Resolutie van het Europees Parlement over de aanbeveling van de Commissie betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap in het kader van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) (COM(2005)0141 – 2005/2017(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie (COM(2005)0141),
– gelet op artikel 99, lid 2 van het EG-Verdrag,
– gezien de economische vooruitzichten van de Commissie van het voorjaar van 2005 voor de eurozone en de Europese Unie (2005-2006),
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23-24 maart 2000, Göteborg van 15-16 juni 2001 en Barcelona van 15-16 maart 2002,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 20-21 maart 2003, 16-17 oktober 2003, 25-26 maart 2004, 4-5 november 2004 en 22-23 maart 2005,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 februari 2005 over de toestand van de Europese economie - voorbereidend verslag over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid(1),
– gelet op artikel 107 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0150/2005),
A. overwegende dat de groei in de eurozone en in de EU-25 niet op duurzame wijze zijn potentiële niveau weet te bereiken en te gering blijft, vooral in de belangrijkste vier economieën van de eurozone; dat de gezinsconsumptie achterblijft en de economische vooruitzichten voor 2005 en 2006 onbevredigend zijn, waardoor het werkloosheidspercentage hoog blijft en slechts langzaam zal afnemen; dat, ondanks de laagste rentestand sinds de tweede wereldoorlog, de investeringsneiging gering blijft;
B. overwegende dat de structurele hervormingen van de producten-, de energie- en de arbeidsmarkt, alsmede van de belastingstelsels en de tenuitvoerlegging van de interne markt, niet in alle lidstaten met de nodige zorg zijn verwezenlijkt en dat de hervormingen op Gemeenschapsniveau slechts traag vorderen;
C. overwegende dat het groei- en stabiliteitspact heeft bijgedragen aan de instandhouding van een laag inflatieniveau en ongekend lage rentetarieven;
D. overwegende dat de globale mededinging steeds groter wordt en de Europese Unie achterblijft bij de groeipercentages in vele andere delen van de wereld en haar marktaandeel op derde markten bedreigd wordt; voorts overwegende dat de gemiddelde economische groei in de Unie achterblijft bij die in de VS. en in enkele belangrijke Aziatische economieën;
E. E overwegende dat in het kader van de strategie van Lissabon de inzet van alle bestaande instrumenten is vereist, waaronder met name de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB), het zevende kaderprogramma van de EU op onderzoeksterrein (2007-2013), het kaderprogramma op het terrein van mededinging en innovatie (2007-2013) en de heroriëntatie van de uitgaven op posten die de groei en de werkgelegenheid bevorderen in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013;
F. overwegende dat het proces van Lissabon past in de duurzame ontwikkelingsstrategie van de EU en dat de milieudimensie een integrerend onderdeel moet vormen van de Europese strategie voor het herstel van de werkgelegenheid;
G. overwegende dat de Unie is uitgegroeid tot een geheel van 455 miljoen vrouwen en mannen uit 25 zeer heterogene landen; dat er aanzienlijke economische en sociale verschillen bestaan tussen de lidstaten onderling maar ook binnen elke lidstaat afzonderlijk, dat de groei in een aantal lidstaten aanmerkelijk hoger is dan in andere en dat te algemene richtsnoeren het risico inhouden dat zij niet inspelen op de uiteenlopende problemen,
H. overwegende dat de economische groei geen doel op zich is maar deel uitmaakt van een geïntegreerde aanpak die gericht is op het welzijn en de bestaanskwaliteit van de burger; overwegende dat het streven naar een duurzame groei gebaseerd moet zijn op een sociaal, werkgelegenheids-, milieu- en begrotingsbeleid, gelet op de verantwoordelijkheden ten aanzien van toekomstige generaties en met inachtneming van de onderscheiden omstandigheden in de lidstaten;
I. overwegende dat werkloosheid het grootste sociale onrecht is, dat de sociale samenhang alleen kan worden vergroot door groei in alle delen van de Unie, waardoor een hoog niveau van sociale bescherming wordt bereikt, overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen,
J. overwegende dat groei alleen kan worden bewerkstelligd door het verwerven van een sterkere concurrentiepositie en meer investeringen; overwegende dat de Unie af te rekenen heeft met een aanzienlijke achterstand op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, innovatie en het investeren in de oprichting van nieuwe bedrijven, ten opzichte van haar belangrijkste concurrenten,
