Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/2138(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0095/2005

Ingediende teksten :

A6-0095/2005

Debatten :

PV 11/05/2005 - 15

Stemmingen :

PV 12/05/2005 - 5.7

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0182

Aangenomen teksten
PDF 141kWORD 59k
Donderdag 12 mei 2005 - Straatsburg
Evaluatie van de Doha-Cyclus na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004
P6_TA(2005)0182A6-0095/2005

Resolutie van het Europees Parlement over de evaluatie van de Doha-Ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004 (2004/2138(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het besluit van de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van 1 augustus 2004 over het Doha-Werkprogramma,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 november 2003 "Hervatting van onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha - het EU-perspectief",

–   gezien het werkdocument van de Commissie "De ontwikkelingsagenda van Doha na Cancún" van 25 september 2003,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 september 2003 over de vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Cancún(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2003 over de voorbereiding van de vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Cancún(2),

–   gezien de op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring van de vierde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie, en onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 december 2001 over de WTO-bijeenkomst in Qatar(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 1999 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de benadering door de EU van de WTO-millenniumronde(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 1999 over de derde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2001 met de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie over de WTO-onderhandelingen in het kader van de "built-in"-agenda(6),

–   gezien het rapport-Sutherland over de toekomst van de WTO,

–   gezien zijn resolutie van 9 maart 2005 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van het schema van algemene tariefpreferenties(7),

–   gezien de slotverklaring van de derde parlementaire conferentie over de WTO van 25-26 november 2004,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 oktober 2001 over openheid en democratie in de internationale handel(8),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6-0095/2005),

A.   overwegende dat, met het op 1 augustus 2004 binnen de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie bereikte besluit (hieronder het Besluit), zijn 148 leden een kader voor verdere onderhandelingen over vijf kerngebieden van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) hebben gecreëerd en het vertrouwen dat tijdens de onderhandelingen van Cancún verloren was gegaan, hebben hersteld, op basis van een nieuwe samenwerkingsgeest met het oog op het verzekeren van een geslaagde afsluiting van de Doha-ronde en het succes van het multilaterale handelsstelsel,

B.   overwegende dat er op alle thema's die onder het Besluit en het arbeidsprogramma van de Doha-agenda in het algemeen vallen een even verregaande vooruitgang dient te worden geboekt, waarbij ontwikkeling op het voorplan van de onderhandelingen wordt geplaatst, en overwegende dat de EU dient op te komen voor een breed opgezette agenda, gericht op de nodige handelsliberalisering, de uitbanning van alle dumpingacties en handelsverstorende maatregelen, een krachtiger bijzondere en gedifferentieerde behandeling van voedsel en mechanismen ter waarborging van continuïteit van de voedselvoorziening om sociale rechtvaardigheid en ontwikkeling prioritair te bevorderen en om te komen tot een grotere integratie van de ontwikkelingslanden in het wereldhandelsstelsel, een doelstelling die vastgelegd is in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (artikel III-292, lid 2, letter e),

C.   overwegende dat een geslaagde afloop van de Doha-ronde moet bijdragen tot de bevordering van de wereldwijde economische groei en armoedevermindering; overwegende dat problemen in verband met ondervoeding, honger en gezondheid meer aandacht moeten krijgen binnen de onderhandelingen, in overeenstemming met wat in de VN-Millenniumverklaring voorzien is,

D.   overwegende dat verdere regelgeving binnen het kader van het multilaterale handelssysteem, optimale integratie van de ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem en een beter functioneren van de WTO steeds de hoofdobjectieven zijn geweest van het EU-handelsbeleid,

E.   overwegende dat de uiterste datum voor het afsluiten van de Doha-ronde, die in de Slotverklaring van Doha op 1 januari 2005 werd vastgesteld, sine die werd uitgesteld, en er in december 2005 in Hongkong een zesde ministersconferentie is gepland,

