Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2002/2181(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0224/2003

Ingediende teksten :

A5-0224/2003

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2003)0292

Aangenomen teksten
PDF 233kWORD 62k
Donderdag 19 juni 2003 - Brussel
Communautair immigratiebeleid
P5_TA(2003)0292A5-0224/2003

Resolutie van het Europees Parlement over een open coördinatiemethode voor het communautaire immigratiebeleid (COM(2001) 387 – C5&nbhy;0337/2002 – 2002/2181(COS)) en over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over "integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden" (COM(2002) 703 – C5-0233/2003 – 2002/2181(COS))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie (COM(2001) 387 – C5&nbhy;0337/2002),

–   gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 703 – C5&nbhy;0233/2003),

–   gelet op artikel 13 van het EG-Verdrag,

–   gezien het Verdrag van Amsterdam, dat de Gemeenschap bevoegdheden en verantwoordelijkheden geeft op het gebied van immigratie en asiel, en artikel 63 van het EG-Verdrag,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001 en van de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002,

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het bijzonder de artikelen 18, 21 en 22 daarvan,

–   gezien het Groenboek van de Commissie over een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijven (COM(2002) 175),

–   gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité "Immigratie, integratie en de rol van de georganiseerde civil society" van 21 maart 2002(1) en de conclusies van de conferentie over "Immigratie: de rol van de civil society bij de integratie" van 9-10 september 2002,

–   gezien het besluit van de Commissie om een mededeling over immigratie, integratie en werkgelegenheid op te stellen, die zal worden voorgelegd aan de Europese Raad in Thessaloniki op 20 juni 2003 (COM(2003) 336),

–   gezien de voorstellen voor richtlijnen en de door het Europees Parlement aangenomen standpunten over de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige (standpunt van 12 februari 2003)(2); over het recht op gezinshereniging (standpunt van 9 april 2003)(3); over de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (standpunt van 5 februari 2002)(4)en over de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk (standpunt van 3 juni 2003)(5),

–   gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen en de Commissie verzoekschriften (A5&nbhy;0224/2003),

A.   overwegende dat het Verdrag van Amsterdam de Gemeenschap bevoegdheden verleent op het gebied van asiel en immigratie en de Raad verplicht om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het verdrag een besluit te nemen over specifieke maatregelen,

B.   overwegende dat het immigratieverschijnsel gezien het vrije verkeer binnen de interne markt noopt tot een gemeenschappelijke aanpak, omdat de lidstaten van de Unie geconfronteerd worden met dezelfde onderling samenhangende problemen die niet op nationaal niveau opgelost kunnen worden en dan ook communautaire coördinatie vereisen, zoals is besloten door de Europese Raad van Tampere,

C.   overwegende dat er na de top van Tampere door de Europese Raad geen enkel belangrijk besluit over het immigratiebeleid is genomen en dat het door de Commissie voorgelegde tijdschema niet wordt toegepast, zelfs niet dat wat is aangegeven door de Europese Raad van Sevilla,

D.   overwegende dat de Commissie en het Europees Parlement zich sinds de Europese Raad van Tampere (en de Europese Raad van Sevilla) hebben ingespannen om de conclusies van deze Europese Raden te verwezenlijken, d.w.z. partnerschap met de landen van herkomst, Europees communautair systeem inzake asielkwesties, billijke behandeling van inwoners van derde landen, doeltreffender beheer van de migratiestromen en maatregelen om het probleem van de illegale immigratie aan te pakken,

E.   overwegende dat de door de Europese Raad van Tampere voorgestelde hoofdlijnen voor het immigratiebeleid (partnerschap met de herkomstlanden, een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, eerlijke behandeling van derdelanders, beheer van migratiestromen) nog steeds gelden en dat deze met spoed verder ontwikkeld moeten worden op basis van het wettelijk kader van de artikelen 61-69 van het Verdrag volgens het voorstel van de Commissie,

