Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/2628(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0032/2005

Ingediende teksten :

B6-0032/2005

Debatten :

PV 10/01/2005 - 12

Stemmingen :

PV 13/01/2005 - 6.1

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0005

Aangenomen teksten
PDF 129kWORD 39k
Donderdag 13 januari 2005 - Straatsburg
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
P6_TA(2005)0005B6-0032/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het resultaat van de Conferentie van Buenos Aires over klimaatverandering

Het Europees Parlement,

–   gezien het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC) van 11 december 1997, de toepassingsprocedures voor de tenuitvoerlegging daarvan die zijn goedgekeurd op de conferenties van Bonn (juli 2001), Marrakech (november 2001), New Delhi (november 2002) en Milaan (december 2003), en de Tiende Conferentie van de Partijen (Tenth Conference of the Parties, COP-10) die van 6 tot 17 december 2004 werd gehouden in Buenos Aires, Argentinië,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties over klimaatverandering, met name die van 17 november 2004 over de EU-strategie voor de Conferentie in Buenos Aires (COP-10)(1),

–   gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat klimaatverandering een van de grote uitdagingen van de 21ste eeuw is, met aanzienlijke negatieve gevolgen voor de hele wereld op ecologisch, economisch en sociaal gebied, en dat de verandering van het klimaat naar verwachting een negatief effect zal hebben op duurzame ontwikkeling en op de bestaansmiddelen van miljoenen mensen overal ter wereld; overwegende dat orkanen, tyfonen en andere natuurrampen die verband houden met het weer, bevolkingsgroepen overal ter wereld in 2004 weer zwaar hebben getroffen, met name in de armste landen; overwegende dat de economische verliezen, naast het menselijke leed en de talrijke slachtoffers, worden geraamd op een record van 90 miljard USD voor 2004,

B.   overwegende dat een volledige uitvoering van de UNFCCC en het Protocol van Kyoto van fundamenteel belang is voor de aanpak van het centrale probleem dat klimaatverandering is, en voor de toekomst van het leefmilieu overal ter wereld,

C.   overwegende dat de UNFCCC een kader biedt voor actie om de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren, teneinde gevaarlijke invloed van de mens op het klimaatsysteem te voorkomen; dat de UNFCCC van kracht werd op 21 maart 1994 en er nu 189 partijen bij zijn aangesloten,

D.   overwegende dat het Protocol van Kyoto nu door 132 landen en organisaties voor regionale economische integratie is geratificeerd, inclusief 37 partijen genoemd in bijlage I, die goed zijn voor 61,6% van de broeikasgasemissies van bijlage I in 1990, zodat is voldaan aan de vereisten voor de inwerkingtreding van het Protocol, die zal plaatshebben op 16 februari 2005,

E.   overwegende dat de ontwikkelde landen een grote verantwoordelijkheid voor de broeikasgasemissies dragen en bijgevolg in het proces om de emissies terug te dringen, een voortrekkersrol moeten spelen; overwegende dat het Europees Parlement de EU consequent verzoekt deze voortrekkersrol te blijven spelen,

F.   overwegende dat het Protocol van Kyoto door de Europese Gemeenschap op 31 mei 2002 is geratificeerd, alsmede door haar lidstaten, en overwegende dat het Europees Parlement en de Raad de wetgevingsinstrumenten hebben aangenomen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Protocol van Kyoto in de Europese Gemeenschap(2); overwegende dat het Europees Parlement en de Raad op 13 oktober 2003 Richtlijn 2003/87/EG hebben aangenomen tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap(3); overwegende dat een recent voortgangsverslag van de Commissie [COM(2004)0818 def.] bevestigt dat de EU als geheel op weg is om haar doelstellingen in het kader van het Protocol van Kyoto te halen,

G.   overwegende dat de doelstellingen van het Protocol van Kyoto een essentiële voorwaarde voor een mondiale strategie inzake klimaatverandering zijn, maar dat ambitieuzere streefdoelen moeten worden bepaald voor de periode na 2012; overwegende dat de mondiale emissies tegen 2050 met de helft moeten zijn gedaald, om de opwarming van de aarde te beperken tot maxima van minder dan 2°C boven het temperatuurpeil van voor de industrialisering,

H.   overwegende dat het jaar 2012 met rasse schreden nadert en een strategie voor de periode na 2012 nodig is, om de uitdaging aan te gaan die zich op langere termijn aandient, namelijk het gebruik bevorderen van energiebronnen met een laag koolstofgehalte, technologie met weinig broeikasgasemissies en hernieuwbare energiebronnen,

