naar gelang van de lidstaat in kwestie tot aanzienlijke verstoring van de concurrentie in bepaalde sectoren kan leiden en verzoekt de Commissie een grondige analyse hiervan in haar actieprogramma op te nemen;
34. verzoekt de Commissie met klem op zo kort mogelijke termijn een voorstel in te dienen voor een wettelijk kader voor samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van handhaving;
35. dringt aan op het opzetten van een heldere, doorzichtige structuur waarin rapportage over voortgang en handhaving van de consumentenwetgeving telkenjare wordt gerapporteerd;
36. is verheugd over het voorstel betreffende de ontwikkeling van uitgebreider informatiesystemen en gegevens, voortbouwend op RAPEX en EHLASS, voor het verzamelen en aanbieden van nauwkeurige en vergelijkbare informatie over diensten en producten en de effecten daarvan op de consument; benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat het onderhoud van de informatiesystemen niet te gecompliceerd is;
37. onderschrijft de grote prioriteit die wordt toegekend aan het netwerk van Europese bureaus voor consumentenvoorlichting, verzoekt dat in elke lidstaat en elke kandidaat-lidstaat als prioritaire doelstelling een dergelijk bureau wordt geopend en zou graag zien dat grotere bekendheid wordt gegeven aan de diensten die deze bureaus de consument kunnen bieden; benadrukt dat er tevens voor gezorgd moet worden dat de voorlichtingsbureaus over voldoende financiële middelen beschikken;
38. beveelt aan dat de samenwerking tussen het netwerk van Europese bureaus voor consumentenvoorlichting en andere netwerken, zoals het EB-net en het FIN-NET, wordt verbeterd;
39. is verheugd dat alle kandidaat-lidstaten die in 2004 tot de EU zullen toetreden de onderdelen van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming hebben goedgekeurd en voor de uitvoering ervan geen overgangsperioden hebben gevraagd; verzoekt de Commissie daarnaast met klem de kandidaat-lidstaten alle mogelijke steun te verlenen om ervoor te zorgen dat het acquis nauwgezet en doeltreffend wordt gehandhaafd en dat toezicht wordt uitgeoefend op de geboekte vooruitgang;
40. wijst erop dat het consumentenbeleid in de toetredende lidstaten is achtergebleven en dat de mogelijkheden voor de consumenten om te functioneren als volwaardige marktpartij onvoldoende aandacht krijgen;
41. steunt het voornemen van de Commissie om samen met de kandidaat-lidstaten een speciaal opleidingsseminar te organiseren over handhaving van het consumentenbeleid, in het bijzonder wat algemene productveiligheid betreft; roept de Commissie op vergelijkbare initiatieven ook te ontwikkelen voor andere richtlijnen die aan consumentenbescherming gerelateerd zijn (bijv. die aangaande de economische en juridische belangen van de consument);
42. is verheugd over de voorstellen van de Commissie over de maatregelen en tijdschema's op het gebied van de alternatieve geschillenbeslechting zoals omschreven in Doelstelling 2 - doeltreffende handhaving van voorschriften inzake consumentenbescherming;
43. is van mening dat voor het afdwingen van de rechten van de consument rekening moet worden gehouden met het feit dat het procesrecht van lidstaat tot lidstaat verschilt. In ieder geval dient het buitengerechtelijk regelen van geschillen verder te worden bevorderd door een betere samenwerking tussen de consumentenorganisaties en de lidstaten;
44. acht het noodzakelijk dat in het kader van de wetgeving inzake consumentenbescherming ook aan concurrenten een in de rechtsorde erkende positie wordt toegekend; meent dat in rechtszaken over onoorbare afzetmethoden concurrenten zeker moeten kunnen zijn van hun recht van spreken en van doelmatige rechtsmiddelen;
45. verzoekt de Commissie het belang te onderkennen van de bescherming van de consument tegen de gevaren van passief roken, en dringt er bij de Commissie op aan een voorbeeld te stellen door rokers in de EU-instellingen beperkingen op te leggen en te bevorderen dat roken in openbare gelegenheden wordt verboden;
