Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2002/2150(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0054/2003

Ingediende teksten :

A5-0054/2003

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2003)0102

Aangenomen teksten
PDF 211kWORD 37k
Donderdag 13 maart 2003 - Straatsburg
Consumentenbescherming in de Europese Unie
P5_TA(2003)0102A5-0054/2003

Resolutie van het Europees Parlement over de perspectieven van de juridische bescherming van de consument in het licht van het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (COM(2001) 531 – C5&nbhy;0294/2002 – 2002/2150(COS))

Het Europees parlement,

–   gezien het Groenboek van de Commissie (COM(2001) 531),

–   gezien de mededeling van de Commissie over de follow-up van het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (COM(2002) 289),

–   gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek(1),

–   gezien de ontwerpresolutie ingediend door Salvador Garriga Polledo over een Europese Arbitragerechtbank voor consumptie (B5-0108/2002),

–   gelet op de artikelen 95 en 153 van het EG-verdrag,

–   gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0054/2003),

A.   overwegende dat na tien jaar de interne markt functioneert, maar de regelgeving nog niet op alle gebieden voltooid is,

B.   overwegende dat de interne markt een economisch succes is maar dat de consument er nog niet ten volle gebruik van maakt,

C.   overwegende dat het aantal grensoverschrijdende juridische relaties verder zal toenemen onder meer ten gevolge van de stroomversnelling in de elektronische communicatie, de komst van de eurobiljetten en -munten en de uitbreiding van de EU,

D.   overwegende dat het EG-Verdrag een hoog niveau van consumentenbescherming nastreeft,

E.   overwegende dat er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen de voltooiing van de interne markt en de realisatie van een hoog niveau van consumentenbescherming,

F.   overwegende dat het nastreven van deze beide objectieven kan en moet gebeuren op een zodanige manier dat ze elkaar effectief ondersteunen,

G.   overwegende dat, behoudens wat de maatregelen ter ondersteuning, ter aanvulling of ter controle van het beleid van de lidstaten betreft, de basis voor het wetgevend optreden ter bescherming van de consument op het niveau van de Gemeenschap gebaseerd is op de regels van de interne markt,

H.   overwegende dat de voltooiing van de interne markt er onder meer in bestaat de juridische hinderpalen voor het vrij verkeer weg te nemen, en dit zowel voor het bedrijfsleven als voor het dagelijkse leven van de burger-consument,

I.   overwegende dat ingrijpen door de EU, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, alleen bij significante belemmeringen voor grensoverschrijdende juridische relaties gerechtvaardigd is,

J.   overwegende dat de Europese en de nationale wetgeving en de samenhang ervan de consument vertrouwen moeten bieden in de juridische status en de rechtszekerheid van de grensoverschrijdende transacties,

K.   overwegende dat de consument moet kunnen vertrouwen op efficiënte en betaalbare mogelijkheden van geschillenbeslechting m.b.t. grensoverschrijdende transacties,

L.   overwegende dat de consumentenbescherming en de bevordering van eerlijke handelspraktijken tussen concurrenten dikwijls twee zijden van dezelfde juridische medaille zijn,

M.   overwegende dat er bij vele kleine en middelgrote ondernemingen terughoudendheid heerst om grensoverschrijdend actief te zijn om dezelfde redenen die het consumentenvertrouwen afremmen,

N.   overwegende dat de communautaire wetgeving duidelijk, eenvoudig en doeltreffend moet zijn, rechtszekerheid moet bieden, bij voorkeur van een hoge wetgevingstechnische kwaliteit is, bestand moet zijn tegen de uitdagingen van een snel veranderende markt en eenvoudig in de rechtsstelsels van de lidstaten moet kunnen worden ingepast, omdat ze anders door de consument als een vreemd element wordt beschouwd, hetgeen afbreuk zou doen aan de acceptatie van het Gemeenschapsrecht,

O.   overwegende dat er naast de juridische hinderpalen andere belemmeringen zijn die de consument ervan weerhouden grensoverschrijdend aankopen te doen, waaronder de taalbarrière, de geografische afstand, de verschillen in consumptiecultuur en de reistijd; in de wetenschap dat deze de natuurlijke grenzen van de marktintegratie vormen, die de Europese regelgeving niet kan en wil veranderen en dat het wenselijk is vooraleer wetgevend op te treden, de werkelijke hinderpalen te identificeren en hun impact op het grensoverschrijdend verkeer te kwantificeren,