F.   overwegende dat richtsnoeren worden voorgesteld voor de vier hoofdpunten van de open coördinatiemethode: "beheer van migratiestromen", "toelating van economische migranten", "partnerschap met derde landen" en "integratie van derdelanders", allemaal thema's waarover het Europees Parlement duidelijk heeft gesteld dat optreden op Europees niveau geboden is, en dat het Europees Parlement hierbij betrokken moet worden,

G.   overwegende dat twee van deze thema's verder uitgewerkt worden in de mededeling over "integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden" en in de mededelingen die voorgelegd zullen worden aan de Europese Raad van Thessaloniki van 20 juni 2003, over "integratie, immigratie en werkgelegenheid" en over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, mensenhandel, buitengrenzen en terugkeer van illegale immigranten,

H.   overwegende dat ook de bestrijding van de mensenhandel en de seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen een centraal thema moet zijn,

I.   overwegende dat illegaal verblijf in de meeste gevallen voortvloeit uit het feit dat personen die legaal op grondgebied van de Unie binnenkomen hun vergunning verliezen,

J.   overwegende dat de beschikbare geldmiddelen van de Gemeenschap beperkt zijn en billijk over de verschillende componenten van het Europese immigratiebeleid moeten worden verdeeld op basis van de in Tampere vastgestelde prioriteiten,

K.   overwegende dat sinds de publicatie van de mededeling van de Commissie over "het Europees ontwikkelingsbeleid", die door het Europees Parlement gunstig is ontvangen, een algemene strategie is uitgestippeld waarin de diverse aspecten van het ontwikkelingsbeleid, variërend van maatschappelijke tot ecologische aspecten, zijn opgenomen en die een duurzame algemene ontwikkeling tot doel heeft,

L.   overwegende dat het migratievraagstuk van strategisch belang is en de toekomstige gevolgen van de globalisering voor een belangrijk deel in positieve of negatieve zin zal bepalen,

M.   overwegende dat de bestemming van meer dan 90% van de immigranten in de wereld niet het grondgebied van de Europese Unie is, maar het grondgebied van landen in de nabijheid van de plaats van herkomst van de immigranten,

Coördinatie van het Europese immigratiebeleid: methoden en instrumenten

1.   betreurt het dat de Raad de door de Commissie ingediende wetgevingsinstrumenten nog steeds niet heeft aangenomen en verzoekt de Raad het voorstel zo spoedig mogelijk te behandelen;

2.   begroet de pogingen van de Commissie om de behandeling van migratiekwesties te versnellen door extra maatregelen voor te stellen en stelt vast dat de Commissie met de indiening van de mededeling over de opneming van migratie in de betrekkingen met derde landen en met de aanstaande aanneming van de mededeling over integratie de in Tampere vastgestelde geïntegreerde aanpak van migratiekwesties tot een goed einde heeft gebracht met zes mededelingen achtereen;

3.   onderstreept dat de open methode voor coördinatie van de nationale beleidsmaatregelen niet in de plaats kan komen van de nodige wetgevingsmaatregelen en dat de invoering van dergelijke methodes problematisch zou kunnen blijken als zij misbruikt worden om het wetgevingsproces nog meer te traineren of het stagneren ervan te verhullen;

4.   stelt met voldoening vast dat de Commissie de volgende thema's voorstelt:

   - nationale actieplannen met statistische gegevens over het aantal en de situatie van toegelaten derdelanders per categorie,
   - informatie over de richtsnoeren voor elke periode, de doelstellingen en het tijdschema,
   - het effect van de genomen maatregelen op de legale en illegale stromen,
   - de realiteit van de informele arbeidsmarkt, de gevolgen ervan voor de nationale economie en de aanwezigheid van immigranten in deze sector,
   - voorspellingen over de toestroom van gastarbeiders overeenkomstig de actieplannen voor de werkgelegenheid,
   - ervaringen met samenwerking, op te stellen in overleg met de regionale en lokale instanties en andere sociale partners;

5.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de statistische gegevens die zij van cruciaal belang acht voor een efficiënt toezicht op en evaluatie van het gemeenschappelijk immigratiebeleid naar geslacht uitgesplitst zijn;

6.   wenst dat de Europese Conventie rekening houdt met de vele voorstellen van het Europees Parlement inzake immigratie en asiel zoals gedaan in de resolutie over de vooruitgang in 2002 bij de totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid van 27 maart 2003 en in het bijzonder de voorstellen over uitbreiding van de medebeslissingsprocedure en stemming met een gekwalificeerde meerderheid in de Raad om een eind te maken aan de huidige verlamming bij de besluitvorming in de Raad;

Beheer van migratiestromen

7.   dringt bij de Raad aan op een alomvattende en geïntegreerde aanpak die rekening houdt met de verschillende in Tampere vastgestelde en door de Commissie ontwikkelde elementen die nodig zijn voor een goed beheer van de migratiestromen;

8.   steunt het voorstel om, rekening houdende met het feit dat de lidstaten zelf bepalen hoeveel derdelanders er op hun grondgebied zijn, globale prognoses op te stellen die personen omvatten die een verblijfsvergunning hebben om andere dan economische redenen, zoals vluchtelingen en personen die in aanmerking komen voor gezinshereniging, met inbegrip van minderjarigen in de werkende leeftijd, die toegang tot werk gegarandeerd moet worden;

9.   verlangt dat in het kader van de dialoog met derde landen nooit uit het oog wordt verloren dat de migratiestromen van wederzijds belang zijn en dat deze stromen wel gerationaliseerd maar niet tot stilstand gebracht moeten worden;

10.   is bezorgd over de "braindrain" uit ontwikkelingslanden;

11.   is van oordeel dat de lidstaten periodiek onderzoek moeten doen naar de informele arbeidsmarkt, de gevolgen ervan voor de nationale economie en de aanwezigheid van immigranten in deze sector, omdat de mogelijkheid om te werken ongetwijfeld een factor is die clandestiene immigranten aantrekt, en dat zij de Commissie van een en ander op de hoogte moeten brengen;

12.   is verheugd over de aanneming van het kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002(6) over de bestrijding van de mensenhandel en de Verklaring van Brussel van de Raad van 8 mei 2003 en verzoekt de Commissie om toe te zien op de correcte omzetting daarvan in nationale wetgeving door de lidstaten;

13.   verzoekt de lidstaten hun aandacht niet alleen te richten op mensensmokkelaars en grenscontrole, maar ook op de slachtoffers van mensenhandel, merendeels slachtoffers van seksuele uitbuiting, en bepleit in dit verband de aanneming van een voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken(7);

14.   wenst dat de resultaten van de programma's van de Raad voor controle aan de buitengrenzen worden geëvalueerd en dat het Parlement hiervan op de hoogte wordt gehouden;

15.   wenst dat er een open discussie plaatsvindt over de diverse voorstellen die de Commissie doet in haar bovengenoemde mededeling "Groenboek terugkeer", in het bijzonder de maatregelen voor gesteunde terugkeer;

Toelating van economische migranten

16.   dringt er bij de Raad op aan de richtlijn inzake voorwaarden voor toegang tot de EU om economische redenen aan te nemen, daarbij rekening houdende met het standpunt van het Parlement, als eerste stap in de richting van gegarandeerde eenvoudige en transparante procedures voor de legale toegang tot de EU;

17.   wijst erop dat alle lidstaten lijden onder een veroudering van de bevolking en een gebrek aan weinig en hooggeschoolde arbeidskrachten en in deze tekorten trachten te voorzien door immigratie;

18.   herinnert eraan dat de lidstaten nog steeds verantwoordelijk zijn voor de selectie en het aantal van de economische immigranten die nodig zijn om in de nationale behoeften aan arbeidskracht te voorzien;

19.   meent dat het absoluut noodzakelijk is dat de lokale en regionale instellingen hierbij worden betrokken;

20.   onderstreept dat de samenhang tussen het communautaire immigratiebeleid en de andere beleidsvormen van de Unie van fundamenteel belang is, met name het beleid inzake werkgelegenheid en sociale integratie; verzoekt rekening te houden met de kwestie van de immigranten bij de afbakening van de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en in de nationale actieplannen, met speciale aandacht voor de gelijkheid van kansen, zonder echter afbreuk te doen aan de inspanningen ten aanzien van de werknemersgroepen die al op de arbeidsmarkt van de lidstaten actief zijn; wijst tevens op het belang van de opneming van het immigrantenvraagstuk in de nieuwe nationale plannen voor sociale betrokkenheid;

21.   verzoekt de Commissie de concrete middelen te preciseren waarmee het overleg met de betrokken actoren zijn beslag moet krijgen door rekening te houden met de taak en specifieke verantwoordelijkheden van de sociale partners inzake kwesties die verband houden met de arbeidsmarkt en door de Europese organisaties af te bakenen die ter zake kundig en representatief zijn met inachtneming van de taken en verantwoordelijkheden van alle actoren; dringt er tevens op aan rekening te houden met de lokale en regionale overheden al naargelang de verantwoordelijkheden die deze in elke lidstaat hebben;

22.   bepleit de vorming van een specifiek EURES-net voor de arbeidsmarkt van de EU, waaruit ook de landen waar de immigranten vandaan komen informatie kunnen putten;

23.   meent dat immigranten die in de zwarte economie werken dezelfde behandeling moeten krijgen als onderdanen van lidstaten bij de behandeling van klachten over illegale arbeid;

24.   meent dat de lidstaten met spoed maatregelen moeten nemen om zwart werk aan de oppervlakte te brengen, met name huishoudelijk werk en de zorg voor familieleden, daar uit het verslag van het Europees Parlement over de normalisering van huishoudelijk werk in de informele economie waarnaar wordt verwezen in zijn resolutie van 30 november 2000(8) blijkt dat in deze sectoren veel niet-gedeclareerde arbeid van een groot aantal vrouwelijke migranten voorkomt; er moet een nieuwe formule worden gevonden zodat gezinnen deze personen te werk kunnen stellen met een legaal arbeidscontract waarmee zij onder de sociale verzekeringen vallen,

Integratie van derdelanders

25.   is van mening dat het welslagen van het Europese immigratiebeleid afgemeten kan worden aan de mate waarin migranten volledig geïntegreerd zijn in het land van opvang;

26.   stelt vast dat door lidstaten diverse maatregelen zijn genomen om de toenemende pluraliteit van de huidige maatschappijen het hoofd te bieden en dat de positieve en negatieve ervaringen hiermee een verworvenheid zijn die de Commissie moet verzamelen, vergelijken en beschikbaar maken voor de lidstaten, regionale en lokale overheden en andere betrokkenen;

27.   verklaart dat het recht op gezinshereniging een onvervreemdbaar recht is dat door de internationale verdragen wordt erkend; dringt er daarom met klem bij de Raad op aan om de desbetreffende richtlijn aan te nemen, rekening houdende met het standpunt van het EP;

28.   is van mening dat het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Unie een nuttig instrument is ten dienste van het immigratiebeleid dat zich dient te richten op de oorzaken van de immigratie en tegelijkertijd moet dienen om de welstandsfactor die migratie voor de medeontwikkeling betekent, te mobiliseren;

29.   is van mening dat de richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen aangenomen moet worden om de integratie van derdelanders te verzekeren en steunt het idee van de Commissie en het Economisch en Sociaal Comité om een burgerschap te creëren dat onderdanen van derde landen die legaal in de Europese Unie verblijven economische, sociale en politieke rechten en plichten zou geven, onder meer het recht om te stemmen bij gemeentelijke en Europese verkiezingen;

30.   verzoekt de Commissie toe te zien op de toepassing en uitvoering van de richtlijnen tegen discriminatie om redenen van herkomst en tegen discriminatie op de arbeidsmarkt;

31.   verzoekt de Commissie om gedetailleerd en concreet gevolg te geven aan het integratiebeleid dat onderdeel is van de open coördinatiemethode verzoekt de Commissie om gedetailleerd en concreet gevolg te geven aan het in de bovengenoemde mededeling over immigratie, integratie en werkgelegenheid ontwikkelde integratiebeleid door vast te stellen welke communautaire programma's aangewend kunnen worden ten behoeve van het integratiebeleid en door de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen;