1.   is tevreden met het internationale akkoord over de besluiten die op de Tiende Conferentie van de Partijen bij de UNFCCC zijn genomen, inclusief het werkprogramma van Buenos Aires betreffende maatregelen voor aanpassing en reactie en het besluit om in mei 2005 een dialoog over de toekomstige aanpak van de klimaatverandering in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto op te starten;

2.   is er sterk van overtuigd dat de Europese Unie haar voortrekkersrol in het kader van de internationale inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering moet blijven spelen; verwacht bijgevolg dat de EU op het seminar van regeringsdeskundigen (Seminar Of Governmental Experts, SOGE) een voorstel voor een toekomstige regeling voorlegt dat strookt met de EU-doelstelling om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot maxima van minder dan 2°C boven het peil van voor de industrialisering, met een piek van de mondiale broeikasgasemissies in de komende twee decennia, waarbij de beginselen van gelijkheid, verantwoordelijkheid en bekwaamheid of mogelijkheid om op te treden worden geëerbiedigd;

3.   stelt vast dat de inspanningen om de emissies te beperken in alle ontwikkelde landen op middellange termijn aanzienlijk moeten worden opgevoerd, om de beperkingsdoelstellingen op lange termijn te kunnen halen; verzoekt de EU op de Europese Raad van voorjaar 2005 streefdoelen voor deze beperking te bepalen die met de hierboven genoemde doelstellingen stroken; is van opvatting dat voor geïndustrialiseerde landen middellange-termijnbeperkingen van circa 30% vóór 2020 en lange-termijnbeperkingen van 60% tot 80% vóór 2050 noodzakelijk zijn om dit doel te bereiken;

4.   verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen op te voeren om met verantwoordelijke landen overal ter wereld een dialoog op te starten, teneinde een duurzame oplossing te ontwerpen om een gevaarlijke verandering van het klimaat te voorkomen; veroordeelt de pogingen van sommige landen om de start van onderhandelingen over verplichtingen op het gebied van klimaatbeleid na 2012 te verhinderen; betreurt de herhaalde verklaringen van de Italiaanse milieuminister dat het nutteloos zou zijn bindende doelen vast te stellen voor de uitstootbeperking na 2012 zonder de participatie van de Verenigde Staten, China en India; is van mening dat deze verklaringen de positie van de EU kunnen verzwakken;

5.   verzoekt de landen die het Protocol van Kyoto niet hebben geratificeerd, dit zo spoedig mogelijk te doen; verzoekt de regering van de VS haar besluit om zich er niet bij aan te sluiten, opnieuw te bekijken en als eerste stap haar in het kader van de UNFCCC aangegane verplichting om de emissies van het land terug te brengen tot het peil van 1990, na te komen; onderstreept voorts dat Australië de doelstellingen van het Protocol van Kyoto voordeliger zou kunnen halen, als het het Protocol zou ratificeren en de mechanismen ervan gebruiken;

6.   dringt er bij de EU op aan dat zij bijkomende maatregelen neemt om meer energie te besparen, de energie-efficiëntie te verbeteren en op hernieuwbare energiebronnen over te schakelen;

7.   is bezorgd dat de vooruitgang op het gebied van emissiebeperking in andere sectoren teniet wordt gedaan door stijgende emissies in de vervoerssector; is van mening dat de EU van Californië kan leren om de emissies in de vervoerssector te beperken; verzoekt de Commissie derhalve met klem te komen met voorstellen voor bindende CO2-limieten voor nieuwe motorvoertuigen;

8.   herhaalt zijn eis dat de emissies die worden veroorzaakt door internationale bewegingen van vliegtuigen en schepen in de streefdoelen op het gebied van emissiebeperking in de tweede periode van de verplichtingen vanaf 2012 worden opgenomen;

9.   betreurt dat de Tiende Conferentie van de Partijen een gemiste kans was met betrekking tot de voorbereiding van nieuwe doelstellingen voor de periode na 2012; betreurt met name dat de Conferentie ondanks de inspanningen van de EU-delegatie maar akkoord ging met één informele vergadering voor de voorbereiding van toekomstige nieuwe doelstellingen in 2005; benadrukt dat de EU haar deelname aan deze vergadering zorgvuldig moet voorbereiden, in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen op nationaal en regionaal niveau, en dat zij een voortrekkersrol moet blijven spelen met betrekking tot de totstandbrenging van een sterke coalitie voor nieuwe internationale verplichtingen na 2012; benadrukt dat economische beleidsmakers de mogelijkheid moeten krijgen om te plannen op basis van een redelijk zekere kennis van de situatie na 2012;