1. spreekt zijn tevredenheid uit over het feit dat de GREB en de richtsnoeren voor de werkgelegenheid die zich richten op groei en werkgelegenheid maar tevens het evenwicht willen bewaren van de drie pijlers van de Lissabon-strategie overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 22 en 23 maart 2005, als één geheel zijn ingediend, als uitdrukking van de complementariteit tussen het economische en het sociale beleid, en van de wil om voort te gaan op de weg van de vereenvoudiging en de betere begrijpelijkheid van het macro-economische kader dat voor de Unie is uitgestippeld; steunt de vastberadenheid van de Commissie en de Raad zich in hogere mate te concentreren op groei en werkgelegenheid door middel van een groter concurrentievermogen, de verwezenlijking van de interne markt ook in de dienstensector en de consolidatie van de meest efficiënte overheidsdiensten en derhalve door de versterking van de binnenlandse vraag;
2. betreurt dat de milieudimensie niet meer aandacht krijgt in de aanbevelingen van de Commissie voor het herstel van groei en werkgelegenheid; wijst erop dat naleving van milieueisen bevorderlijk is voor de totstandkoming van een dynamische en effectieve, toekomstgerichte economie die de burgers een hoog niveau van bestaanskwaliteit biedt;
3. onderstreept dat er in een samenleving waar de bevolking steeds verder vergrijst en verstedelijkt, meer banen moeten worden gecreëerd in de sectoren persoonlijke en maatschappelijke dienstverlening; wijst op het belang van diversificatie en grotere concurrentie in een sector waarin burgers belang hebben bij het hoogst mogelijke niveau van dienstverlening en een brede keuzemogelijkheid, waarbij een dergelijk streven ook kansen biedt voor ondernemerschap van zowel vrouwen als mannen in een sector waarin momenteel meer vrouwen dan mannen werkzaam zijn;
4. betreurt het te algemene karakter van de geïntegreerde richtsnoeren, die onvoldoende rekening houden met de verschillen tussen de lidstaten; steunt het voornemen van de Commissie om een mededeling op te stellen die een overzicht biedt van de meest dringende uitdagingen van iedere lidstaat, met name op het terrein van structurele hervormingen en investeringen en voor een snellere uitwisseling van geavanceerde kennis bij het opstellen van economisch beleid;
5. wijst erop dat voor een gezond macro-economisch klimaat een adequate wisselwerking vereist is tussen onderling goed afgestemde begrotingsstrategieën enerzijds en een onafhankelijk monetair beleid anderzijds, waarbij de beoogde prijsstabiliteit wordt gehandhaafd en gestreefd wordt naar de verwezenlijking van de in het Verdrag neergelegde algemene doelstellingen van de Unie, teneinde een hogere levensstandaard te bereiken en de doelstellingen op het stuk van duurzame ontwikkeling te kunnen realiseren; roept de lidstaten op structurele hervormingen ten uitvoer te leggen die de investeringen bevorderen en derhalve ten volle te profiteren van de door de ECB gewaarborgde lage rentetarieven en de door het herziene stabiliteitspact geboden manoeuvreerruimte te benutten om de economische groei in Europa op een hoger kwalitatief niveau te brengen, wat de kansen voor en de behoefte aan de uitbreiding van de handel in alle sectoren en de noodzaak van de voltooiing van de interne markt nog eens onderstreept;
6. wijst op de aantrekkingskracht van het Europese model en de vooraanstaande rol van de Unie en haar lidstaten in de wereldhandel en anderzijds het methodologisch betwistbare discours over de dalende tendens van de arbeidsproductiviteit; en voorts op de behoefte aan een arbeidsmarkt die openstaat voor alle burgers en flexibel genoeg is om burgers te helpen bij het vinden van werk en werkwillige ouderen niet dwingt hun baan op te geven;
7. onderstreept dat het economisch beleid in die zin moet worden geherstructureerd dat het zich meer gaat richten op factoren die verband houden met de productiviteitsgroei, zoals modernisering van de economie, modernisering van knowhow en welzijnsvoorzieningen, modernisering van het institutioneel apparaat zodat het beter is opgewassen tegen de verantwoordelijkheden die recente uitbreiding met zich meebrengt, vervulling van de eisen die een moderne economie stelt en het weerstaan van deflatoire druk vanuit de derde wereld;
8. onderstreept dat de toename van de arbeidsproductiviteit, inspanningen tot versterking van het concurrentievermogen, investeringen en groei een absolute voorwaarde zijn voor hogere lonen en een rechtvaardiger verdeling van de vruchten van de groei, de werkgelegenheid en de sociale cohesie; beklemtoont dat een dergelijke ontwikkeling het bedrijfsleven moet aansporen haar maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen;
