Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten en aanbevelingen van de EU voor de 61ste zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens in Genève (14 maart tot en met 22 april 2005)
Het Europees Parlement,
– gezien de 61ste zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens (UNHCR), die zal worden gehouden van 14 maart tot en met 22 april 2005 in Genève,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en de daarin vervatte bepalingen inzake de mensenrechten,
– gezien de artikelen I-3, lid 3 en III-292 van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen (COM(2001)0252) en zijn resolutie van 25 april 2002 over deze mededeling(1),
– gezien zijn resolutie van 22 april 2004 over de mensenrechten in de wereld in 2003 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie(2),
– gezien zijn vroegere resoluties over de VN-Commissie voor de rechten van de mens sinds 1996,
– gezien zijn resolutie van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties(3),
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat een van de voornaamste streefdoelen van de Europese Unie erin moet bestaan het universele en ondeelbare karakter, alsmede de onderlinge afhankelijkheid en correlatie van alle mensenrechten - waaronder burgerrechten, alsmede politieke, economische, sociale en culturele rechten en de zogenoemde mensenrechten van de derde generatie zoals het recht op ontwikkeling, vrede en een gezond milieu - te handhaven,
B. overwegende dat eerbiediging van de mensenrechten een conditio sine qua non is voor het verwezenlijken van de doelstelling van duurzame ontwikkeling, met inachtneming van de mens en het milieu,
C. overwegende dat de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en de grondrechten een van de grondbeginselen van de Unie is,
D. overwegende dat de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, van de voorvechters ervan, van de democratie en van de rechtsstaat van prioritair belang zijn voor de Europese Unie in al haar betrekkingen met derde landen, met name in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie en haar beleid inzake ontwikkelingssamenwerking,
E. overwegende dat de mensenrechtennormen voor ondernemingen van de VN een belangrijke stap voorwaarts betekenen bij de totstandbrenging van een gezamenlijk globaal kader inzake bewustwording van de verantwoordelijkheden van ondernemingen op het gebied van de mensenrechten en dat de EU op de VN-Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg in september 2002 heeft toegezegd te zullen werken aan de bevordering van de ontwikkeling van een intergouvernementeel kader voor de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven,
F. overwegende dat de UNHCR een van de belangrijkste VN-organen is voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in de wereld,
G. nota nemend van het rapport van het Panel op hoog niveau over bedreigingen, uitdagingen en verandering en zijn aanbevelingen over de UNHCR,
H. verheugd over de initiatieven van de Europese Unie die zijn ingediend op de 60ste zitting van de UNHCR, met inbegrip van 8 landenresoluties, 2 thematische resoluties en talrijke resoluties die de Unie heeft ondersteund, waardoor de EU een van de actiefste spelers in de UNHCR is geworden,
I. verheugd over de herindiening van resoluties over de Democratische Republiek Congo, Birma, Burundi, Tsjaad, Liberia, Somalië, Cuba, Belarus, Noord-Korea, Turkmenistan, de kwestie van de schending van de mensenrechten in de bezette Arabische gebieden, met inbegrip van Palestina en de verklaringen van de voorzitter over Oost-Timor, Haïti en Nepal,
J. gezien de conclusies vervat in de verklaring van het Bureau voor coördinatie en internationale samenwerking voor Colombia, die in Cartagena is goedgekeurd naar aanleiding van de in Londen opgestelde aanbevelingen in aanwezigheid van o.a. de Verenigde Naties,
K. instemmend met de aanbevelingen van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger van de VN voor de mensenrechten in Colombia,
L. bezorgd over het feit dat er geen resoluties werden aangenomen over de volgende landen en gebieden met betrekking tot welke het Europees Parlement erop had aangedrongen dat de Europese Unie resoluties zou indienen of de indiening ervan zou ondersteunen: Tsjetsjenië, Iran, Pakistan, India, Indonesië, Ivoorkust, Algerije, Tunesië, Libië, Saoedi-Arabië en de Centraal-Afrikaanse Republiek,
M. bezorgd over het feit dat de resoluties over Zimbabwe, die de EU heeft helpen indienen, en over China zijn verworpen door de 60ste zitting van de UNHCR,