46. stelt voor dat effectbeoordelingen met betrekking tot voorgestelde wetgeving ook een beoordeling omvatten van de gevolgen voor de consument;
47. dringt erop aan dat landen die zich niet houden aan de EU-wetgeving betreffende consumentenbescherming sneller en grondiger worden gestraft;
48. is van mening dat de mechanismen van de interne markt doeltreffend functioneren, wanneer het beleid inzake bescherming van de consument is gebaseerd op communautaire wetgeving, waarvan de toepassing kan worden gecontroleerd door middel van zowel wetenschappelijke als analytische methoden die geen ruimte bieden voor fraude, misleiding van de consument en verstoring van de mededinging;
Doelstelling 3 - "Een rol voor de consumentenorganisaties bij het EU-beleid"
49. beveelt aan dat in het kader van het Witboek over Europese governance van de Commissie(6) richtsnoeren worden ontwikkeld aan de hand waarvan een onderscheid kan worden gemaakt tussen bonafide consumentenorganisaties en organisaties die zeggen zich voor de belangen van de consument in te zetten, maar in werkelijkheid door het bedrijfsleven gefinancierd worden. Daartoe dienen basisvoorwaarden voor consumentenorganisaties te worden vastgesteld, inclusief waarborgen voor hun interne transparantie en democratisch gehalte;
50. is van mening dat ervoor moet worden gezorgd dat consumentenorganisaties en bedrijfswereld beter samenwerken door een georganiseerde dialoog op het niveau van de EU en de lidstaten tot stand te brengen;
51. is van mening dat in de strategie voor het consumentenbeleid terecht groot belang wordt gehecht aan de noodzaak van een meer alomvattende, stelselmatige en aanhoudende inzet met het oog op totstandbrenging van een aangepaste kennisbasis voor de consument als wezenlijk instrument voor beleidsmakers. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat consumentenorganisaties nauwer bij het wetgevingsproces worden betrokken;
52. herhaalt nog eens met klem zijn verzoek in zijn bovengenoemde resolutie van 4 mei 1999 om een systematische integratie en vertegenwoordiging van consumentenvertegenwoordigers bij het EU-beleid;
53. verzoekt de Commissie en de lidstaten de behartiging van consumentenbelangen bij de vaststelling van normen op Europees, nationaal en internationaal niveau te waarborgen en te verbeteren, en stelt wat betreft het internationale niveau voor dat maatregelen worden genomen om een systematische en rechtstreekse rol van de consument bij internationale normalisatie-instanties verder uit te breiden als aanvulling op de vertegenwoordiging van de consument in het kader van nationale delegaties die zijn gebonden door nationale "consensus"-standpunten die vaak door het bedrijfsleven worden bepaald;
54. dringt erop aan in het kader van de verdediging en bescherming van de consument in internationale organisaties en met name in de Wereldhandelsorganisatie, een voortdurende dialoog met de consumentenorganisaties tot stand te brengen teneinde de consument ook feitelijk te betrekken bij de internationale normalisatie;
55. spoort de Commissie aan door te gaan met het ontwikkelen van bestaande fora zoals het Consumentencomité, de jaarvergadering van consumentenorganisaties en de transatlantische consumentendialoog;
56. neemt met bezorgdheid kennis van de resultaten van het laatste scorebord van de interne markt, die aangeven dat in zijn totaliteit slechts 52% van de consumenten in de EU goed op de hoogte zijn van hun rechten krachtens de wetgeving voor de interne markt; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem deze rechten bij de consument onder de aandacht te brengen en de consument zo in staat te stellen beter van zijn rechten gebruik te maken;
57. vraagt de Commissie op grotere schaal dan nu het geval is gebruik te maken van EU&nbhy;voorlichtingsprogramma's om consumenten van hun rechten en plichten op de hoogte te brengen; wijst wat dit betreft met nadruk op het belang van de snelle tenuitvoerlegging van interactieve on line-voorlichtingsinstrumenten die voor iedereen gemakkelijk toegankelijk zijn;