1.   verwelkomt het Groenboek, dat alle betrokkenen tot reflectie en advies uitnodigt over de toekomstige ontwikkeling van de consumentenbescherming op het vlak van de handelspraktijken en met name over de mogelijkheden om het functioneren van de interne markt van bedrijven en consumenten (de zgn. BtoC-relaties) te verbeteren;

2.   is ervan overtuigd dat het aangewezen is de werkingssfeer van de instrumenten die de Commissie overweegt te gebruiken en de impacttoets van de voorgenomen maatregelen niet te beperken tot de zgn. BtoC-relaties, temeer daar het uiteenhalen van BtoC en BtoB niet vanzelfsprekend is en wellicht niet verenigbaar is met de doelstellingen van eenvoudige, coherente wetgeving en van rechtszekerheid;

3.   is van mening dat de ontwikkeling van een uniform juridisch kader voor het volledige scala aan economische transacties binnen de interne markt alsmede de totstandbrenging van vertrouwen van de consument van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van e-Europa, in het bijzonder wat grensoverschrijdende transacties betreft;

4.   stelt vast dat op communautair niveau heel wat gerealiseerd is op het vlak van de consumentenbescherming, maar dat het totale op de interne markt van toepassing zijnde wettenarsenaal niet tot een volledige gelijkschakeling van wetten moet leiden, maar tot minimumnormen om het vertrouwen van de consument te genieten;

5.   wijst erop dat eventuele voorstellen voor wetgevende maatregelen die voortvloeien uit het debat over het Groenboek, effectief moeten leiden tot meer eenvoudige, meer begrijpelijke, doeltreffende en beter afdwingbare wetgeving;

6.   aanvaardt de stelling dat maximale harmonisatie een doeltreffend middel kan zijn om de fragmentatie van de op de interne markt geldende wetgeving inzake handelspraktijken en consumentenbescherming weg te werken en zo de interne markt vlotter te laten functioneren om het vertrouwen van de consument te bevorderen; dringt er bij de Commissie op aan dat bij het wijzigen van bestaande wetgeving of het ontwerpen van nieuwe wetgeving elke maatregel voor minimale of maximale harmonisatie afzonderlijk op geschiktheid wordt beoordeeld;

7.   onderstreept dat de maximale harmonisatie gericht moet zijn op een hoog niveau van consumentenbescherming, hetgeen een van de doelstellingen van het Verdrag is en een voorwaarde om het consumentenvertrouwen te bevorderen;

8.   is ervan overtuigd dat de beginselen van de wederzijdse erkenning en het recht van het land van oorsprong pas tot eenieders tevredenheid voluit toegepast kunnen worden, wanneer een voldoende harmonisatiegraad en een hoog beschermingsniveau gerealiseerd zijn;

9.   is voorstander van het uitwerken van een coherent juridisch kader en spreekt, op basis van de gegevens waarover het momenteel beschikt en onder de hierna genoemde voorwaarden, zijn voorkeur uit voor de zgn. "gemengde aanpak", boven de voortzetting van de reeks van dikwijls los van elkaar staande specifieke richtlijnen;

10.   ziet in dat de eventuele kaderrichtlijn alleszins aangevuld dient te worden met specifieke richtlijnen of verordeningen, met een zeer nauwkeurige beschrijving van de relatie tussen de kaderrichtlijn en de specifieke richtlijnen of verordeningen;

11.   is van mening dat de relatie tussen de kaderrichtlijn en het overeenkomstenrecht moet worden gepreciseerd;

12.   is de mening toegedaan dat de doelstelling van coherentie, vereenvoudiging en begrijpelijkheid veronderstelt dat behandeling van de wijzigingen aan de bestaande specifieke richtlijnen tezelfdertijd plaatsvindt als de behandeling van een voorstel voor een kaderrichtlijn, zodat de wetgever zich een volledig beeld kan vormen en zich ervan kan vergewissen dat het wetgevingspakket de interne markt daadwerkelijk vereenvoudigt en ze niet nog complexer maakt;

