Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2003/2168(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0448/2003

Ingediende teksten :

A5-0448/2003

Debatten :

PV 14/01/2004 - 13

Stemmingen :

PV 15/01/2004 - 5.7

Aangenomen teksten :

P5_TA(2004)0030

Aangenomen teksten
PDF 119kWORD 35k
Donderdag 15 januari 2004 - Straatsburg
Tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/71/EG (terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten)
P5_TA(2004)0030A5-0448/2003

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/71/EG in de lidstaten (COM(2003) 458 - 2003/2168(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van Commissie (COM(2003) 458),

–   gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A5-0448/2003),

A.   overwegende dat het vrije verkeer van diensten in het kader van de interne markt een nieuwe vorm van mobiliteit van werknemers mogelijk maakt die duidelijk verschilt van de mobiliteit van migrerende werknemers, omdat zij allen betrekking heeft op het tijdelijk verrichten van werk in een andere lidstaat dan de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op het arbeidscontract,

B.   overwegende dat moet worden herinnerd aan het drievoudige uitgangspunt voor toepassing van de richtlijn, d.w.z. terbeschikkingstelling in het kader van een overeenkomst gesloten tussen de onderneming van herkomst en de ontvanger van de dienst, terbeschikkingstelling van werknemers aan een vestiging of een tot hetzelfde concern behorende onderneming en terbeschikkingstelling van werknemers door een uitzendbedrijf aan een ontvangende onderneming die actief is op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst,

C.   overwegende dat het vrije verkeer van diensten wordt vergemakkelijkt als de lidstaten een gemeenschappelijke "harde kern" van dwingende minimale beschermende bepalingen voor het ter beschikking stellen van werknemers overeenkomen, die gezien de ervaringen tot dusver beslist dient te worden verbeterd,

D.   overwegende dat werknemers in de betrokken sectoren vaak aan buitengewoon gevaarlijke arbeidsomstandigheden zijn blootgesteld,

E.   overwegende dat Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(1) een dergelijke lijst van Gemeenschapsrechtelijke minimale beschermende bepalingen bevat, en tot doel heeft de rechtszekerheid te vergroten en de arbeidsvoorwaarden van toepassing op werknemers die tijdelijk werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op het dienstverband,

F.   overwegende dat punten van contact bestaan tussen de richtlijn en de nationale tenuitvoerlegging,

G.   overwegende dat de onderhandelingen over de vaststelling van Richtlijn 96/71/EG meer dan vijf jaar hebben geduurd (eerste Commissievoorstel van 28 juni 1991 en definitieve vaststelling van de richtlijn op 16 december 1996),

H.   overwegende dat de termijn voor de omzetting van de richtlijn door de lidstaten pas op 16 december 1999 was afgelopen,

I.   overwegende dat Richtlijn 96/71/EG geen betrekking heeft op de sociale zekerheid,

J.   overwegende dat het Besluit 2002/260/EG van de Commissie van 27 maart 2002(2) een groep van directeuren-generaal voor arbeidsverhoudingen in het leven riep die reeds een werkgroep van deskundigen heeft ingesteld om problemen in verband met de omzetting en de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten te bespreken,

K.   overwegende dat eind oktober 2003 een eerste bijeenkomst van deze werkgroep van deskundigen met vertegenwoordigers van 15 lidstaten, 10 toekomstige lidstaten en drie kandidaat-lidstaten heeft plaatsgevonden,

L.   overwegende dat er volgens tot dusver opgedane ervaringen in de praktijk vaak niets komt van de beoogde toepassing van essentiële arbeidsnormen in het vrije verkeer van diensten en de voorkoming van sociale dumping, vooral in de bouw en de gebouwenservice,

1.   is van mening dat de richtlijn nog altijd nodig is om te zorgen voor de rechtszekerheid van de ter beschikking gestelde werknemers en de betrokken ondernemingen;

2.   is van oordeel dat niet alleen de adequate juridische omzetting van de richtlijn, maar ook de toepassing ervan op de werkvloer alsmede de controle op de uitvoering van essentieel belang zijn om de effectiviteit van wetgeving te beoordelen en dat het belang hiervan toeneemt in het licht van de uitbreiding van de Unie; vraagt de Commissie om hierover diepgaand en bijkomend onderzoek te laten uitvoeren en dit in samenwerking met de sociale gesprekspartners uit de meest betroffen sectoren;