N. met name bezorgd over de "no-action"-motie inzake Zimbabwe die is aangenomen op initiatief van de Republiek Congo en de notie inzake China die op initiatief van laatstgenoemde is aangenomen,
O. verheugd over de benoeming van zes nieuwe mensenrechtendeskundigen, twee voor thematische aspecten (de speciale rapporteur van de VN voor mensenhandel, in het bijzonder vrouwen- en kinderhandel, en de onafhankelijke deskundige voor mensenrechten en terrorisme) en vier met een landenmandaat (de speciale rapporteur voor Belarus, de speciale rapporteur voor de Democratische Volksrepubliek Korea, de onafhankelijke deskundige voor Tsjaad en de onafhankelijke deskundige voor Soedan),
P. verheugd over het feit dat de 60ste UNHCR-zitting de doodstraf streng heeft veroordeeld, met meer stemmen dan de voorgaande jaren, en heeft bevestigd dat een staat die een verzoek heeft ontvangen om uitlevering wegens een strafbaar feit waarop de doodstraf staat, verplicht is dit te weigeren als effectieve garanties ontbreken dat de doodstraf niet zal worden voltrokken,
Q. onderstrepend in dit verband dat de EU streeft naar goedkeuring door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van een resolutie over de invoering van een wereldwijd moratorium op de voltrekking van de doodstraf als een eerste stap in de richting van de algehele afschaffing van de doodstraf,
R. gezien zijn verontwaardiging en woede over alle terroristische aanslagen, met name die van 11 september 2001 en 11 maart 2004, alsook zijn solidariteit met de slachtoffers en de pijn en het lijden van hun families, vrienden en verwanten,
S. overwegende dat het huidige terrorisme en in het bijzonder het mondiale terrorisme tegen de democratie en haar voorvechters, in de vorm van meedogenloze, moorddadige en lafhartige aanvallen resulterend in grote aantallen willekeurige burgerslachtoffers, op dit moment de meest gewelddadige bedreiging voor de fundamentele mensenrechten is in onze samenlevingen,
T. opnieuw bevestigend dat, om deze vreselijke moderne bedreiging het hoofd te bieden, het de eerste taak van democratische regeringen is om hun burgers krachtdadig te beschermen, terrorisme resoluut en met volharding te bestrijden en terroristische netwerken op te sporen en te ontmantelen,
U. overwegende dat terrorismebestrijding niet mag worden aangevoerd door regeringen om de legitieme uitoefening van fundamentele mensenrechten te belemmeren of democratische beginselen te schenden, maar uiteindelijk moet bijdragen tot de versterking van de rechtsstaat en deze grondbeginselen,
V. overwegende dat terrorisme nooit kan worden gerechtvaardigd en dat terrorismebestrijding het uitstippelen van alomvattende strategieën vereist die kunnen helpen bij de aanpak van de oorzaken van extreme armoede, onveiligheid, mislukte staten en de toename van het fundamentalisme, die kunnen bijdragen tot het ontstaan van terrorisme,
W. verwijzend naar resolutie 57/219 van de Algemene Vergadering van de VN van 18 december 2002, resolutie 1456 van de Veiligheidsraad van de VN van 20 januari 2003 en resolutie 2003/68 van de UNHCR van de VN van 25 april 2003, waarin wordt bevestigd dat de staten zich ervan dienen te vergewissen dat elke terrorismebestrijdingsmaatregel die zij nemen in overeenstemming is met hun verplichtingen die voortvloeien uit het internationale recht, in het bijzonder het international recht inzake mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het internationaal humanitaire recht,
X. verheugd over de recente Verklaring van Sana'a over de democratie, de mensenrechten en de rol van het Internationaal Strafhof, die is aangenomen door de vertegenwoordigers van alle Arabische landen en de landen van de Hoorn van Afrika,
Y. overwegende dat het feit dat er een mensenrechtendialoog plaatsvindt tussen de EU en een derde land, geen belemmering mag vormen voor de EU om een resolutie in te dienen over de mensenrechtensituatie in dat land of een initiatief van dat derde land te steunen, zoals duidelijk is aangegeven door de Raad in zijn conclusies van 20 oktober 2004 over China en Iran en in de richtsnoeren inzake mensenrechtendialogen,
Z. overwegende dat een permanente en constructieve interinstitutionele dialoog tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad van essentieel belang is voor een consistent en coherent optreden van de Europese Unie op de 61ste zitting van de UNHCR,
