Resolutie van het Europees Parlement over de verlichting van de schuldenlast van de ontwikkelingslanden
Het Europees Parlement,
– gezien de bijeenkomst van 17 tot 21 november 2004 van de Club van Parijs, een groep van 19 crediteurlanden, met inbegrip van 12 lidstaten,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties van 25 april 2002 over schuldverlichting voor arme landen met een zware schuldenlast(1) en van 18 mei 2000 over de schuldenlast van arme landen(2),
– gezien de millenniumontwikkelingsdoelstellingen die in 2000 door alle lidstaten van de VN ondertekend zijn,
– gezien het nieuwe partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD), een initiatief dat in oktober 2001 in Abuja (Nigeria) werd goedgekeurd en vervolgens door de Afrikaanse Unie werd erkend als deel van haar sociaal-economisch ontwikkelingsprogramma,
– gezien het actieplan dat op 27 juni 2002 door de G8-groep van industrielanden in Kananaskis werd goedgekeurd en de conclusies van het voorzitterschap van de G8 die op 3 juni 2003 in Evian werden goedgekeurd,
– onder verwijzing naar Resolutie 2001/27 van de Commissie voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties over de gevolgen die het beleid inzake structurele aanpassing en inzake buitenlandse schulden heeft voor het daadwerkelijk genieten van alle mensenrechten, in het bijzonder de economische, sociale en culturele rechten,
– onder verwijzing naar het verzoekschrift "Jubilee 2000", dat is ondertekend door 24 miljoen burgers, die erop aandringen de schuld van de ontwikkelingslanden kwijt te schelden,
– gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement
A. overwegende dat de meerderheid van de arme landen met een zware schuldenlast zich in Afrika ten zuiden van de Sahara bevinden,
B. overwegende dat de schuldenlast van Afrika wordt geraamd op ongeveer 230 miljard USD en dat Afrikaanse landen met weinig inkomsten volgens schattingen zo'n 39 miljard USD per jaar aan schuldaflossing betalen,
C. overwegende dat dankzij de kwijtschelding van schuld middelen voor andere doeleinden zouden vrijkomen, waarbij het vrijgekomen geld deel uitmaakt van de overheidsbegroting en derhalve hiermee de armoede rechtstreeks kan worden gelenigd,
D. overwegende dat schuldverlichting een van de streefdoelen is van millenniumdoelstelling 8, die met name erop is gericht de schuldproblemen van de ontwikkelingslanden breed aan te pakken middels nationale en internationale maatregelen om de schuld op de lange termijn draaglijk te maken,
E. overwegende dat schuldverlichting geen wondermiddel is en op zichzelf geen middelen creëert, de armoede terugdringt of de ontwikkeling bevordert; overwegende dat de toekomst van de ontwikkelingslanden vooral afhangt van goed bestuur en investeringen in de eigen bevolking,
F. overwegende dat de Wereldbank, het IMF, de G7 en de Club van Parijs in 1996 het initiatief hebben genomen om de schulden van arme landen met een zware schuldenlast te verlichten (HIPC-initiatief),
G. overwegende dat volgens het UNCTAD-rapport van 2002 en na twintig jaar structureel aanpassingsbeleid de armoede blijft toenemen,
H. overwegende dat de Club van Parijs op 21 november 2004 heeft besloten de overheidsschuld van Irak met 80% te verminderen om de wederopbouw van het land te ondersteunen en overwegende dat de schuld in drie stadia zal worden verminderd - 30% met onmiddellijke ingang, nog eens 30% in 2005 en 20% in 2008,
I. overwegende dat de tragische vloedgolf in Azië heeft geleid tot oproepen om de schuld van de getroffen landen op te schorten ten einde het wederopbouw- en herstelproces te ondersteunen,
1. neemt nota van de schuldverlichting met 80% ten behoeve van Irak; onderstreept echter dat alle crediteurs, en met name de internationale instellingen en nationale regeringen, moeten instemmen met de geleidelijke kwijtschelding van de schuld van de ontwikkelingslanden waarbij de minst ontwikkelde landen voorrang moeten krijgen;
2. verlangt dat de Commissie en de lidstaten op multilateraal en bilateraal vlak het voortouw nemen bij de geleidelijke kwijtschelding van de buitenlandse schuld van ontwikkelingslanden; verlangt voorts dat zij actief streven naar het halen van de doelstelling om 0,7% van het BNP aan ontwikkelingshulp te besteden ten einde de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken;
3. stemt in met de oproepen om de schulden van de door de vloedgolf getroffen landen op te schorten, maar dringt ook aan op schuldverlichting voor andere arme landen, aangezien internationale solidariteit niet mag afhangen van tragische gebeurtenissen;
4. onderstreept dat schuldverlichting bij voorrang moet worden verleend aan de minst ontwikkelde landen en dat dit slechts mag geschieden mits de aldus door de regeringen uitgespaarde middelen ten goede komen aan de armste bevolkingsgroepen;
5. is van oordeel dat het proces inzake de verlichting van overheidsschulden dient te worden bespoedigd en uitgebreid in landen waarvan de regeringen de mensenrechten en de beginselen van gedegen bestuur respecteren, en voorrang geven aan het uitroeien van de armoede;
6. onderstreept dat vorige initiatieven, met inbegrip van het versterkte HIPC-initiatief, in de huidige context van de economische mondialisering nog ontoereikend zijn, en benadrukt dat al zulke initiatieven moeten worden gezien als een stap op weg naar de geleidelijke kwijtschelding van alle schulden;
7. onderstreept in dit verband de noodzaak om het huidige HIPC-initiatief af te stemmen op de behoeften van de in aanmerking komende landen die nog niet het besluitvormingspunt hebben bereikt ten gevolge van extreme politieke instabiliteit, en ook op andere gebieden voor meer flexibiliteit te zorgen, zoals de duur van de periode waarin de prestaties worden beoordeeld, de inhoud van deze "staat van dienst" en de tussentijdse Strategiedocumenten voor armoedebestrijding, alsmede het toekennen van schuldverlichting tijdens de tussentijdse periode;
8. juicht in dit verband het opschuiven van de sunsetclausule van het HIPC-initiatief naar eind 2006 toe, waardoor een aantal in aanmerking komende landen die zich net aan een conflict hebben ontworsteld, de gelegenheid krijgen om de nodige staat van dienst op te bouwen om aan het initiatief te kunnen deelnemen; verzoekt om extra schuldverlichting die is gericht op verzoening en het herstel van de infrastructuur in deze landen ten einde het risico van nieuwe conflicten te verminderen;
9. is van mening dat de regeringen alle extra middelen waarover zij dankzij de schuldverlichting kunnen beschikken, moeten gebruiken voor sociale projecten via met donoren en maatschappelijke organisaties vastgelegde plannen, opdat de sociale uitgaven worden verhoogd op gebieden zoals basisonderwijs, eerstelijnsgezondheidszorg en HIV/AIDS;
10. doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om, via een doelmatige coördinatie binnen de G8-groep, de Wereldbank en het IMF, ervoor te zorgen dat geen enkel land dat zich oprecht inzet voor de bestrijding van de armoede, goed bestuur en economische hervormingen wordt uitgesloten van de kans om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken ten gevolge van een gebrek aan financiële middelen;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de ACS-EU-Raad, de Afrikaanse Unie, de Verenigde Naties, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.