9. is van mening dat voor een sterkere, duurzame groei in Europa een gelijktijdig, gecoördineerd optreden van alle lidstaten nodig is, hetgeen o.a. betekent de voltooiing van de interne markt, een hoger investeringsniveau en innoverende arbeidsmarkthervormingen;
10. betreurt dat het Parlement zich binnen een dermate kort tijdsbestek moet uitspreken over de globale richtsnoeren, en dringt erop aan dat tegen de in juni 2005 te houden Europese Raad duidelijker voorwaarden voor interinstitutionele samenwerking met betrekking tot de globale richtsnoeren worden vastgesteld, opdat een dergelijke situatie zich niet meer opnieuw voordoet, en dat daarbij tevens rekening wordt gehouden met de gevolgen van de herziening van de strategie van Lissabon;
11. verzoekt de Raad onderstaande wijzigingen in aanmerking te nemen:
Aanbeveling van de Commissie,
Wijzigingen van het Parlement
Wijziging 1 Deel A, hoofdstuk A.1, alinea 4
Richtsnoer. Om te zorgen voor economische stabiliteit moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zijn hun begrotingsdoelstellingen op de middellange termijn gedurende de hele conjunctuurcyclus handhaven; zolang deze doelstelling nog niet is gehaald moeten zij alle noodzakelijke corrigerende maatregelen nemen in overeenstemming met het Stabiliteits- en groeipact. Om dit te bereiken dienen lidstaten zich te onthouden van een procyclisch begrotingsbeleid. Lidstaten die een tekort op hun lopende rekening hebben dat onhoudbaar zou kunnen worden, moeten deze situatie corrigeren door middel van structurele hervormingen om hun externe concurrentievermogen te verbeteren en tevens bij te dragen tot het corrigeren van de situatie aan de hand van het fiscale beleid. (Richtsnoer nr. 1).
Richtsnoer. Om te zorgen voor economische stabiliteit en om een eigen economisch en sociaal model te ontwikkelen dat het concurrentievoordeel dat hun culturele diversiteit en hun intellectuele kapitaal hen biedt, omzet in innovatiegerichte productiviteitsgroei, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij hun begrotingsdoelstellingen op de middellange termijn gedurende de hele conjunctuurcyclus handhaven; zolang deze doelstelling nog niet is gehaald moeten zij alle noodzakelijke corrigerende maatregelen nemen in overeenstemming met het Stabiliteits- en groeipact. Om dit te bereiken dienen lidstaten zich te onthouden van een procyclisch begrotingsbeleid. Lidstaten die een tekort op hun lopende rekening hebben dat onhoudbaar zou kunnen worden, moeten deze situatie corrigeren door middel van structurele hervormingen om hun externe concurrentievermogen te verbeteren en tevens bij te dragen tot het corrigeren van de situatie aan de hand van het fiscale beleid, met name door gebruik te maken van de vruchten van de groei. Om de economische groei te stimuleren, moeten de lidstaten hun overheidsuitgaven heroriënteren naar begrotingsrubrieken die de doelstellingen van de Lissabon-strategie ondersteunen, en meer in het bijzonder naar investeringen die gericht zijn op de ontwikkeling van menselijk kapitaal, kennis, innovatie en infrastructuur. (Richtsnoer nr. 1).
Wijziging 2 Deel A, hoofdstuk A.1, alinea 7
Richtsnoer. Om een duurzame economische ontwikkeling te waarborgen moeten de lidstaten, met het oog op de verwachte kosten van de vergrijzing, in een bevredigend tempo tot schuldreductie komen om de overheidsfinanciën te versterken, de pensioen- en gezondheidszorgstelsels hervormen om deze financieel levensvatbaar te maken zonder afbreuk te doen aan hun sociale adequaatheid en hun toegankelijkheid, en maatregelen treffen om de participatiegraad en het arbeidsaanbod te vergroten (Richtsnoer nr. 2). Zie ook Richtsnoer nr. 17: "Een benadering van werk die rekening houdt met alle levensfasen".
Richtsnoer. Om een duurzame economische ontwikkeling als fundament voor een aanvaardbaar werkgelegenheidsniveau te waarborgen, moeten de lidstaten, met het oog op de verwachte kosten van de vergrijzing en gelet op de fase in de conjunctuurcyclus waarin zij zich bevinden, in een bevredigend tempo tot schuldreductie komen om de overheidsfinanciën te versterken, de belastingstelsels te hervormen onder andere door lastenvermindering voor laagbetaalden, de pensioen- en gezondheidszorgstelsels verder te hervormen om deze financieel levensvatbaar te maken zonder afbreuk te doen aan hun sociale aanvaardbaarheid en hun toegankelijkheid, maatregelen te nemen waardoor de verantwoordelijkheid van de burger voor de pensioenstelsels, de participatiegraad en de kwaliteit van het arbeidsaanbod toeneemt (Richtsnoer nr. 2). Zie ook Richtsnoer nr. 17: "Een benadering van werk die rekening houdt met alle levensfasen".