F.   overwegende dat de door de EU geleverde politieke inspanning om de belangrijke voorstellen van de Commissieleden Lamy en Fischler, van bijzonder belang zijn geweest bij het tot stand brengen van het Besluit; overwegende dat de vooruitgang die op landbouwgebied werd geboekt op geen enkel ander gebied werd geëvenaard,

G.   overwegende dat programma's voor technische bijstand en capaciteitsopbouw een belangrijke rol spelen door ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden hun respectieve economieën voorbereiden op integratie in de wereldeconomie, door verbetering van hun vermogen te onderhandelen, produceren en te exporteren en door hun binnenlandse en regionale handelsmarkten vergroten en door hun kansen om van verdere handelsliberalisering te profiteren op te voeren,

H.   overwegende dat de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA) een erosie zou kunnen veroorzaken van de preferenties die door de EU aan de ACS-landen zijn toegekend ingevolge de Overeenkomst van Cotonou, aan de ontwikkelingslanden ingevolge het schema van algemene preferenties (SAP) en van andere schema's van handelspreferenties,

I.   overwegende dat er tot dusverre weinig vooruitgang is geboekt op het gebied van de onderhandelingen over toegang tot de markt van niet-agrarische producten (NAMA), en dat markttoegang dankzij gereduceerde tarieven niet mag worden gefrustreerd door non-tarifaire belemmeringen,

J.   overwegende dat het economisch belang van diensten, die een kernonderwerp vormen binnen de Doha-onderhandelingen - zowel op zichzelf genomen als voor het evenwicht in de DDA - toeneemt en dat meer opening van markten bovendien een groot potentieel voor de ontwikkelingslanden in zich draagt, maar dat ook van het belang is die openbare diensten die essentieel zijn voor de vervulling van de basisbehoeften niet te liberaliseren, en overwegende dat de geboekte vooruitgang op dit gebied teleurstellend is,

K.   overwegende dat de EU in het kader van de DDA steeds tot onderhandelingen over de Singapore-kwesties heeft opgeroepen in het belang van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden, en overwegende dat het vergemakkelijken van de handel, door middel van passende technische bijstand en capaciteitsopbouw, de exportcapaciteit van de ontwikkelingslanden bevordert,

L.   overwegende dat het einde van het mandaat van de directeur-generaal van de WTO nadert en dat dus een nieuwe benoeming noodzakelijk is; dat voorts rekening moet worden gehouden met het rapport-Sutherland over de toekomst van de WTO, met het debat in het Amerikaanse Congres over het verlengen van zijn lidmaatschap van de WTO en met het mandaat van zijn handelsgezant,

M.   overwegende dat het Europees Parlement, op basis van de artikelen met betrekking tot het gemeenschappelijk handelsbeleid van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, medewetgever zal worden voor internationale handelskwesties,

N.   overwegende dat de parlementaire dimensie binnen de WTO belangrijk is als middel om een band met de burgers te scheppen om het democratisch gehalte en de transparantie van de WTO te vergroten,

O.   overwegende dat het proces van globalisering en de rol die de WTO daarin vervult, dikwijls verkeerd worden weergegeven, en gezien het belang van een brede dialoog met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners,

1.   verwelkomt de op 1 augustus 2004 door de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie bereikte Besluit, en de manier waarop de Commissie de onderhandelingen succesvol heeft afgerond; herhaalt zijn vastberaden steun aan een vrij en eerlijk multilateraal handelsstelsel voor het bevorderen van de handel om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en een effectief management van globalisering ten voordele van iedereen; benadrukt tevens de voordelen die een multilaterale aanpak van het handelsbeleid voor de ontwikkelingslanden oplevert, vergeleken met bilaterale overeenkomsten;

2.   verzoekt de Commissie verder aan te dringen op een snelle vooruitgang in alle domeinen die onder het Besluit vallen, teneinde het in staat te stellen met een evenwichtig, verregaand voorstel dat ontwikkeling bovenaan op de agenda plaatst, naar Hongkong te gaan;