13.   sluit niet uit dat het wenselijk kan blijken een algemeen beding in de kaderrichtlijn op te nemen dat gebaseerd is op het beginsel van een verbod van oneerlijke handelspraktijken, maar beklemtoont de noodzaak van een duidelijke definitie van oneerlijke praktijken op basis van deskundig onderzoek; vindt het verder erg belangrijk dat de toepassing van een dergelijke kaderrichtlijn leidt tot eenvoudigere, meer gestroomlijnde en betere wetgeving resulterend in rechtszekerheid voor zowel de consument als het bedrijfsleven;

14.   suggereert om, ter voorkoming van interpretatieproblemen, aan de kaderrichtlijn een zwarte, niet-uitputtende lijst toe te voegen met praktijken die de belangen van de consument schaden;

15.   gaat ervan uit dat een kaderrichtlijn de definities van de basistermen van het consumentenrecht bevat;

16.   deelt de idee van de Commissie om in de kaderrichtlijn een uniforme wettelijke basis te creëren waarin Europese gedragscodes verankerd worden;

17.   acht het omwille van de rechtszekerheid en de democratische legitimiteit noodzakelijk dat bij het gebruik van Europese gedragscodes inzake consumentenbescherming de volgende voorwaarden in acht genomen worden:

   a) een gedragscode kan alleen aanvullend zijn en de wetgeving geenszins vervangen;
   b) ze moet tot stand komen op vrijwillige basis;
   c) ze is alleen van toepassing op de personen en rechtspersonen die ze onderschreven hebben;
   d) de afdwingbaarheid van een gedragscode moet verzekerd worden door de invoering van de regel dat een inbreuk op een vrijwillig aanvaarde gedragscode gelijkgesteld is met een oneerlijke praktijk en navenant door de daartoe geëigende instantie (arbitrage respectievelijk gerecht) gesanctioneerd wordt;

18.   stelt zich ten gronde juridische vragen en vraagt derhalve verder deskundig onderzoek naar het door de Commissie gesuggereerde goedkeuringsmechanisme dat zou leiden tot een weerlegbaar vermoeden van wettigheid van gedragscodes, omdat:

   a) dit geen algehele toetsing aan het recht oplevert, zodat aan de marktdeelnemers een vals rechtszekerheidsgevoel zou gegeven worden;
   b) dit verwarring veroorzaakt bij de consument, die het verschil moet kunnen maken tussen goedgekeurde en niet-goedgekeurde gedragscodes en die bovendien de betekenis ervan correct moet kunnen inschatten;
   c) dit de flexibiliteit van het instrument 'gedragscode' ondermijnt;

19.   is voorstander van het uitwerken van regels voor een betere handhaving van het communautair recht in grensoverschrijdende relaties en gaat ermee akkoord dat een interne markt een gecoördineerd markttoezicht vraagt;

20.   steunt derhalve de idee van een intergouvernementele samenwerking van nationale handhavingsinstanties, die de wederzijdse informatie en wederzijdse bijstand in concrete dossiers ten goede kan komen;

21.   verzoekt de Commissie precieze informatie te geven over de aard van de geconstateerde obstakels, de invloed ervan op grensoverschrijdende aankopen te kwantificeren en, op deze basis, de consultatie met alle betrokkenen voort te zetten zowel van de zijde van de productie en de distributie als met de vertegenwoordigers van het MKB en de consumentenorganisaties;

22.   herhaalt zijn verzoek om een samenhangende aanpak en gelijktijdige behandeling van de kaderrichtlijn consumentenbescherming en de verordening betreffende de verkoopspromoties, die perfect op elkaar moeten aansluiten;

23.   verzoekt de Commissie werk te maken van haar voornemen om een beroep te doen op deskundigen voor voorbereidend studiewerk en de diepgaande impactstudie te houden zoals voorzien in haar werkprogramma 2002-2003 en dit alvorens wetgevingsvoorstellen te lanceren;

24.   dringt er bij de Commissie op aan een uitgebreide impactstudie uit te voeren naar de geschiktheid van maximale harmonisatie en, zolang deze studie niet beschikbaar is, voor elk voorstel afzonderlijk aan te geven waarom voor een bepaalde optie is gekozen;

25.   dringt bij de Commissie aan op een breed opgezette en gerichte raadpleging, teneinde te zorgen voor een zo goed mogelijke input van de betrokken partijen;

26.   neemt zich voor een definitief oordeel uit te spreken wanneer de noodzakelijke bijkomende informatie beschikbaar is en concrete voorstellen beschikbaar zijn;

27.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.

(1) PB C 125 van 27.5.2002, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid