Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 74/408/EEG van de Raad inzake motorvoertuigen, met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen (COM(2003) 361 – C5&nbhy;0283/2003 – 2003/0128(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 361)(1),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG&nbhy;Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5&nbhy;0283/2003),
– gelet op artikel 67 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5&nbhy;0418/2003),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 december 2003 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/408/EEG van de Raad inzake motorvoertuigen, met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Gezien het advies van het Comité van de regio's(3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van veiligheidsgordels en beveiligingssystemen kan bijdragen tot een aanzienlijke vermindering van het aantal verkeersdoden en van de ernst van verwondingen ten gevolge van ongevallen, zelfs ongevallen waarbij het voertuig omslaat. De installatie ervan in alle voertuigcategorieën heeft ongetwijfeld een aanzienlijke verbetering van de verkeersveiligheid tot gevolg en zal dan ook veel mensenlevens redden.
(2) De installatie van veiligheidsgordels in alle voertuigen kan belangrijke baten voor de maatschappij opleveren.
(3) In zijn resolutie van 18 februari 1986 over gemeenschappelijke maatregelen ter vermindering van het aantal verkeersongevallen in het kader van het jaar van de verkeersveiligheid in de Gemeenschap(5), heeft het Europees Parlement benadrukt dat het noodzakelijk is het dragen van de veiligheidsgordel verplicht te stellen voor alle inzittenden, inclusief kinderen, behalve in het openbaar vervoer. Met het oog op de installatie van veiligheidsgordels en/of beveiligingssystemen moet dan ook een onderscheid worden gemaakt tussen bussen voor het openbaar vervoer en andere voertuigen.
(4) Overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(6) is het communautaire typegoedkeuringssysteem per 1 januari 1998 ingevoerd voor alle nieuwe voertuigen van categorie M1. Alleen deze voertuigen moeten zijn uitgerust met zitplaatsen, zitplaatsbevestigingen en hoofdsteunen die voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/408/EEG(7).
(5) Zolang het communautaire typegoedkeuringssysteem niet is uitgebreid tot alle voertuigcategorieën moet, in het belang van de veiligheid van voertuigen van andere categorieën dan M1, worden geëist dat in deze voertuigen zitplaatsen en zitplaatsbevestigingen worden geïnstalleerd die de installatie van gordelbevestigingen toelaten.
(6) Richtlijn 74/408/EEG bevat al alle technische en administratieve voorschriften voor de typegoedkeuring van andere voertuigen dan die van categorie M1. De lidstaten behoeven dan ook geen aanvullende voorschriften in te voeren.
(7) Sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 96/37/EG hebben verscheidene lidstaten de voorschriften van deze richtlijn al verplicht gesteld voor andere voertuigen dan die van categorie M1. De fabrikanten en hun leveranciers hebben dus al de geschikte technologie ontwikkeld.
(8) Uit onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is zijdelings gerichte zitplaatsen uit te rusten met veiligheidsgordels die de inzittenden hetzelfde beschermingsniveau bieden als voorwaarts gerichte zitplaatsen. Om veiligheidsredenen moeten dergelijke zitplaatsen worden verboden in bepaalde voertuigcategorieën.
(9)Uit onderzoek is gebleken dat de risico's van zijdelings gerichte zitplaatsen voor passagiers in voertuigen van de categorie M3 onvoldoende in kaart zijn gebracht; het is noodzakelijk deze risico's te onderzoeken middels methoden zoals die welke ook voor het testen van de veiligheid van personenauto's in gebruik zijn om tot een afgewogen risicobeoordeling te komen. De Commissie dient opdracht tot dergelijke testen te geven en de resultaten voor 31 december 2004 aan het Europees Parlement te doen toekomen.
(10) Richtlijn 74/408/EEG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(11)Aangezien de doelstelling van de voorgestelde maatregel, namelijk de verbetering van de verkeersveiligheid door de verplichte installatie van veiligheidsgordels in bepaalde voertuigcategorieën, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 74/408/EEG
Richtlijn 74/408/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a)
Aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:" De voertuigen van de categorieën M2 en M3 zijn onderverdeeld in klassen, zoals gedefinieerd in punt 2 van bijlage I bij Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad *.
________________
* PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1."
b) Lid 2 wordt vervangen door:
"
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op klapstoelen, zoals gedefinieerd in punt 2.7 van bijlage I, en op achterwaarts gerichte zitplaatsen
"
2. Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:
"
Artikel 3 bis
1. Met ingang van [1 juli 2004] verbieden de lidstaten de installatie van zijdelings gerichte zitplaatsen in nieuwe voertuigtypen van de categorieën M1 en N1 alsmede M2, klasse B.
2. Met ingang van [1 januari 2006] verbieden de lidstaten de installatie van zijdelings gerichte zitplaatsen in nieuwe voertuigen van de categorieën M1 en N1 alsmede M2, klasse B.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op ambulances, op de in artikel 8, lid 1, eerste streepje van Richtlijn 70/156/EEG genoemde voertuigen en op de zitplaatsen in kampeerauto's, voorzover deze alleen worden gebruikt als het voertuig stilstaat.
"
3. In bijlage IV wordt punt 1.1 vervangen door:
"
1.1. De voorschriften van deze bijlage gelden voor voertuigen van de categorieën N1, N2 of N3 en de categorieën M2 en M3 die niet onder het toepassingsgebied van bijlage III vallen. Ze gelden ook voor de zijdelings gerichte zitplaatsen van alle voertuigcategorieën, onverminderd het bepaalde in punt 2.5.
"
Artikel 2
Toepassing
1. Met ingang van [1 januari 2004] mogen de lidstaten
a)
de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring voor een voertuigtype niet weigeren;
b)
de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen niet verbieden,
op grond van de zitplaatsen en de bevestigingen en hoofdsteunen daarvan, wanneer deze voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/408/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.
2. Met ingang van [1 juli 2004]:
a)
mogen de lidstaten geen EG-typegoedkeuring voor een nieuw voertuigtype meer verlenen;
b)
weigeren de lidstaten de nationale typegoedkeuring voor een nieuw voertuigtype,
wanneer de zitplaatsen en de bevestigingen en hoofdsteunen daarvan niet voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/408/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.
3. Met ingang van [1 januari 2006]:
a)
beschouwen de lidstaten de certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen als niet langer geldig in de zin van artikel 7, lid 1 van Richtlijn 70/156/EEG;
b)
weigeren de lidstaten de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, tenzij een beroep wordt gedaan op de bepalingen van artikel 8, lid 2 van Richtlijn 70/156/EEG,
wanneer de zitplaatsen en de bevestigingen en hoofdsteunen daarvan niet voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/408/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.
Artikel 3
Omzetting
1. De lidstaten keuren de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed uiterlijk op …* en maken deze bekend teneinde aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. Zij passen deze bepalingen toe uiterlijk op …(8).
3. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
4. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.