AA. bezorgd over het functioneren van de VN-Commissie inzake NGO's waar de afgelopen jaren bepaalde internationale organisaties die de democratie en de mensenrechten in de gehele wereld bevorderen, door niet-democratische landen aan een politiek proces zijn onderworpen,
AB. verontrust over het feit dat de UNHCR maar al te vaak de door haar nagestreefde verdediging van de mensenrechten uit het oog verliest en veeleer probeert haar leden die van machtsmisbruik worden beschuldigd, te beschermen, zoals is onderstreept door de instantie die door de secretaris-generaal van de VN is benoemd om hervormingen van deze instelling voor te stellen,
Algemene overwegingen
1. onderstreept andermaal dat de eerbiediging, bevordering en vrijwaring van het universele karakter van de mensenrechten deel uitmaken van het morele en juridische acquis van de Europese Unie en een van de hoekstenen vormen van de Europese eenheid en integriteit;
2. bevestigt opnieuw de noodzaak van versterkte raadpleging, samenwerking en coördinatie tussen de EU en de VN, en met name de UNHCR;
3. dringt er bij de EU op aan een voortrekkersrol te spelen in de UNHCR;
Situatie in bepaalde landen en gebieden
4. dringt er bij de EU op aan, rekening houdend met het feit dat de volgende lijst niet exhaustief is, dat de omstandigheden van land tot land ver uiteenlopen en dat de situatie in een aantal landen erop is vooruitgegaan, om resoluties in te dienen of de indiening ervan te ondersteunen inzake:
‐
alle landen waarvoor een mensenrechtendeskundige met een landenmandaat is aangeduid (Afghanistan, Belarus, Birma, Burundi, Cambodja, Tsjaad, Cuba, de Democratische Republiek Congo, Noord-Korea, Haïti, Irak, Liberia, Somalië, Soedan) en de kwestie van de schending van de mensenrechten in de bezette Arabische gebieden, inclusief Palestina;
‐
alle landen ten aanzien waarvan de EU in internationale fora haar bezorgdheid over de mensenrechtensituatie heeft herbevestigd (samengebracht in het EU-jaarverslag over mensenrechten, goedgekeurd door de Raad) zonder een landenmandaat in de UNHCR; deze landen zijn: Zimbabwe, China, India, Indonesië, Pakistan, Nepal, Vietnam, de Russische Federatie (Tsjetsjenië), Turkmenistan, Oezbekistan, Algerije, Libië, Iran, Mauritanië, Tunesië en Saoedi-Arabië;
‐
alle landen ten aanzien waarvan het Europees Parlement zijn diepe bezorgdheid over de mensenrechtensituatie naar voren heeft gebracht (de Centraal-Afrikaanse Republiek, Ivoorkust, Kameroen, Eritrea en Togo);
‐
China, waarin met name een scherpe veroordeling wordt uitgesproken over misbruik van willekeurige detentie, repressie in Tibet, in Xinjiang, onderdrukking van de Falun Gong-beweging en van elke vorm van politieke oppositie en waarin wordt verzocht om onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidstelling van alle politieke en gewetensgevangenen, eerbiediging van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, en eerbiediging van de rechten van vrouwen en werknemers; waarin wordt verzocht om snelle ratificatie van het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; waarin een veroordeling wordt uitgesproken over de beoogde opheffing van het EU-wapenembargo; het onterecht en bovenmatig vaak opleggen van de doodstraf; waarin wordt verzocht om goedkeuring van een moratorium op terechtstellingen en om zo spoedig mogelijke ratificatie van het tweede protocol bij het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en waarin wordt aangedrongen op voortzetting van de Chinees-Tibetaanse dialoog tussen de vertegenwoordigers van Zijne Heiligheid de Dalai Lama en de Chinese regering om te komen tot werkelijke autonomie voor Tibet binnen de grenzen van China;
‐
Iran, waarin een veroordeling wordt uitgesproken over de ernstige toename van de schendingen van de mensenrechten, met name het oplopende aantal meldingen van openbare terechtstellingen, inclusief van minderjarigen, amputaties en openbare geselingen, een algemene strafexpeditie tegen de pers en de media, en grootschalige arrestaties van met name vrouwen en jongeren met onduidelijke of kleine tenlasteleggingen; waarin wordt opgeroepen tot een moratorium op alle terechtstellingen; waarin wordt verwacht dat de Iraanse regering haar belofte gestand doet om wetgeving vast te stellen houdende een verbod op het gebruik van de doodstraf voor misdrijven begaan door personen jonger dan 18; waarin de mensenrechtencommissie van de VN wordt opgeroepen opnieuw een speciale afgezant aan te wijzen om toezicht te houden op de mensenrechtensituatie in Iran en waarin de Iraanse regering wordt opgeroepen mensenrechtenwaarnemers onbelemmerde toegang tot het land te geven;