Wijziging 3 Deel A, hoofdstuk A.1, alinea 9
Richtsnoer. Om een efficiënte allocatie van productiemiddelen te bevorderen moeten de lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de richtsnoeren betreffende economische stabiliteit en duurzaamheid, de samenstelling van de overheidsuitgaven afstemmen op categorieën van uitgaven die resulteren in meer groei, fiscale structuren zodanig aanpassen dat het groeipotentieel wordt versterkt en de mechanismen invoeren die nodig zijn voor het beoordelen van de relatie tussen overheidsuitgaven en het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen, alsook toezien op de algemene samenhang van pakketten van hervormingsmaatregelen (Richtsnoer nr. 3).
Richtsnoer. Om een efficiënte allocatie van productiemiddelen te bevorderen moeten de lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de richtsnoeren betreffende economische stabiliteit en duurzaamheid, de samenstelling van de overheidsuitgaven afstemmen op categorieën van uitgaven die resulteren in meer groei en het scheppen van banen en fiscale structuren zodanig aanpassen dat potentiële groei en particuliere investeringen worden bevorderd, met name door het creëren van een fiscaal model dat gunstig is voor kleine en middelgrote bedrijven en prikkels biedt om werkgelegenheid te creëren; tevens moeten de lidstaten samenwerken bij het bestrijden van belastingontduiking; bovendien moeten zij de mechanismen invoeren die nodig zijn voor het beoordelen van de relatie tussen overheidsuitgaven en het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen, alsook toezien op de algemene samenhang van pakketten van hervormingsmaatregelen (Richtsnoer nr. 3).
Wijziging 4 Deel A, hoofdstuk A.1, alinea 11
Richtsnoer. Om de samenhang tussen het macro-economisch en het structuurbeleid te vergroten moeten de lidstaten hervormingen doorvoeren die het macro-economisch kader ondersteunen door de flexibiliteit, de mobiliteit en het aanpassingsvermogen te vergroten ten overstaan van de globalisering, de technologische vooruitgang en conjunctuurschommelingen. (Richtsnoer nr. 4). Zie ook Richtsnoer nr. 20: "Flexibiliteit bevorderen zonder afbreuk te doen aan werkzekerheid en de segmentering van de arbeidsmarkt verminderen".
Richtsnoer. Om de samenhang tussen het macro-economisch en het structuurbeleid te vergroten moeten de lidstaten hervormingen doorvoeren die het macro-economisch kader ondersteunen door de handhaving van strenge fiscale procedures, het stimuleren van investeringen en ondernemingszin, en het verder verbeteren van de aanpasbaarheid, de mobiliteit, de creativiteit en het aanpassingsvermogen om zich in te stellen op de eisen van de globalisering, de technologische vooruitgang en conjunctuurschommelingen. Daarnaast moet er speciale aandacht worden besteed aan de flexibiliteit en veiligheid van de arbeidsmarkt. (Richtsnoer nr. 4). Zie ook Richtsnoer nr. 20: "Flexibiliteit bevorderen zonder afbreuk te doen aan werkzekerheid en de segmentering van de arbeidsmarkt verminderen".
Wijziging 5 Deel A, hoofdstuk A.1, alinea 14
Richtsnoer. Om te zorgen dat de loonontwikkelingen bijdragen tot macro-economische stabiliteit en groei en het aanpassingvermogen van de economie vergroten, moeten de lidstaten erop toezien dat stijgingen van de nominale lonen en de arbeidskosten in overeenstemming zijn met de prijsstabiliteit en de trendmatige ontwikkeling van de productiviteit op de middellange termijn, daarbij rekening houdend met verschillen in vaardigheden en de situatie op de plaatselijke arbeidsmarkt. (Richtsnoer nr. 5). Zie ook Richtsnoer nr. 21: "Zorgen dat de lonen en andere arbeidskosten zich ontwikkelen op een wijze die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid".
