Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0103/2005

Debatten :

PV 23/02/2005 - 16

Stemmingen :

PV 24/02/2005 - 7.6

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 124kWORD 35k
Donderdag 24 februari 2005 - Straatsburg
Actie tegen honger en armoede
P6_TA(2005)0052RC-B6-0103/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het optreden tegen honger en armoede

Het Europees Parlement,

–   gezien de Verklaring van New York over het optreden tegen honger en armoede van 20 september 2004, ondertekend door 111 regeringen met inbegrip van alle EU-lidstaten,

–   onder verwijzing naar de Millenniumverklaring van de VN van 8 september 2000 waarin de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) zijn opgenomen, de criteria die de internationale gemeenschap gezamenlijk heeft vastgesteld voor het uitbannen van armoede en het verslag over het VN-Millenniumproject: "Investeren in ontwikkeling, een praktisch plan om de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken", dat op 18 januari 2005 in Brussel werd bekendgemaakt;

–   gezien het verslag van de VN-Conferentie voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) van 2002 over de minst ontwikkelde landen, met als titel "Ontsnappen aan de armoedeval",

–   gelet op artikel 108, lid 5 van het Reglement,

A.   overwegende dat meer dan één miljard mensen, die moeten overleven met minder dan één dollar per dag, door extreme armoede zijn getroffen en dat het verschil in inkomen per hoofd van de bevolking tussen de armste en de rijkste landen ter wereld de afgelopen 25 jaar meer dan verdubbeld is,

B.   overwegende dat erkend wordt dat er een onderling verband bestaat tussen hulpverlening, schuldverlichting en handel en dat activiteiten op deze drie terreinen elkaar dienen aan te vullen zodat van een werkelijke ontwikkeling sprake kan zijn,

C.   overwegende dat om de millenniumdoelstellingen te bereiken tenminste een verdubbeling van de jaarlijkse internationale hulp (thans $ 50 miljard) nodig is en dat twee derde van de ontwikkelingslanden meer besteden aan de schuldendienst dan aan fundamentele sociale voorzieningen,

D.   overwegende dat de EU en de lidstaten achter blijven bij hun toezeggingen inzake de millenniumdoelstellingen, en dat alle lidstaten op vier na, niet voldoen aan het percentage van 0,7 van het BBP voor ontwikkelingshulp,

E.   overwegende dat er in 2005 grote uitdagingen voor de deur staan, onder meer de specifieke aandacht van het voorzitterschap van de G8 voor Afrika en de klimaatverandering, het verslag van de VN over de geringe vorderingen op wereldvlak op het gebied van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, en de ministeriële bijeenkomst van de WTO in Hong Kong in december, die een cruciale fase vormt voor de Doha-ontwikkelingsronde,

F.   overwegende dat de OESO ontwikkelingslanden in vijf categorieën onderverdeelt, naar gelang hun BBP per hoofd van de bevolking, waarbij de armste landen de minst ontwikkelde landen (MOL) zijn; voorts overwegende dat de meeste lidstaten ontwikkelingshulp aan de armste landen niet als prioriteit beschouwen,

Niveau en doeltreffendheid van de hulpverlening

1.   spreekt zijn grote bezorgdheid uit over het feit dat Subsahara-Afrika vijf jaar na de vaststelling van de Millenniumdoelstellingen door de VN nog niet een van de acht MOD's heeft bereikt of zelfs niet in staat lijkt te zijn om een ervan tegen de streefdatum 2015 te halen; onderstreept dat de MOD's voor een groot aantal MOL, met name in Subsahara-Afrika, onbereikbaar zullen blijven, als de internationale gemeenschap de ontwikkelingshulp, zowel kwalitatief als kwantitatief, niet drastisch opvoert;

2.   wenst de vier EU-lidstaten(1) die de grens van 0,7% van het BBP voor ontwikkelingshulp hebben overschreden geluk en prijst de vijf lidstaten(2) die termijnen hebben gesteld dit niveau van officiële ontwikkelingshulp te bereiken en is met name ingenomen met de nieuwe lidstaten die hun ontwikkelingsbudgetten drastisch hebben verhoogd; dringt er bij de andere lidstaten die dit niveau nog niet hebben bereikt en nog geen termijn hebben vastgesteld op aan, dit alsnog onverwijld te doen;

3.   dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van haar te verschijnen mededeling over de herziening van de toezeggingen voor financiering van de ontwikkelingssamenwerking om de instelling voor te stellen van een tijdschema van de EU voor zoveel mogelijk lidstaten om in 2010 op het niveau van 0,7% te komen en langere termijnen vast te stellen voor de nieuwe lidstaten; dringt voorts aan op de vaststelling van tussentijdse jaarlijkse doelstellingen ter verhoging van de officiële ontwikkelingshulp, die gecontroleerd zouden moeten worden door de RAZEB-Raad en de ECOFIN-Raad;

4.   wijst op de voortgaande discussie en de diverse initiatieven betreffende innoverende mechanismen voor ontwikkelingsfinanciering; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan aandacht te blijven besteden aan alle initiatieven die ontplooid worden, of ze nu een publiek, particulier, verplicht of vrijwillig, universeel of beperkt karakter hebben; beklemtoont dat dergelijke middelen een aanvulling moeten zijn op de bestaande toezeggingen van de regeringen de officiële ontwikkelingshulp tot 0,7% van het BBP op te trekken;