3.   is van oordeel dat een aantal problemen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de richtlijn eveneens door betere voorlichting en bestuurlijke en operationele samenwerking tussen de instanties van de lidstaten (administraties, inspecties, sociale gesprekspartners) kunnen worden opgelost; vraagt de Commissie om concrete voorstellen te doen om deze samenwerking te versterken vooral met het oog op het bestrijden van zwart werk en andere vormen van misbruik;

4.   verzoekt de Commissie betere en meer concrete gegevens te verzamelen over de gevolgen van de nationale tenuitvoerlegging;

5.   verzoekt de Commissie om problemen te onderzoeken ten gevolge van de verschillende opties die door de richtlijn zijn toegelaten, b.v.:

   a) een oneerlijke concurrentie,
   b) verschil in de sociale bescherming,
   c) probleem van een duidelijke omschrijving van de status van werknemers;

6.   verzoekt de Commissie om constructieve legislatieve oplossingen te onderzoeken die kunnen leiden tot voorkoming en uitbanning van oneerlijke concurrentie en sociale dumping ten gevolge van misbruik bij terbeschikkingstelling van werknemers; meent voorts dat behalve een Europees wetgevend kader of andere soorten voorschriften ook aansprakelijkheid bij onderaanneming dient te worden onderzocht;

7.   verzoekt de Raad te zorgen dat het kaderbesluit over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van financiële sancties het grensoverschrijdende toezicht op de tenuitvoerlegging van geldelijke sancties d.m.v. een simpel en doelmatig systeem vergemakkelijkt.

8.   verzoekt de Commissie om de werkzaamheden van de werkgroep van deskundigen te steunen en om het Europees Parlement, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de sociale partners, zowel op Europees als op als nationaal, maar ook interprofessioneel en sectorieel niveau bij deze werkzaamheden te betrekken; verzoekt de Commissie om het Europees Parlement (respectievelijk de terzake bevoegde commissie) regelmatig in te lichten over de vordering van de werkzaamheden;

9.   vraagt een grondige evaluatie - mede in het licht van zowel de nationale als de Europese jurisprudentie - van de tenuitvoerlegging van de richtlijn, met name wat betreft de praktische invulling van bepaalde begrippen en definities uit de richtlijn (zoals minimumlonen inclusief overwerk, minimum aantal betaalde vakantiedagen en werk- en rusttijden, terbeschikkinggestelde werknemer) en van de omzetting van de richtlijn via CAO's en het effect hiervan op de concurrentieverhoudingen tussen bedrijven en werknemers uit verschillende lidstaten; vraagt dat hierbij ook wordt gekeken naar het effect van oplossingen die in de lidstaten voor bepaalde problemen in verband met onderaanneming worden aangedragen zoals het systeem van de ketenaansprakelijkheid;

10.   verzoekt de Commissie om in nauwe samenwerking met de sociale partner diepgaander onderzoek te doen en voorstellen in te dienen ter vereenvoudiging en verbetering van de bestaande richtlijn om te komen tot een betere tenuitvoerlegging en toepassing van de richtlijn in de praktijk en om de doelstellingen van de richtlijn dichter te benaderen (d.w.z. het tweeledig doel van eerlijke concurrentie en naleving van de rechten van werknemers binnen de EU-15 en de EU-25);

11.   verzoekt de Commissie om na te gaan in hoeverre haar diensten door een beter aanbod van informatie, vooral in de vorm van websites met de nodige links, overeenkomstig de aanbevelingen van de werkgroep van deskundigen, het werk van de terzake bevoegde autoriteiten in de lidstaten kunnen verlichten;

12.   verzoekt de Commissie om de gevolgen van de uitbreiding in de 15 lidstaten en de toetredende landen te bezien;

13.   verzoekt de Commissie om de nodige aanacht te besteden aan de uitspraken van het Hof van Justitie van de EG en om ook de arresten van betrokken nationale rechtbanken in haar analyses op te nemen;

14.   verzoekt de Commissie de Raad en het Parlement een tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijn voor te leggen zodra concrete, door de werkgroep van deskundigen, de sociale partners en de Commissie opgetekende resultaten beschikbaar zijn en opgestelde maatregelen voor een betere bestuurlijke samenwerking in nationaal recht zijn omgezet, echter uiterlijk vóór eind 2004;

15.   verzoekt de lidstaten om de Conventie inzake migrerende werknemers (C143: "Conventie betreffende Migraties in Verkeerde Omstandigheden en de Promotie van Gelijke Kansen en Behandeling van Arbeidsmigranten") van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) te ratificeren om de fundamentele mensenrechten van alle migrerende werknemers te verzekeren;

16.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan de parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.
(2) PB L 91 van 6.4.2002, blz. 30.

Juridische mededeling - Privacybeleid