3.   benadrukt de noodzaak om een alomvattend, efficiënt en transparant onderhandelingsproces aan te moedigen; hiervoor zijn tegen juli 2005 politieke initiatieven vereist om de onderhandelingen vooruit te helpen, alsmede gedetailleerde ontwerponderhandelingsmodaliteiten over landbouw en NAMA;

4.   vraagt dat het verslag over de stand van zaken dat tegen juli 2005 door de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie is gepland, strikt feitelijk zou zijn, zodat er bij het publiek geen valse verwachtingen worden gewekt, en vraagt dat er een datum wordt vastgesteld om het werk van de Doha-ronde te beëindigen, rekening houdend met de tijd die alle onderhandelaars, in het bijzonder die van de ontwikkelingslanden, nodig hebben om zich voor te bereiden;

5.   vraagt dat in de toekomstige onderhandelingen op alle terreinen van de DDA resultaten worden behaald die een echte ondersteuning vormen voor de integratie van ontwikkelingslanden, volledig rekening houden met hun belangen en in het bijzonder de specifieke problemen van de MOL's aanpakken, waarvan de exporten van heffingen en quota moeten worden vrijgesteld vanuit de gedachte van een "Round for free"; vraagt tevens dat het resultaat van de onderhandelingen binnen de Doha-ronde zal bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen via de bevordering van mondiale economische groei;

6.   vraagt dat er manieren worden onderzocht om de vereiste flexibiliteit ten aanzien van het profiel van elk ontwikkelingsland te verzekeren, en dat het IMF en andere organisaties het "mechanisme van handelsintegratie" ten uitvoer leggen, dat werd uitgewerkt om verliezen die die landen kunnen lijden door handelsliberalisering aan te zuiveren;

7.   juicht eens te meer het hogere niveau van organisatie en zelfvertrouwen toe dat de ontwikkelingslanden bereikt hebben (G20, G33, G90, enz.), hetgeen het bereiken van overeenkomsten vergemakkelijkt en het vooruitzicht creëert dat het multilaterale handelsstelsel redelijkerwijs tot een realistisch stelsel kan worden omgevormd;

8.   verwelkomt de manier waarop de toegang tot de onderhandelingstafels voor kleinere delegaties werd vergemakkelijkt, en feliciteert de Commissie voor haar steun aan kleinere landen, bijv. de eilanden in de Stille Oceaan, door daar programma's voor technische bijstand te ontwikkelen; maar doet een dringend beroep op de Commissie om verder te werken aan meer transparantie en deelname aan de besluitvorming binnen de WTO en om ontwikkelingslanden te blijven helpen hun deelname te vergroten;

9.   verzoekt de Commissie te overwegen eventueel een 'ontwikkelingsbox' voor de MOL's in de landbouwonderhandelingen te introduceren, zodat deze de voedselveiligheid en werkgelegenheid op het platteland kunnen aanpakken, aangezien dit belangrijke problemen zijn in de strijd tegen armoede;

10.   herhaalt de noodzaak van gerichte technische bijstand en capaciteitsopbouw als belangrijk instrument voor ontwikkelingslanden om de handel een integraal onderdeel te maken van hun nationale ontwikkelingsbeleid en hun strategieën voor armoedebestrijding, hun handels- en exportcapaciteit te verhogen, hun mogelijkheden voor het voeren van effectieve onderhandelingen te verbeteren, de toepassing van de WTO-regels te vergemakkelijken en ze in staat te stellen hun economie aan te passen en te diversifiëren;

11.   vraagt dat de zuid-zuidhandel wordt gestimuleerd, gelet op de ontwikkelingsmogelijkheden die dergelijke handel de ontwikkelingslanden biedt, door het wegwerken van onderlinge handelsbelemmeringen te overwegen, een bijzondere en gedifferentieerde behandeling te scheppen waardoor de leveringscapaciteit van de MOL's wordt versterkt, en vrije toegang voor de MOL's tot de markten van de nieuwe industrielanden aan te moedigen;