5.   betreurt dat in 2003 slechts 2,4% van de EU-uitgaven voor ontwikkelingshulp aan basisonderwijs werd besteed en 3,8% aan gezondheidszorg, ondanks dringende oproepen van het Parlement om dergelijke uitgaven tot tenminste 20% te laten stijgen; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan haar eigen bijdrage aan de millenniumdoelstellingen te intensiveren en ervoor te zorgen dat de uitgaven ter plekke voor gezondheidszorg en onderwijs drastisch stijgen;

6.   dringt erop aan beter gebruik te maken van de bestaande hulp, met name door prioriteiten te herschikken, een einde te maken aan steun die gekoppeld is aan donoren en de fondsen internationaal samen te brengen om bijkomende middelen voor de armste landen vrij te maken; dringt er bij bilaterale en multilaterale donoren opaan hun werkingsprocedures te harmoniseren, de steun te richten op door het betrokken land vastgestelde prioriteiten en te zorgen voor meetbare resultaten;

7.   wijst andermaal op de noodzaak, waaraan al wordt gerefereerd in artikel 178 van het EG-Verdrag, om systematisch, door voorafgaande effectrapportages, te beoordelen of de ontwikkelingsdoelstellingen worden ondermijnd door andere beleidsactiviteiten;

8.   erkent dat er geen standaardoplossing is voor armoede, maar dringt met name aan op blijvende politieke toezegging, transparantie en verantwoording om een einde te maken aan corruptie, op capaciteitsopbouw om de doelstelling van goed beheer te halen en op partnerschap tussen alle betrokkenen;

9.   dringt er bij de EU en de lidstaten op aan ontwikkelingshulp te blijven richten op het verminderen van de armoede en te streven naar het bereiken van de millenniumdoelstellingen; roept de EU op het voortouw te nemen bij de spoedige uitvoering van het rapport over het VN-Millenniumproject: "Investeren in ontwikkeling: een praktisch plan om de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken"

10.   dringt er bij de Commissie op aan de EU-bestedingen voor ontwikkelingssamenwerking doeltreffender en zichtbaarder te maken door grote bedragen aan nieuwe middelen te budgetteren, zodat EU-hulp gericht kan worden ingezet bij wereldwijde initiatieven en bijzondere aandacht te hebben voor de in het kader van het Millenniumproject gedane voorstellen voor zogenaamde "Quick Win"-initiatieven (zoals het verstrekken van muskietennetten en anti-malariamedicijnen, het gratis maken van het basisonderwijs en het verstrekken van meststoffen aan kleine boeren), wat snel en op grote schaal kan bijdragen tot een betere levensstandaard voor miljoenen mensen in de ontwikkelingslanden;

Vermindering van de schuldenlast

11.   onderstreept dat alle schuldeisers, en vooral internationale instellingen en nationale regeringen, het eens moeten worden over een geleidelijke vermindering van de schulden van de derde wereld, waarbij de minst ontwikkelde landen de voorrang moeten krijgen; vraagt in dit verband de Commissie en de lidstaten in multilaterale en bilaterale fora het voortouw te nemen bij de geleidelijke afbouw van de buitenlandse schuld van ontwikkelingslanden;

12.   juicht het voorbeeld van de G8-landen en andere lidstaten van de EU toe, die hebben toegezegd te willen overgaan tot een schuldenverlichting van 100% voor de bilaterale en multilaterale schuld van de armste landen;

13.   beklemtoont dat schuldenverlichting voor de minst ontwikkelde landen en voor landen die er zonder schuldenverlichting niet in slagen de millenniumdoelstellingen te bereiken, prioriteit moet hebben; en voorts dat schuldenverlichting alleen mag worden gehanteerd voor regeringen die mensenrechten en de beginselen van goed bestuur eerbiedigen en op voorwaarde dat de door de regeringen bespaarde middelen worden doorgesluisd naar de allerarmsten in hun eigen gemeenschappen;

Internationale handel

14.   is van oordeel dat een vrij, eerlijk en ontwikkelingsgericht multilateraal handelsstelsel een doeltreffend mechanisme is om de armoede en honger terug te dringen; dringt er bij de Unie op aan een dergelijk stelsel te bevorderen als middel tot armoedebestrijding en te zorgen voor betere toegang tot de markt voor de armste landen en aangepaste, op de handel gerichte technische bijstand te verlenen, zoals capaciteitsopbouw, zodat zoveel mogelijk door de handel gegenereerde ontwikkelingsmogelijkheden ontstaan;

15.   onderstreept de noodzaak dat de ontwikkelingslanden hun ontluikende landbouwsector beschermen en beklemtoont dat in het geval van de armste landen geen wederzijdse handelsliberalisatie mag worden geëist;

16.   verzoekt de EU concrete stappen tegen de armoede te ondernemen door ervoor te zorgen dat het EU-beleid inzake handel, ontwikkelingssamenwerking alsmede het gemeenschappelijk landbouwbeleid consistent zijn en geen directe of indirecte negatieve gevolgen hebben voor de economieën van de ontwikkelingslanden;

Conclusie

17.   roept de Europese Unie en de internationale gemeenschap op om de MOD's niet als einddoel te zien, maar enkel als een tussenstop naar het uitbannen van extreme armoede;

o
o   o

18.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en kandidaat-landen, de ACS-EU-Raad en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, het IMF, de Wereldbank, de staatshoofden van de G8-landen en de regeringen van de club van Parijs.

(1) Denemarken (0,84%), Nederland (0,81%), Luxemburg (0,8%), Zweden (0,7%).
(2) België (2010), Finland (2010), Frankrijk (2012), Spanje (2012), VK (2013).

Juridische mededeling - Privacybeleid