32.   is van mening dat integratiebeleid door lidstaten niet misbruikt moet worden om in de praktijk een feitelijke immigratiestop te bewerkstelligen; verzoekt de lidstaten geen integratietesten en taalvereisten op te leggen waaraan immigranten vóór hun binnenkomst in een lidstaat moeten voldoen;

33.   is van mening dat een actief integratiebeleid zich op de volgende gebieden moet richten:

   - duidelijke regels voor de rechtspositie van ingezetenen, die recht hebben op een goed bestuur,
   - maatregelen voor een goede integratie op de arbeidsmarkt,
   - onderwijs in de nationale taal of talen en toegang tot onderwijs,
   - toegang tot sociale en medische voorzieningen,
   - zorg voor waardige levensomstandigheden in steden en buurten;

34.   op de bovengenoemde terreinen moeten programma's worden vastgesteld die de eerste opvang van mensen die aankomen in een lidstaat van de Unie regelen;

35.   ambtenaren die werkzaam zijn bij diensten die te maken hebben met onderdanen van derde landen, grens- en veiligheidsbeambten, personeelsleden van sociaal-medische en onderwijsvoorzieningen en andere beroepsbeoefenaren die te maken hebben met de genoemde gebieden, moeten voldoende training en middelen ontvangen om voor de eerste opvang te zorgen en hun taken te kunnen vervullen in een pluralistische maatschappij;

36.   is van mening dat op alle niveaus van de ambtenarij en de administratieve diensten die te maken hebben met onderdanen van derde landen, grens - en veiligheidsbeambten, personeelsleden van sociaal-medische en onderwijsvoorzieningen en andere beroepsbeoefenaren die te maken hebben met genoemde gebieden, een doeltreffend anticorruptiebeleid en passende instrumenten ten zeerste geboden zijn;

37.   de communautaire programma's en acties moeten rekening houden met voorzieningen voor opvang en de realiteit van een pluralistische maatschappij; er moet sprake zijn van samenwerking tussen het Europese en het nationale beleid op het gebied van immigratie, werkgelegenheid, cohesie, sociale integratie en bestrijding van discriminatie;

38.   benadrukt het grote belang van de integratie van de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle beleidsvormen en acties van de EU en verlangt een veel grotere erkenning van de specifieke en vaak enorme problemen waarmee vrouwen bij immigratie en integratie in een ander land worden geconfronteerd;

39.   staat achter het voorstel van de Commissie om middelen uit te trekken voor de financiering van proefprojecten op het gebied van integratie;

40.   steunt het voorstel van het presidium van de Conventie om een specifieke rechtsgrondslag te scheppen voor de integratie van derdelanders die legaal in de Europese Unie verblijven;

Partnerschap met derde landen

41.   is van mening dat de Unie het gezamenlijk beheer van de migratiestromen op doeltreffende wijze moet integreren in haar betrekkingen met derde landen en dat de associatieovereenkomsten de inzet van beide partijen moet weerspiegelen om hun verantwoordelijkheden wat betreft de controle aan de grenzen en het beheer van de migratiestromen op zich te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de behoeften van de herkomst- en transitlanden en de rechten van de immigranten in de transit- en gastlanden moeten worden geëerbiedigd;

42.   is van oordeel dat de bestrijding van illegale immigratie en de grenscontrole slechts één aspect van het beleid van de Unie ten aanzien van derde landen is en dat daarnaast een actief medeontwikkelingsbeleid ten aanzien van de herkomstlanden gevoerd moet worden om de negatieve gevolgen van emigratie zo gering mogelijk te maken;

43.   is van oordeel dat overnameovereenkomsten één van de aspecten van het buitenlands beleid van de Unie vormen en dat de partnerlanden van de Unie hun verplichtingen terzake moeten nakomen met het oog op een beter beheer van de migratiestromen, maar dat deze overeenkomsten niet de enige prioriteit van de Unie in de betrekkingen met de herkomstlanden ten aanzien van migratie moeten zijn; in het kader van deze betrekkingen moet ook rekening worden gehouden met factoren die aanzetten tot ongewenste emigratie;