‐
Irak, waarin een veroordeling wordt uitgesproken over de schendingen van de mensenrechten en het humanitaire recht in het bijzonder, de executies van burgers, de gijzelnemingen en de meedogenloze executie door terroristische groeperingen, regelmatige aanvallen op minderheidsgroepen zoals de Assyriërs en anderen, de belemmering van de toegang tot medische zorg, foltering van de burgerbevolking en het besluit van de Irakese interimregering tot wederinvoering van de doodstraf; waarin wordt verzocht om de aantijgingen van schendingen van de mensenrechten en oorlogsmisdaden die in de afgelopen drie decennia zouden zijn begaan, zo spoedig mogelijk door de Irakese autoriteiten te laten onderzoeken en de verantwoordelijken te straffen; waarin de nadruk wordt gelegd op het recht van elke gevangene op een eerlijke juridische behandeling in overeenstemming met het internationale recht; waarin zijn veroordeling wordt herhaald van het gebruik van foltering en andere vormen van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling van gevangenen; waarin wordt opgeroepen tot een gedegen onpartijdig, openbaar en transparant onderzoek naar de beschuldigingen van foltering en mishandeling; waarin wordt aangedrongen op passende straffen middels geëigende kanalen; waarin het houden van verkiezingen in Irak wordt toegejuicht en wordt benadrukt dat mensenrechten en democratie de belangrijkste waarden zijn waarop de toekomstige grondwet van het land moet worden gebaseerd;
‐
Tsjetsjenië, waarin eerst en vooral een veroordeling wordt uitgesproken over de verschrikkelijke moordpartij in Beslan en verder over de enorme toename van het aantal oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid en tegen de burgerbevolking van de kant van de Russische autoriteiten, met name ontvoeringen en het laten verdwijnen van personen, doelgerichte acties die een stelselmatig en bestraffend karakter krijgen en de situatie van vrouwen die met name het doelwit vormen bij deze strafacties; waarin wordt betreurd dat de plegers van deze misdaden niet worden gestraft; waarin een veroordeling wordt uitgesproken over de stelselmatige aanvallen en de obstructie van het Russische leger jegens de voorvechters van de mensenrechten bij de uitoefening van hun werkzaamheden, belemmering en schending van de persvrijheid en bedreiging van personen die een klacht indienen bij het Europees Hof voor de mensenrechten en waarin wordt opgeroepen tot het onmiddellijk aanknopen van politieke onderhandelingen tussen de strijdende partijen om uiteindelijk een vreedzame oplossing voor het conflict te bereiken;
‐
Turkmenistan, waarin een veroordeling wordt uitgesproken over de gewelddadige repressie van elke vorm van persvrijheid en politieke overtuiging;
‐
Zimbabwe, waarin een veroordeling wordt uitgesproken over het regime van Mugabe wegens de wrede en meedogenloze onderdrukking van een verarmd en hongerend volk, de stelselmatige ondermijning van de vrijheid van de rechterlijke macht, de persvrijheid en de persoonlijke vrijheid en de vernietiging van een eens bloeiende economie; dringt er bij de verantwoordelijke autoriteiten in Zimbabwe en de buurlanden van Zimbabwe op een gebruik te maken van hun macht en invloed om ervoor te zorgen dat de komende verkiezingen (op 31 maart 2005) worden gehouden in overeenstemming met de internationale beginselen en normen en in aanwezigheid van een sterke internationale waarnemingsmissie; doet een beroep op de VN-Veiligheidsraad om krachtdadig op te treden in de crisis in Zimbabwe indien het regime gedurende de komende verkiezingsperiode inbreuk maakt op de beginselen van democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten;
‐
Oezbekistan, waarin een veroordeling wordt uitgesproken omdat met name religieuze groeperingen vogelvrij zijn verklaard en politieke partijen ernstig worden belemmerd in hun activiteiten;
‐
Afghanistan, waarin de noodzaak van steun voor de gekozen nieuwe regering wordt erkend; waarin een veroordeling wordt uitgesproken van de schendingen van de mensenrechten, gijzelnemingen, mishandelingen van gijzelaars en hun executies; en waarin wordt verzocht een onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden gedurende het afgelopen decennium en de daders ter verantwoording te roepen;
‐