Richtsnoer. Om te zorgen dat de loonontwikkelingen bijdragen tot macro-economische stabiliteit, groei en werkgelegenheid en het aanpassingvermogen van de economie vergroten, moeten de lidstaten en de sociale partners erop toezien dat stijgingen van de nominale lonen en de arbeidskosten in overeenstemming zijn met de prijsstabiliteit en de trendmatige ontwikkeling van de productiviteit op de middellange termijn, daarbij rekening houdend met verschillen in vaardigheden en de situatie op de plaatselijke arbeidsmarkt; de voltooiing van de interne markt, arbeidsmartkhervormingen en een grotere verantwoordelijkheid van de sociale partners voor een lage werkloosheid door door gedecentraliseerde loononderhandelingen, zijn van doorslaggevend belang voor loonsverhogingen en de vermindering van inkomensverschillen, die verenigbaar moeten blijven met de productiviteit en het concurrentievermogen. (Richtsnoer nr. 5). Zie ook Richtsnoer nr. 21: "Zorgen dat de lonen en andere arbeidskosten zich ontwikkelen op een wijze die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid".
Wijziging 6 Deel A, hoofdstuk A.2, alinea 6
Richtsnoer. Om bij te dragen tot de dynamiek en de goede werking van de EMU, moeten de lidstaten van het eurogebied bijzondere aandacht besteden aan de begrotingsdiscipline. De lidstaten die hun begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn nog niet hebben bereikt, moeten een jaarlijkse verbetering nastreven van hun voor conjunctuurschommelingen gecorrigeerde begrotingstekort zonder eenmalige of andere tijdelijke maatregelen van 0,5 % van het BBP als referentiewaarde. In tijden van voorspoed moet daarbij de aanpassingsinspanning worden opgevoerd. Voorts moeten zij doorgaan met structurele hervormingen die het concurrentievermogen van het eurogebied en de economische aanpassing aan asymmetrische schokken verbetert, en moeten zij ervoor zorgen dat de invloed van het eurogebied op het mondiale economische systeem in verhouding staat tot zijn economische gewicht (Richtlijn nr. 6).
Richtsnoer. Om bij te dragen tot de dynamiek en de goede werking van de EMU, moeten de lidstaten van het eurogebied bijzondere aandacht besteden aan de begrotingsdiscipline, teneinde hun economisch en budgettair beleid beter te coördineren, in eerste instantie door synchronisatie van hun begrotingspolitiek; de lidstaten die hun begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn nog niet hebben bereikt, moeten een jaarlijkse verbetering nastreven van hun voor conjunctuurschommelingen gecorrigeerde begrotingstekort zonder eenmalige of andere tijdelijke maatregelen van 0,5 % van het BBP als referentiewaarde. In tijden van voorspoed moet daarbij de aanpassingsinspanning worden opgevoerd, met dien verstande dat voortaan bij de vaststelling van het aanpassingstraject voor de middellange termijn rekening moet worden gehouden met eventuele structuurhervormingen en dat voor landen die deze doelstelling reeds hebben bereikt tijdelijke afwijkingen zullen worden toegestaan; voorts moeten zij doorgaan met structurele hervormingen die het concurrentievermogen van het eurogebied verbeteren, onder andere door te investeren in innovatie en het industriebeleid en in onderwijs en beroepsopleiding en de economische aanpassing aan asymmetrische schokken verbeteren. De lidstaten moeten tevens de hervorming van het groei- en stabiliteitspact voltooien en toezien op de strikte naleving daarvan, teneinde het vertrouwen te herstellen, Voorts zijn zij verantwoordelijk voor de externe vertegenwoordiging van het eurogebied overeenkomstig de op de Europese Raad van Wenen van 11/12 december 1998 aangegane verbintenissen, opdat de steeds belangrijkere rol van de euro in het mondiale economische systeem in verhouding staat tot zijn economische gewicht. In de nieuwe lidstaten moet nominale convergentie gepaard gaan met reële convergentie. (Richtlijn nr. 6).
Wijziging 7 Deel B, hoofdstuk B.1, alinea 4
Richtsnoer. Om de interne markt uit te breiden en te verdiepen, moeten de lidstaten de omzetting van de internemarktrichtlijnen bespoedigen, prioriteit verlenen aan strengere en efficiëntere handhaving van de internemarktwetgeving, de integratie van de financiële markten versnellen, fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten wegnemen, en de Europese regelgeving betreffende de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten daadwerkelijk toepassen. (Richtsnoer nr. 7).
Richtsnoer. Om de interne markt uit te breiden en te verdiepen, moeten de lidstaten de omzetting van de internemarktrichtlijnen bespoedigen, prioriteit verlenen aan strengere en efficiëntere handhaving van de internemarktwetgeving, de integratie van de financiële markten versnellen, bureaucratische en fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten wegnemen door voortzetting van de onderhandelingen over harmonisatie van de grondslag voor de belastingen, en de Europese regelgeving betreffende de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten daadwerkelijk toepassen. (Richtsnoer nr. 7).