12.   verzoekt de Commissie rekening te houden met de uithollende effecten in verband met de preferentiemarges van het DDA op de Overeenkomst van Cotonou en het SAP en andere schema's van handelspreferenties, een speciaal verslag op te stellen waarbij de invloed van de Doha-ronde op de Overeenkomst van Cotonou en de SAP wordt onderzocht en te overwegen welke maatregelen zouden moeten worden genomen om de doeltreffendheid te waarborgen van de door de EU aan de ontwikkelingslanden, en met name de armste, toegekende preferenties;

13.   verwelkomt de overeenkomst over landbouw; dringt er bij de leden van de WTO op aan om gelijke aandacht te schenken aan de drie pijlers (exportsubsidies, binnenlandse steun en markttoegang) en zich er in juli 2005 toe te verbinden voor gedetailleerde onderhandelingsmodaliteiten te zorgen op de aanstaande Ministersconferentie in Hongkong;

14.   vraagt dat de maatregelen met betrekking tot exportsubsidies, binnenlandse steun en markttoegang gelijktijdig door alle ontwikkelde WTO-leden worden toegepast, teneinde eenzijdige ontwapening vanwege de EU te vermijden, terwijl op de ontwikkelingslanden de bijzondere en gedifferentieerde behandeling wordt toegepast;

15.   spreekt zijn steun uit voor een gebalanceerde afbouw van de exportsubsidies, en volledig parallel daarmee de afbouw van alle vormen van exportconcurrentie door alle geïndustrialiseerde handelspartners;

16.   dringt er bij de Commissie op aan de geplande hervorming van het GLB voort te zetten en verwelkomt, op het gebied van de interne steun, het feit dat dit Besluit het Europees agrarisch model noch de Overeenkomst van Luxemburg inzake de hervorming van het GLB ondermijnt; benadrukt de noodzaak om de gezamenlijke maatregelen in de 'green box' te definiëren, met inbegrip van ontkoppelde steun, die het mogelijk maakt de multifunctionele aard van de landbouwindustrie te handhaven en zowel de levensstijl van het platteland als de werkgelegenheid op het platteland te ondersteunen;

17.   vraagt dat er met betrekking tot de markttoegang een rechtvaardig en billijk evenwicht wordt gehandhaafd tussen de verzoeken van de ontwikkelingslanden en de stabiliteit en leefbaarheid van de markten van de Gemeenschap; verzoekt in dit verband dat het begrip van wat een "gevoelig product" is op een passende en strikte wijze wordt gedefinieerd, en dat het mogelijk wordt vast te houden aan de toezeggingen ten aanzien van invoerheffingen, zowel heffingen op waardegrondslag als specifieke heffingen;

18.   benadrukt het hoge niveau van markttoegang in de EU voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden en roept andere ontwikkelde partners en opkomende landen op hun markten meer open te stellen voor de MOL's;

19.   roept ertoe op dat ten volle rekening wordt gehouden met de onderhandelingen over geografische aanduidingen, die een essentieel onderdeel zijn van een oriëntatie op kwaliteit van de landbouwproductie en van een goede opbrengst voor die productie, tijdens de besprekingen over toegang tot de markt voor landbouwproducten;

20.   verwelkomt de beslissing om voor de katoenkwestie voor een verregaande, snelle en specifieke aanpak te kiezen, onafhankelijk van andere sectoriële initiatieven, en tevens de oprichting van een specifieke subcommissie over deze kwestie; deze maatregelen moeten met specifieke deadlines worden toegepast en door structurele ondersteunende hervormingsprogramma's voor de boeren en de industrie in de betrokken EU-regio's worden aangevuld, waarbij de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, het VN-Ontwikkelingsprogramma en andere internationale organisaties ontwikkelingssteunmaatregelen nemen voor de ontwikkelingslanden;