Soedan, waarin alle partijen in het conflict in Darfur worden opgeroepen onmiddellijk een eind te maken aan alle geweld en aanvallen, af te zien van de gedwongen verhuizing van burgers, samen te werken met internationale humanitaire hulpverleners en waarnemers, erop toe te zien dat hun leden zich houden aan het internationale humanitaire recht, zorg te dragen voor de veiligheid van humanitaire hulpverleners, volledig samen te werken met de onderzoeken van de daarmee belaste VN-commissie naar schendingen van het internationale humanitaire recht en de mensenrechten, en deze in staat te stellen te achterhalen of er daadwerkelijk daden van volkerenmoord zijn gepleegd en de daders daarvan te identificeren; waarin de Veiligheidsraad van de VN wordt opgeroepen serieus na te denken over een mondiaal wapenembargo voor Soedan en over andere gerichte sancties tegen de verantwoordelijken voor massale schendingen van mensenrechten en andere wreedheden bij recente schendingen van het staakt-het-vuren en afspraken in het kader van het vredesproces, en ervoor te zorgen dat dergelijke sancties niet resulteren in meer lijden voor de bevolking van Soedan; waarin de ondertekening op 9 januari 2005 van het vredesakkoord tussen de regering van Khartoem en het Sudanese Volksbevrijdingsleger/-beweging wordt toegejuicht en de hoop wordt uitgesproken dat dit akkoord snel en volledig ten uitvoer wordt gelegd;
5. dringt bij de Raad aan op steun voor de aanstelling van een speciale rapporteur om de mensenrechtensituatie in Nepal grondig te onderzoeken;
6. verzoekt de EU een openbare verklaring uit te geven waarin zij de Chinese regering haar ernstige bezorgdheid meedeelt over de herhaalde schendingen van de mensenrechten;
7. dringt, na het advies van het Internationale Hof van Justitie over de juridische gevolgen van de bouw van een muur in het bezette Palestijnse gebied en na bekrachtiging ervan door de Algemene Vergadering, aan op de goedkeuring van een resolutie waarin wordt verzocht om toepassing van het internationale recht zodat er een einde komt aan de schending door Israël van zijn internationale verplichtingen, met name door de opschorting van de bouw van de muur op grond ten westen van de internationaal erkende "groene lijn" tussen Israël en de Palestijnse gebieden, het afbreken ervan en de intrekking van alle wettelijke en bestuursrechtelijke besluiten in verband met de bouw ervan, zodat ook derde landen hun verplichtingen nakomen en geen enkele steun aan de bouw van de muur verlenen; verzoekt de Raad en de Commissie hun inspanningen op te voeren met het oog op een rechtvaardige en duurzame oplossing van het conflict in het Midden-Oosten via onderhandelingen over een stabiel en definitief vredesakkoord zoals bedoeld in de routekaart voor vrede, zonder voorafgaande voorwaarden, op basis van het bestaan van twee democratische en soevereine staten - Israël en Palestina - die vreedzaam naast elkaar bestaan binnen veilige en erkende grenzen; verklaart andermaal zich in te zetten voor de totstandbrenging van een levensvatbare soevereine Palestijnse staat in 2005;
Thematische kwesties
8. dringt er bij het voorzitterschap op aan om resoluties in te dienen of de indiening ervan te ondersteunen, inzake:
‐
burgerlijke en politieke rechten: bescherming van de mensenrechten bij terrorismebestrijding; racisme; schendingen van mensenrechten en fundamentele vrijheden in de hele wereld; marteling en wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, vrijheid van meningsuiting, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, straffeloosheid en religieuze intolerantie; rechten van het kind, met nadruk op volledige tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en met name het dramatische probleem van kinderen in gewapende conflicten en geweld tegen kinderen; rechten van vrouwen en meisjes; de noodzaak van bescherming tegen verkrachting als "oorlogsinstrument" in conflictsituaties; het recht op reproductieve gezondheid; migrerende werknemers, minderheden en ontheemden; inheemse bevolkingsgroepen; verdwijningen en standrechtelijke executies, voorvechters van de mensenrechten; persvrijheid en bescherming van journalisten; bescherming van binnenlandse ontheemden; moderne vormen van slavernij (met name in geval van kinderarbeid, mensenhandel en handel in menselijke organen), discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit; verantwoordelijkheden van transnationale ondernemingen en verwante bedrijven op het gebied van de mensenrechten;
‐