Wijziging 8 Deel B, hoofdstuk B.1, alinea 9
Richtsnoer. Om te zorgen voor open en concurrerende markten moeten de lidstaten prioriteit verlenen aan het wegnemen van wettelijke en andere belemmeringen voor de mededinging in belangrijke sectoren, het mededingingsbeleid beter handhaven, ervoor zorgen dat de mededingings- en regelgevende autoriteiten de markt selectief controleren teneinde belemmeringen voor mededinging en markttoegang op te sporen en weg te nemen, staatssteun die de mededinging verstoort afbouwen en de overblijvende staatssteun toewijzen aan bepaalde horizontale doelstellingen, zoals onderzoek en innovatie en de optimalisering van menselijk kapitaal. De lidstaten moeten ook de goedgekeurde maatregelen om de netwerkindustrieën voor mededinging open te stellen, volledig ten uitvoer leggen om te zorgen voor werkelijke mededinging op Europese geïntegreerde markten, terwijl zij tezelfdertijd de verlening van hoogwaardige diensten van algemeen economisch belang garanderen. (Richtsnoer nr. 8).
Richtsnoer. Om te zorgen voor open en concurrerende markten moeten de lidstaten prioriteit verlenen aan het wegnemen van wettelijke en andere belemmeringen voor de mededinging in belangrijke sectoren, het mededingingsbeleid beter handhaven, ervoor zorgen dat de mededingings- en regelgevende autoriteiten de markt selectief controleren teneinde belemmeringen voor mededinging en markttoegang, die de belangen van de consumenten schaden, op te sporen en weg te nemen, staatssteun die de mededinging op de interne markt verstoort afschaffen en de overblijvende staatssteun toewijzen aan bepaalde horizontale doelstellingen, zoals onderzoek en innovatie en de optimalisering van menselijk kapitaal. De lidstaten moeten ook de goedgekeurde maatregelen om de netwerkindustrieën voor mededinging open te stellen, volledig ten uitvoer leggen om te zorgen voor werkelijke mededinging op Europese geïntegreerde markten, terwijl zij tezelfdertijd de verlening van hoogwaardige diensten van algemeen economisch belang garanderen. (Richtsnoer nr. 8).
Wijziging 9 Deel B, hoofdstuk B.1, alinea 14
Richtsnoer. Om het bedrijfsklimaat aantrekkelijker te maken, moeten de lidstaten de kwaliteit van hun regelgevingskader verbeteren door de economische, sociale en milieueffecten daarvan systematisch en streng te beoordelen en rekening te houden met de eruit voortvloeiende administratieve kosten. Voorts moeten de lidstaten een brede raadpleging houden over de kosten en baten van hun wetgevingsinitiatieven, in het bijzonder wanneer verschillende beleidsdoelstellingen met elkaar moeten worden verzoend. (Richtsnoer nr. 9).
Richtsnoer. Om het bedrijfsklimaat aantrekkelijker te maken en het particulier initiatief aan te moedigen, moeten de lidstaten de kwaliteit van hun regelgevingskader verbeteren door de economische, sociale en milieueffecten daarvan systematisch en streng te beoordelen en rekening te houden met de eruit voortvloeiende administratieve kosten. Voorts moeten de lidstaten een brede raadpleging houden over de kosten en baten in termen van groei en werkgelegenheid van hun wetgevingsinitiatieven, in het bijzonder wanneer verschillende beleidsdoelstellingen met elkaar moeten worden verzoend. (Richtsnoer nr. 9).
Wijziging 10 Deel B, hoofdstuk B.1, alinea 16
Richtsnoer. Om het ondernemerschap te bevorderen en het klimaat voor het MKB te verbeteren, moeten de lidstaten de toegang tot financiering verbeteren, belastingregelingen aanpassen, het innovatief potentieel van het MKB versterken en relevante informatie en ondersteunende diensten verstrekken om de oprichting en de groei van beginnende ondernemingen te stimuleren in overeenstemming met het Europees Handvest voor kleine ondernemingen. Voorts moeten de lidstaten ondernemerschap aan bod laten komen in onderwijs en opleiding (zie het overeenkomstige werkgelegenheidsrichtsnoer). De lidstaten moeten ook de eigendomsoverdracht vergemakkelijken, hun faillissementswetgeving herzien en hun regelgeving in verband met reddings- en herstructureringsoperaties verbeteren. (Richtsnoer nr. 10).