44.   samenwerking met derde landen moet ook acties omvatten ter ondersteuning van dynamische ontwikkelingen in de landen van herkomst, doorreis èn van opvang; dit betekent dat de voorkeur moet uitgaan naar gezamenlijke ontwikkelingsprojecten, gecoördineerde acties op het gebied van onderwijs en opleiding, bestudering van economische en andere kansen met het oog op de mobiliteit van personen, en het beleid van gesteunde terugkeer; het mede-ontwikkelingsbeleid moet een van de doelstellingen blijven van begrotingslijn B7-667 en in de externe actieprogramma's van de EU;

45.   samenwerking moet maatregelen omvatten ter ontwikkeling en versterking van het anticorruptiebeleid in de landen van herkomst èn van opvang;

46.   wenst dat instrumenten in het leven worden geroepen ter versterking van de steun aan landen die vluchtelingen opnemen teneinde erop toe te zien dat hun economische en sociale structuur niet wordt ontwricht om aldus de lopende ontwikkelingsprocessen in deze landen te beschermen;

47.   onderstreept de noodzaak overeenkomstig de door de Commissie bepleite aanpak rekening te houden met de enorme geldstromen in de vorm van overdrachten van immigranten en verzoekt de Commissie het initiatief te nemen om te zorgen voor instrumenten voor een goedkope en snelle legale overdracht en om deze particuliere financiële middelen te mobiliseren voor medeontwikkelingsinitiatieven, waarbij controle door de eigenaren en de begunstigden van de overdrachten is gewaarborgd, zodat gevolg wordt gegeven aan de conclusies van de Conferentie van Monterrey;

48.   is verheugd over de invoering van de regionale samenwerkingsprogramma's op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in het kader van MEDA of TACIS alsook over de vooruitgang die op dit gebied is geboekt in het kader van de ASEM; betreurt echter dat de politieke dialoog over immigratie ten aanzien van EU/Latijns-Amerika nog niet is gestart en verzoekt de Raad en de Commissie derhalve onmiddellijk te beginnen met de voorbereiding van de dialoog terzake tussen Europa en Latijns-Amerika;

49.   wijst er nogmaals op dat de systemen voor het verzamelen en uitwisselen van statistische gegevens op het gebied van migratie moeten worden verbeterd en vraagt aandacht voor een aantal initiatieven zoals de oprichting van waarnemingsposten voor migratie, het opzetten van havennetwerken of de bevordering van de oprichting van instituten voor emigratie in de landen van herkomst en doorreis;

50.   stelt vast dat de ontbrekende overeenkomst inzake overdracht en waarborging van sociale rechten zoals pensioenaanspraken en de levensplanning van personen uit derde landen, duurzaam wordt beperkt en verzoekt de Commissie dit vraagstuk in de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen op te nemen;

51.   stelt vast dat de angst voor verlies van het verblijfsrecht en van sociale rechten veel immigranten uit derde landen belet een nieuw leven in hun landen van herkomst te beginnen en verzoekt de Commissie derhalve te voorzien in terugkeermogelijkheden voor immigranten met een vaste verblijfsstatus;

52.   is van mening dat er op dit moment geen enkele grond is voor de financiering van uitzettingen uit de gemeenschapsbegroting en dat afzonderlijke akkoorden op grond van het subsidiariteitsbeginsel gefinancierd kunnen worden uit de nationale begrotingen, daar Europese financiering geen toegevoegde waarde heeft;

53.   is bovendien van mening dat het Europees fonds voor vluchtelingen niet het geschikte instrument is om de gedwongen repatriëring van immigranten en vluchtelingen te financieren, daar het fonds bedoeld is voor de financiering van acties met het oog op opvang en integratie alsook van overeenkomsten inzake vrijwillige terugkeer;

o
o   o

54.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.

(1) CES 365/2002.
(2) P5_TA(2003)0050.
(3) P5_TA(2003)0179.
(4) PB C 248 E van 21.11.2002, blz. 102.
(5) P5_TA(2003)0235.
(6) PB L 203 van 1.8.2002, blz. 1.
(7) PB C 126 E van 28.5.2002, blz. 393.
(8) PB C 228 van 13.8.2001, blz. 193.

Juridische mededeling - Privacybeleid