economische, sociale en culturele rechten: het recht op ontwikkeling; het recht op voedsel; extreme armoede; het aanvullend protocol bij het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten; ondernemingen en mensenrechten; handicap, ras, leeftijd en godsdienst;
9. verzoekt de EU om voortzetting van de steun ten behoeve van de Werkgroep inzake het recht op ontwikkeling in haar streven naar ontwikkeling van een duidelijke methode voor de tenuitvoerlegging van het recht op ontwikkeling;
10. verzoekt het voorzitterschap en de Raad om volledige steun voor het in 2004 door de Commissie mensenrechten vastgestelde mandaat van de speciale rapporteur van de VN voor mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen;
11. herinnert aan de EU-belofte betreffende bevordering van een internationale economische orde gebaseerd op gelijkheid, soevereiniteit, interdependentie en wederzijds belang, overeenkomstig de VN-verklaring van 1986 houdende erkenning van het recht op duurzame ontwikkeling als een onvervreemdbaar mensenrecht; roept de EU op zich tijdens de volgende WTO-onderhandelingen, die gepland zijn in december 2005 in Hongkong, te concentreren op de noodzaak van ontwikkeling;
12. verzoekt de EU en haar lidstaten alle nodige maatregelen te nemen voor het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, met name de noodzaak van uitroeiing van armoede, wijdverbreide honger, genderongelijkheid, milieuvervuiling en gebrek aan onderwijs, gezondheidszorg en schoon water;
13. verzoekt het voorzitterschap andermaal zijn inspanningen ten behoeve van het Braziliaanse initiatief inzake discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit voort te zetten door te proberen de steun van andere landen te krijgen voor een resolutie over dit vraagstuk;
14. dringt er bij de Raad, de lidstaten en de Commissie op aan de activiteiten van de UNHCR te intensiveren, alsmede die van de VN-subcommissie voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten inzake inheemse bevolkingsgroepen, met name die van de werkgroep inzake inheemse bevolkingsgroepen;
15. verzoekt het voorzitterschap, de Raad en de lidstaten om ondubbelzinnige steun voor de ontwerpresolutie van de Subcommissie bevordering en bescherming van de mensenrechten (resolutie 2004/17 van de subcommissie) voor de 61ste zitting van de Commissie voor de mensenrechten waarin een studie wordt voorgesteld over op arbeid en afkomst gebaseerde discriminatie en de ontwikkeling van een concept voor een aantal beginselen en richtlijnen voor de afschaffing van op kaste gebaseerde discriminatie als alomvattende reactie op een omvangrijk en stelselmatig mensenrechtenprobleem dat het leven beïnvloedt van naar schatting 260 miljoen mensen in de wereld;
16. is verheugd over het werk van de intersessionele "open-ended" werkgroep van de mensenrechtencommissie betreffende het opstellen van een ontwerp voor een juridisch bindend normatief instrument voor de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning en steunt de opstelling van een verdrag betreffende bescherming van en bijstand aan slachtoffers van terroristische aanslagen; roept de mensenrechtencommissie op prioritair een ontwerpverdrag op te stellen betreffende bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning en spoort de Raad en de regeringen van de lidstaten aan beide werkgroepen te steunen met het oog op een snelle goedkeuring van het verdrag door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
17. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de nodige aandacht te besteden aan de kwestie van de straffeloosheid met betrekking tot schendingen van internationale mensenrechten, oorlogsmisdaden en schendingen van het humanitair recht;
18. verzoekt de speciale rapporteur voor de vrijheid van meningsuiting zich expliciet te buigen over de kwestie van de journalisten in conflictgebieden en over de gevaren en bedreigingen waarmee zij worden geconfronteerd; vraagt de Commissie mensenrechten in dit verband haar subcommissie te verzoeken deze problematiek nauwlettend te bestuderen en nieuwe normen of richtlijnen op te stellen die ervoor moeten zorgen dat de rechten en fundamentele vrijheden van journalisten die in conflictgebieden werken volledig worden geëerbiedigd;
19. herinnert eraan dat 2005 de 10de verjaardag van de Vrouwenconferentie van Beijing is en een belangrijke gelegenheid dient te zijn voor het bevorderen van de mensenrechten van vrouwen in de hele wereld;
20. dringt er bij de EU op aan de volledige opneming van een genderdimensie in het stelsel van de Verenigde Naties te steunen;