21.   verzoekt de Commissie om de onderhandelingen over NAMA op te voeren, waarbij er een passende formule wordt gedefinieerd om hoge tarieven, tariefpieken en escalatie van tarieven te elimineren of te verlagen, en tevens de mogelijkheid te bestuderen van een gedeeltelijke wederkerigheid vanwege de ontwikkelingslanden, rekening houdend met de flexibiliteit die zij nodig hebben en waarbij op hen, net zoals op de MOL's, het beginsel van de bijzondere en gedifferentieerde behandeling wordt toegepast; benadrukt tevens dat grote voordelen op het gebied van handel en ontwikkeling door marktopenstelling tussen zuid en zuid zullen worden behaald, met name voor de meer gevorderde ontwikkelingseconomieën; wijst er daarnaast op dat alle handelspartners waar nodig de non-tarifaire barrières moeten wegnemen;

22.   betreurt het feit dat er geen specifiek kader voor diensten werd gecreëerd, hoewel het de aangenomen aanbevelingen toejuicht, en dringt er bij alle WTO-leden op aan om tegen de geplande deadline van mei 2005 herziene voorstellen van hoge kwaliteit in te dienen, met bijzondere aandacht voor die sectoren en vormen van aanbod die van belang zijn voor de export van de ontwikkelingslanden (zoals voorzien in Bijlage C bij het Besluit); vraagt dat de liberalisering van de diensten van openbaar belang voorzichtig wordt aangepakt, vraagt dat diensten met betrekking tot gezondheidszorg, onderwijs en de audiovisuele sector worden vrijgesteld evenals de diensten die betrekking hebben op de basisbehoeften van de mensen, aangezien het ongepast is te verlangen dat de ontwikkelingslanden deze diensten liberaliseren op een manier die tot hun ontmanteling leidt;

23.   stelt dat weliswaar het hoofdstuk landbouw het belangrijkste is in deze onderhandelingen, wijst er echter op dat dit de drijvende kracht moet uitmaken en de vooruitgang op dit vlak als hefboom en als onderhandelingstroef moet gebruikt worden om ook vooruitgang te boeken op andere terreinen, in het bijzonder de handel in diensten en betere toegang tot industriële goederen voor alle WTO-leden, dit via effectieve vermindering van invoerrechten en andere handelsbelemmerende maatregelen;

24.   verwelkomt de overeenkomst die over het starten van de onderhandelingen inzake het vergemakkelijken van de handel werd bereikt, wat de exportcapaciteit van de ontwikkelingslanden zal verbeteren, en erkent dat de EU een gebaar naar de ontwikkelingslanden heeft gesteld door de andere Singapore-kwesties uit de onderhandelingen te lichten, maar onderstreept tegelijk het potentieel van onderhandelingen over deze aangelegenheden in een multilateraal kader, in het belang van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden; vraagt dat de beginselen die in Bijlage D van het Besluit werden overeengekomen, worden nageleefd, in het bijzonder met betrekking tot de bijzondere en gedifferentieerde behandeling voor de ontwikkelingslanden, rekening houdend met overgangsperioden voor het toepassen van de verbintenissen en verenigbaarheid met de administratieve en institutionele capaciteit van die landen;

25.   wenst een pragmatische, aanhoudende vooruitgang in de domeinen die niet onder het Besluit vallen, zoals regels over antidumpingmaatregelen en subsidies, TRIPS, en de milieudimensie van de internationale handel en geografische aanduidingen, ook waar het gaat om uitbreiding van de geboden bescherming tot andere producten dan wijnen en sterke dranken, overeenkomstig de mandaten van Doha;

26.   benadrukt dat in de lopende WTO-onderhandelingen tevens meer aandacht moet worden geschonken aan de bescherming van en het respect voor rechten van intellectuele eigendom onder meer in het kader van TRIPS; betreurt dat veel WTO-landen zich nog te buiten gaan aan de handel in namaak en piraterij;