58. stimuleert het gebruik van voorlichtingsprogramma's voor de consument in alle geëigende media, en beveelt aan dat elke campagne grondig wordt geëvalueerd teneinde te verzekeren dat de consument de informatie krijgt die hij vraagt, op het moment dat hij erom vraagt;
59. vraagt om extra aandacht voor de jeugd en voorlichtingscampagnes gericht op jongeren waarbij naast tabakspreventie ook drugsgebruik en excessief alcoholgebruik versterkte aandacht krijgen;
60. beklemtoont dat het personeel van consumentenorganisaties door de verantwoordelijke instanties in de lidstaten permanent moet worden bijgeschoold, bijvoorbeeld op het gebied van algemeen management, public relations en consumentenrecht; is van mening dat hierbij speciale aandacht dient uit te gaan naar consumentenorganisaties in lidstaten en kandidaat-lidstaten die van oudsher niet over een actieve en onafhankelijke consumentenvertegenwoordiging beschikken;
61. neemt nota van de bevindingen in het verslag betreffende de vooruitgang van de kandidaat-lidstaten 2002 van de Commissie (COM(2002) 700), waaruit blijkt dat steun nodig is voor het ontwikkelen van consumentenorganisaties in een aantal landen, welke steun ook een financieel karakter moet hebben en deel uit moet maken van de begroting 2004, en waarin met klem wordt aangedrongen op maatregelen voor het integreren van de consumentenorganisaties van de kandidaat-lidstaten in het Consumentencomité van de EU, alsmede in alle opleidingscursussen voor EU-consumentenorganisaties;
62. vraagt versterkte aandacht en een specifiek programma gericht op consumenten en de opbouw van onafhankelijke organisaties in de toetredingslanden;
63. verzoekt de Commissie op zo kort mogelijke termijn een voorstel in te dienen voor een nieuw algemeen kader voor communautaire maatregelen ten behoeve van de consument;
Nieuwe doelstelling 4 - "Integratie van doelstellingen op het gebied van consumentenbescherming op alle relevante EU-beleidsterreinen"
64. betreurt dat deze belangrijke horizontale doelstelling in de mededeling van de Commissie "Strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006" niet echt in de verf wordt gezet en verzoekt de Commissie, gezien het belang van het consumentenbeleid voor het dagelijkse leven van alle EU-burgers, de integratie van consumentenbelangen in alle EU-beleidsterreinen op het hoogste politieke niveau tot een van haar belangrijkste doelstellingen te maken;
65. verzoekt dat in de Europese Conventie en de IGC daarna aandacht wordt besteed aan versterking van artikel 153 van het EG-Verdrag, en denkt daarbij in het bijzonder aan de integratie van het consumentenbeleid op alle EU-beleidsterreinen, onder speciale verwijzing naar de behoeften van kwetsbare consumenten;
66. wijst op de belangrijke rol die het consumentenbeschermingsbeleid en de consumentenorganisaties hebben te vervullen bij de uitwerking van dat beleid om ervoor te zorgen dat een aantal aspecten, waarden en uitgangspunten vorm krijgt; acht het van belang ervoor te zorgen dat meer, met name allochtone, vrouwen in deze consumentenorganisaties actief zijn met het oog op een evenwichtiger structuur van het consumentenbeleid;
67. spoort de Commissie met klem aan regelmatig verslag uit te brengen over de integratie van het consumentenbeleid in andere EU-beleidsterreinen en verzoekt haar dringend de interdienstengroep voor het consumentenbeleid te ontwikkelen tot een systematisch consultatie-instrument binnen de Commissie;
68. spreekt zijn teleurstelling uit over het besluit van de Raad om consumentenvraagstukken te integreren in het beleid inzake werkgelegenheid, sociale zaken en volksgezondheid, betreurt dat hierover geen enkel overleg heeft plaatsgevonden en maakt zich zorgen over de gevolgen hiervan, met name het feit dat consumentenoverwegingen bij de ontwikkeling van de interne markt ongetwijfeld een minder prominente rol zullen vervullen;
o o o
69. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en de parlementen van de lidstaten.