Richtsnoer. Om het ondernemerschap te bevorderen en het klimaat voor het MKB te verbeteren, moeten de lidstaten de toegang tot financiering, met name tot risicokapitaal en microkrediet verbeteren, belastingregelingen hervormen en aanpassen, investeringen bevorderen, om te beginnen door de harmonisatie van de belastinggrondslag, het innovatief potentieel van het MKB versterken en relevante informatie en ondersteunende diensten verstrekken om de oprichting en de groei van beginnende ondernemingen te stimuleren in overeenstemming met het Europees Handvest voor kleine ondernemingen. Voorts moeten de lidstaten ondernemerschap aan bod laten komen in onderwijs en opleiding (zie het overeenkomstige werkgelegenheidsrichtsnoer), de bereidheid om risico te lopen bevorderen en maatregelen nemen om stigmatisering van jonge ondernemers die nog niet volledig zijn geslaagd tegen te gaan en om hen in staat te stellen gemakkelijker een nieuwe start te maken. De lidstaten moeten ook de eigendomsoverdracht vergemakkelijken, hun faillissementswetgeving herzien, hun regelgeving in verband met reddings- en herstructureringsoperaties en die betreffende ondernemingsbestuur en bestuurdersaansprakelijkheid verbeteren. (Richtsnoer nr. 10).
Wijziging 11 Deel B, hoofdstuk B.2, alinea 4
Richtsnoer: Om investeringen in O&O te verhogen en te verbeteren moeten de lidstaten verdere maatregelen treffen om O&O door ondernemingen te stimuleren: betere kadervoorwaarden die ervoor zorgen dat de ondernemingen in een klimaat werken dat voldoende mededinging toelaat, meer en efficiëntere overheidsuitgaven voor O&O, versterking van de expertisecentra, beter gebruik van de ondersteuningsmechanismen, zoals belastingverlichting voor O & O-uitgaven, voldoende instroom van gekwalificeerde onderzoekers door meer jongeren aan te trekken in wetenschappelijke, technische en ingenieursrichtingen en verbetering van de loopbaan en de transnationale en intersectorale mobiliteit van onderzoekers. (Richtsnoer nr. 12). Zie ook Richtsnoer nr. 22 "De investeringen in menselijk kapitaal uitbreiden en verbeteren".
Richtsnoer: Om investeringen in O&O te verhogen en te verbeteren moeten de lidstaten verdere maatregelen treffen om O&O door ondernemingen te stimuleren: betere kadervoorwaarden die ervoor zorgen dat de ondernemingen in een klimaat werken dat voldoende mededinging toelaat, meer en efficiëntere overheidsuitgaven voor O&O, ontwikkeling van de publiek-private partnerschappen, versterking van de expertisecentra, beter gebruik van de ondersteuningsmechanismen, zoals belastingverlichting voor O & O-uitgaven, voldoende instroom van gekwalificeerde onderzoekers door meer jongeren aan te trekken in wetenschappelijke, technische en ingenieursrichtingen en verbetering van de loopbaan en de transnationale en intersectorale mobiliteit van onderzoekers, met name van Europese onderzoekers die Europa verlaten hebben. De lidstaten moeten de band tussen wetenschap, onderzoek en innovatie versterken en overheidsfinanciering voor kenniscentra waarborgen en de concurrentie en de rivaliteit op onderzoeksgebied versterken. Voorts moeten zij een grotere inspanning leveren om de toekomstgerichte wetenschappen, zoals de informatiemaatschappij, de preventieve gezondheidszorg en de biotechnologie, te bevorderen door ervoor te zorgen dat objectievere informatie wordt verstrekt over de voordelen en de risico's van meer controversieel onderzoek, zoals naar GGM's en embryonale stamcellen. (Richtsnoer nr. 12). Zie ook Richtsnoer nr. 22 "De investeringen in menselijk kapitaal uitbreiden en verbeteren".
Wijziging 12 Deel B, hoofdstuk B.2, alinea 7
Richtsnoer. Om innovatie en verbreiding van ICT te vergemakkelijken moeten de lidstaten inspanningen leveren voor het verbeteren van de diensten die innovatie ondersteunen, zoals technologieoverdracht, oprichting van innovatiecentra en –netwerken waarin universiteiten en ondernemingen worden samengebracht, het aanmoedigen van kennisoverdracht door middel van rechtstreekse buitenlandse investeringen, betere toegang tot financiering en duidelijk afgebakende en betaalbare intellectuele-eigendomsrechten. Zij moeten de invoering van ICT en de daarmee gepaard gaande veranderingen in de arbeidsorganisatie in de economie vergemakkelijken. (Richtsnoer nr. 13).