27.   roept alle partijen op om alle mogelijke inspanningen te leveren om tegen de geplande deadline van mei 2005 tot een overeenkomst te komen met betrekking tot de benoeming van een nieuwe directeur-generaal van de WTO, zodat de benoemingsprocedure geen invloed heeft op de vooruitgang van de onderhandelingen van de Doha-ronde;

28.   benadrukt de noodzaak van een verregaande hervorming van de WTO, en ziet het rapport-Sutherland als een eerste stap in het voorbereidende werk om een efficiëntere, opener, democratischer en transparantere organisatie tot stand te brengen en een grotere politieke betrokkenheid bij de onderhandelingen te bewerkstelligen;

29.   roept op tot meer institutionele hervormingen om de rol van de WTO te vergroten en het besluitvormingsproces, het mechanisme voor geschillenbeslechting en de dialoog met het maatschappelijk middenveld te verbeteren; onderkent dat de WTO voldoende informatie en uitleg over haar principes en haar maatregelen aan het maatschappelijk middenveld moet geven om te voorkomen dat het proces van globalisering en de rol die de WTO daarin vervult op grote schaal verkeerd wordt begrepen of weergegeven; spreekt daarom zijn waardering uit voor het verslag-Sutherland dat een groot aantal van deze kritiekpunten en misverstanden weerlegt;

30.   herhaalt de noodzaak, die in de Millenniumverklaring wordt erkend, om nauwere relaties tot stand te brengen tussen de WTO en andere internationale organisaties, als een essentiële stap in het proces naar het bereiken van een verschillende, duurzamere soort van globalisering, die ten dienste zal staan van gemeenschappelijke doelstellingen en met de bedoeling om volledig gecoördineerde criteria te bereiken met betrekking tot de ontwikkelingsproblemen; is van mening dat alle WTO-lidstaten, in dit verband, noodzakelijkerwijs de regels van de IAO dienen na te leven;

31.   is van mening dat een nauwe samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten absoluut van essentieel belang is, zowel voor het succes van de huidige onderhandelingen als voor de effectieve werking van het multilaterale handelsstelsel, en dat het Amerikaanse Congres zijn onderhandelingsmandaat zou moeten uitbreiden en de verlenging van het USA WTO-lidmaatschap zou moeten ondersteunen; stelt echter met klem dat de deelname van alle WTO-lidstaten, met name de groepen van de G-20 en de G-90, in het besluitvormingsproces van het grootste belang blijft;

32.   steunt ten volle de institutionalisering van parlementen binnen de WTO ter vergroting van de democratische legitimiteit en transparantie bij de WTO-onderhandelingen, omdat parlementsleden een belangrijke schakel naar de burgers kunnen zijn, met name als bron van informatie en om in te gaan op zaken die hen verontrusten; is in dit verband ingenomen met de verklaring die is aangenomen op de parlementaire Conferentie over de WTO van 24 tot 26 november 2004 in Brussel en met het besluit om de volgende parlementaire conferentie in aansluiting op de ministersconferentie in december 2005 in Hongkong te houden;

33.   is van mening dat alle Europese instellingen nauw dienen samen te werken teneinde bevredigende resultaten te bereiken, en verzoekt daartoe de Raad en de Commissie om het Parlement regelmatig in kennis te blijven stellen, ook tijdens alle onderhandelingen van de Doha-ronde en tijdens de ministeriële conferentie in Hongkong, het bij de komende besprekingen te betrekken, en het toegang te blijven geven tot de documenten van Comité 133;

34.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten en van de kandidaat-lidstaten, de directeur-generaal van de WTO en de voorzitter van de Interparlementaire Unie.

(1) PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
(2) PB C 74 E van 24.3.2004, blz. 861.
(3) PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 290.
(4) PB C 189 van 7.7.2000, blz. 213.
(5) PB C 296 van 18.10.2000, blz. 121.
(6) PB C 343 van 5.12.2001, blz. 96.
(7) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0066.
(8) PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 326.

Juridische mededeling - Privacybeleid