21. is verheugd over het feit dat de UNHCR vanaf 1997 op initiatief van de Europese Unie een resolutie heeft aangenomen waarin wordt verzocht om afschaffing van de doodstraf of om de toepassing ervan zoveel mogelijk te beperken; wenst dat men zich tijdens de 61ste zitting van de VN-Commissie inzet voor een verlenging van deze resolutie;
22. dringt bij de lidstaten aan op ratificatie van het VN-Verdrag voor migrerende werknemers en op steun voor universele ratificatie ervan; dringt in dit verband bij de EU aan op sterke steun voor de vernieuwing van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechten van migranten;
23. verzoekt de Commissie, de Raad, het voorzitterschap en de lidstaten alles in het werk te stellen opdat de volgende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aanneemt tot invoering van een wereldwijd moratorium op de voltrekking van de doodstraf als een eerste stap in de richting van de wereldwijde afschaffing van de doodstraf,
24. geeft echter uiting aan zijn bezorgdheid over de risico's van vertraging of zelfs omkering van de tendens om de doodstraf af te schaffen en dringt er bij alle staten die de doodstraf handhaven op aan te handelen in overeenstemming met de op de 60ste zitting van de UNHCR aangenomen resolutie 2004/L94;
25. verzoekt de EU ervoor te zorgen dat in de omnibusresolutie inzake marteling nadrukkelijk wordt bevestigd dat geen enkele staat een persoon naar een andere staat mag uitzetten, terugsturen of uitleveren indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat deze persoon gevaar loopt te worden onderworpen aan marteling of een andere wrede, onmenselijke en vernederende behandeling;
26. roept het voorzitterschap op een resolutie in te dienen waarin er bij de VS op wordt aangedrongen onmiddellijk duidelijkheid te scheppen over de situatie van de gevangenen van Guantánamo en op andere plaatsen in verband met de internationale normen op het gebied van de mensenrechten en humanitaire wetgeving, en herinnert aan zijn standpunt met betrekking tot de dramatische situatie van de gevangenen van Guantánamo, dat in meerdere resoluties tot uitdrukking is gebracht;
27. herhaalt dat de EU via haar ontwikkelings- en handelsbeleid een belangrijke rol kan vervullen bij het wegnemen van de voedingsbodem voor terroristische netwerken en bewegingen door middel van het leggen van nadruk op armoedebestrijding, landhervorming, behoorlijk bestuur en bestrijding van corruptie;
28. dringt bij de EU aan op steun voor de invoering van een speciaal toezichtmechanisme van de VN voor mensenrechten en terrorismebestrijding teneinde na te gaan wat het effect is van antiterreurmaatregelen, -wetgeving en -praktijken op het gebied van de mensenrechten en om aanbevelingen aan staten te doen met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten in het kader van de bestrijding van het terrorisme;
29. verzoekt het voorzitterschap te werken aan een internationaal verdrag betreffende wapenexport, rekening houdend met de resolutie van het Europees Parlement van 17 november 2004 over het vijfde jaarverslag van de Raad uit hoofde van uitvoeringsbepaling 8 van de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer(4);
30. geeft onverminderd zijn volledige steun aan een nieuw internationaal verdrag inzake de mensenrechten van personen met een handicap; spoort de Raad en de Commissie aan een voortrekkersrol te vervullen bij het op korte termijn ontwikkelen van een alomvattend verdrag dat zorgt voor gelijke en effectieve mensenrechten voor personen met een handicap in de hele wereld; roept het voorzitterschap op om in de onderhandelingen in de ad hoc commissie van de VN die met de uitwerking van het verdrag belast is, rekening te houden met de door het Europees Parlement aangenomen resolutie van 3 september 2003 over het VN-Verdrag(5); roept de Raad en de Commissie opnieuw op de dialoog met de organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen, voort te zetten en te versterken;
Efficiënt functioneren van mensenrechteninstrumenten en -mechanismen
31. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan zich in te zetten voor de universele ratificatie van alle mensenrechteninstrumenten;
32. is verheugd over het werk dat de Europese Unie heeft verricht ten behoeve van de universele ratificatie van het Statuut van Rome tot instelling van het Internationaal Strafhof, en dringt er bij de Unie op aan haar werkzaamheden voort te zetten; verzoekt met name de Verenigde Staten dit Statuut te ratificeren en af te zien van onderhandelingen over een speciaal statuut voor hun militaire personeel dat een soort "internationale immuniteit" zou worden gegarandeerd;