10.   benadrukt dat het Seminar van regeringsdeskundigen moet focussen op discussies over het Protocol van Kyoto in het kader van de UNFCCC die op de toekomst zijn gericht, om een effectieve en adequate aanpak van de klimaatverandering te ontwikkelen, en een uitgeschreven rapport moet publiceren over de resultaten, waarmee vervolgens rekening moet worden gehouden in de onderhandelingen;

11.   is van mening dat een toekomstige regeling moet zijn gebaseerd op gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden, voortgezette en opgevoerde emissiebeperkingen na 2012 en de betrokkenheid van meer landen bij de verminderingsinspanningen, met name de VS en gevorderde ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie en de lidstaten bijgevolg om in het kader van hun dialoog met internationale partners, met name de VS, China en India, de noodzaak van klimaatbescherming te benadrukken;

12.   benadrukt dat meer financiële steun voor aanpassingsmaatregelen in de ontwikkelingslanden nodig is; benadrukt bovendien dat, hoewel economische ontwikkeling voor alle ontwikkelingslanden een recht is, maatregelen moeten worden genomen om milieuvriendelijker ontwikkelingsmodellen naar voren te schuiven;

13.   betreurt dat de VS, als grootste producent van koolstofemissies, wel op de Tiende Conferentie van de Partijen was vertegenwoordigd, maar niet bereid was om nieuwe ontwikkelingen om de klimaatverandering te beperken, te bespreken; is ten zeerste aangemoedigd door de vele initiatieven op het gebied van klimaatverandering die in de VS op staatsniveau worden genomen, zoals het regionale broeikasgasseninitiatief, waarbij negen noordoostelijke staten zijn betrokken, terwijl Maryland, het District Columbia, Pennsylvania, de oostelijke Canadese provincies en New Brunswick aan het proces deelnemen als waarnemers, waarbij het initiatief als doel heeft de ontwikkeling van een regionaal plafonnerings- en verhandelingssysteem voor CO2 te bespreken;

14.   verzoekt de Commissie om in haar komende rapport over de kosten en baten van toekomstig beleid inzake klimaatverandering de goedkeuring te overwegen van correctiemaatregelen ten aanzien van de grenzen, als compensatie van het concurrentievoordeel dat producenten in geïndustrialiseerde landen zonder beperkingen op het gebied van koolstofemissies kunnen hebben; onderstreept dat de klimaatverandering ook zorgt voor mogelijkheden en stimulansen op het gebied van innovatie, overeenkomstig de doelstellingen in de agenda van Lissabon;

15.   is tevreden met de door de EU genomen initiatieven om de broeikasgasemissies te verminderen, met name het systeem voor de handel in emissierechten dat op 1 januari 2005 van start is gegaan, en is ten zeerste aangemoedigd door de mogelijkheid dat andere landen, bijvoorbeeld Canada en Japan, zich bij dit systeem aansluiten; verzoekt de Commissie ook te overwegen om voor te stellen dat het EU-systeem voor de handel in emissierechten wordt gekoppeld aan regionale initiatieven waarbij plafonds zijn goedgekeurd die met de doelstellingen van de UNFCCC stroken; verzoekt de Europese Raad voorts het vooruitzicht te garanderen dat de kredieten van projectgebonden mechanismen ook in de periode na 2012 overeenkomstig de richtlijn 2004/101/EG waarmee een koppeling met het mechanisme voor schone ontwikkeling / gezamenlijke tenuitvoerlegging (Clean Development Mechanism / Joint Implementation, CDM/JI) wordt ingesteld, kunnen worden gebruikt;

16.   verzoekt de beide voorzitterschappen van 2005 ervoor te zorgen dat deze kwestie op de voorgrond blijft en zelfs een nog prominentere plaats krijgt, terwijl de betrokken partijen dwingender verplichtingen aangaan en meer internationale partners bij het proces worden betrokken;

17.   onderstreept dat de samenwerking met het Europees Parlement en de Europese Commissie nuttige informatie heeft opgeleverd en verwacht dat met de Raad een oplossing wordt gevonden voor de volgende Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, zodat de deelnemers van het Europees Parlement toegang tot de EU-coördinatievergaderingen krijgen, op zijn minst met de status van waarnemer, met of zonder spreekrecht;

18.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en het Secretariaat van de UNFCCC, met het verzoek dat ze wordt rondgedeeld aan alle betrokken partijen buiten de EU.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA-PROV(2004)0060.
(2) Beschikking nr. 280/2004/EG van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz.1) en Richtlijn 2004/101/EG van 27 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de project gebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 18).
(3) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

Juridische mededeling - Privacybeleid