Richtsnoer. Om innovatie en verbreiding van ICT te vergemakkelijken moeten de lidstaten inspanningen leveren voor het verbeteren van de diensten die innovatie ondersteunen, zoals technologieoverdracht, oprichting van innovatiecentra en –netwerken waarin universiteiten en ondernemingen worden samengebracht door de instelling van startercentra te faciliteren, het aanmoedigen van kennisoverdracht door middel van rechtstreekse buitenlandse investeringen, betere toegang tot financiering en duidelijk afgebakende en betaalbare intellectuele-eigendomsrechten. Zij moeten de invoering van ICT en de daarmee gepaard gaande veranderingen in de arbeidsorganisatie in de economie vergemakkelijken. (Richtsnoer nr. 13).
Wijziging 13 Deel B, hoofdstuk B.2, alinea 9
Richtsnoer. Om een duurzaam gebruik van hulpbronnen aan te moedigen en de synergieën tussen milieubescherming en groei te versterken moeten de lidstaten prioriteit verlenen aan de internalisering van externe milieukosten, de verbetering van de energie-efficiëntie en de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën. De tenuitvoerlegging van deze prioriteiten moet in overeenstemming zijn met bestaande Europese afspraken en met de acties en instrumenten die zijn voorgesteld in het actieplan inzake milieutechnologieën (ETAP). Ook moet dit gebeuren aan de hand van marktconforme instrumenten, risicokapitaal en financiering van O&O, en door in bestekken van overheidsopdrachten ecologische verplichtingen op te nemen en de afschaffing van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, onverminderd andere beleidsinstrumenten. (Richtsnoer nr. 14).
Richtsnoer. Om een duurzaam gebruik van hulpbronnen aan te moedigen en de synergieën tussen milieubescherming en groei te versterken moeten de lidstaten prioriteit verlenen aan de internalisering van externe milieukosten met name op de gebieden energie, vervoer en landbouw, de verbetering van de energie-efficiëntie en de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën. Voorts moeten de lidstaten ter bevordering van groei en werkgelegenheid een actiever milieubeleid gaan voeren door op het gebied van milieutechnologie en milieu-innovatie actieplannen te ontwikkelen en met name investeringen om te voldoen aan de Kyoto-doelstellingen, zoals het efficiënte gebruik van traditionele vormen van energie, met name die welke geen bedreiging vormen voor de doelstellingen van het Protocol van Kyoto. De tenuitvoerlegging van deze prioriteiten moet in overeenstemming zijn met bestaande Europese afspraken en met de acties en instrumenten die zijn voorgesteld in het actieplan inzake milieutechnologieën (ETAP). Ook moet dit gebeuren aan de hand van marktconforme instrumenten, risicokapitaal en financiering van O&O, en door in bestekken van overheidsopdrachten ecologische verplichtingen op te nemen en de afschaffing van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, onverminderd andere beleidsinstrumenten. (Richtsnoer nr. 14).
Wijziging 14 Deel B, hoofdstuk B.2, alinea 11
Richtsnoer. Om bij te dragen tot een stevige industriële basis in Europa moeten de lidstaten zich inspannen voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en markten. Dit veronderstelt in het bijzonder dat zij zich verbinden tot de oprichting en de tenuitvoerlegging van gezamenlijke Europese initiatieven op het gebied van technologie, tot de sluiting van publiek-private partnerschappen die de echte tekortkomingen van de markt aanpakken, en tot de oprichting en de ontwikkeling van regionale of plaatselijke bedrijfsclusters. (Richtsnoer nr. 15).
Richtsnoer. Om bij te dragen tot een stevige industriële basis in Europa moeten de lidstaten zich inspannen voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en markten, ook buiten Europa, zodat de globalisering niet een gevaar vormt maar een nieuwe kans betekent voor de grootste exporteur van de wereld, en daarnaast moeten zij een communicatiestrategie uitwerken die ten doel heeft het gevoel van onzekerheid bij de burgers ten aanzien van globalisering, openstelling van markten en concurrentie weg te nemen. Dit veronderstelt in het bijzonder dat zij zich verbinden tot de oprichting en de tenuitvoerlegging van gezamenlijke Europese initiatieven op het gebied van technologie, tot de sluiting van publiek-private partnerschappen die de echte tekortkomingen van de markt aanpakken, en tot de oprichting en de ontwikkeling van regionale of plaatselijke bedrijfsclusters. (Richtsnoer nr. 15).
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.