33. dringt bij de Commissie aan op voldoende begrotingsmiddelen om de bevordering en de opvolging van het proces van Sana'a te waarborgen;
34. dringt er bij het voorzitterschap en de lidstaten op aan van regeringen die lid van de UNHCR willen worden, te eisen dat zij de belangrijkste mensenrechtenverdragen hebben geratificeerd, hebben voldaan aan hun rapportageverplichtingen, open uitnodigingen hebben verstuurd aan VN-mensenrechtendeskundigen en inspanningen leveren hun aanbevelingen ten uitvoer te leggen;
35. dringt er bij de Raad en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat alle in de deskundigenverslagen beschreven aanbevelingen die gericht zijn op de verbetering van de bevordering van de mensenrechten binnen de Commissie mensenrechten en op de bescherming van deze commissie, in het hervormingsproces in aanmerking worden genomen en opgevolgd;
36. dringt er met name bij nieuwe leden en de voorzitter van de UNHCR op aan om gebruik te maken van hun mandaat bij de UNHCR om te demonstreren dat zij zich inzetten voor de mensenrechten door het ondernemen van concrete stappen om de eerbiediging van de mensenrechten in hun landen te verbeteren;
37. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de VN te steunen in hun pogingen om overeenkomstig hun mandaat speciale mensenrechtenrapporteurs te sturen naar landen waar de mensenrechten worden geschonden, met name in landen die nauwe banden hebben met de Europese Unie;
38. roept het voorzitterschap en de lidstaten op een resolutie in te dienen of de indiening ervan te ondersteunen ter versterking van de speciale UNHCR-procedures, o.a. door voldoende middelen uit te trekken om het effectieve functioneren daarvan te helpen bevorderen;
39. betreurt de verslechtering van sommige debatten in de UNHCR die zich polariseren rond de steun aan landen die worden beschuldigd van schending van de mensenrechten, en dringt er bij het voorzitterschap en de lidstaten op aan het aantal gemeenschappelijke of individuele verklaringen alsmede vragen en verklaringen ten gevolgde van de rapporten van de speciale procedures aanzienlijk op te voeren;
40. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten nauwlettend toezicht te houden op de procedures en de beslissingen die zijn genomen door de VN-Commissie inzake NGO's om schendingen van de fundamentele vrijheid van meningsuiting van de NGO's binnen de UNHCR te voorkomen en te vermijden;
41. dringt er bij het voorzitterschap van de Raad op aan om een resolutie in te dienen of te helpen indienen inzake de invoering van een effectief systeem voor het toezicht op en de beoordeling van de implementatie door regeringen van de aanbevelingen van de UNHCR en de speciale procedures om de verantwoordelijkheid van staten te vergroten;
42. moedigt de EU aan te reageren op de oproep van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten in haar appel voor het jaar 2005 om te zorgen voor adequate middelen voor de werkzaamheden van haar bureau inzake de dienstverlening aan de Commissie mensenrechten en de subcommissie en voor ondersteuning van de verdragsorganen en de speciale procedures;
Voorbereiding en follow-up van de 61ste zitting van de UNHCR
43. bevestigt opnieuw de noodzaak van een gecoördineerd, gezamenlijk en goed voorbereid optreden van de Europese Unie voorafgaand aan, tijdens en na de 61ste zitting van de UNHCR, teneinde op een doelmatige en effectieve manier te kunnen bijdragen aan de werkzaamheden van de UNHCR;
44. verzoekt zijn Conferentie van voorzitters een ad hoc-delegatie van leden van het Europees Parlement samen te stellen om de 61ste UNHCR-zitting bij te wonen;
45. verzoekt de Raad en de Commissie om uiterlijk in mei 2005 volledig verslag uit te brengen aan de plenaire vergadering van het Europees Parlement over de resultaten van de UNHCR-zitting en wijst erop dat in dit verslag niet alleen in detail moet worden ingegaan op de onderwerpen waarover de EU en haar lidstaten resoluties hebben ingediend of hebben helpen indienen en de activiteiten die de EU heeft ontplooid tijdens de UNHCR-zitting, maar op de gevallen waar er geen resoluties werden ingediend en om welke redenen;
o o o
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, alsmede aan de regeringen van de landen die in deze resolutie worden genoemd.