Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2627(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0548/2005

Ingediende teksten :

B6-0548/2005

Debatten :

PV 25/10/2005 - 4

Stemmingen :

PV 26/10/2005 - 3.7

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0406

Aangenomen teksten
PDF 120kWORD 42k
Woensdag 26 oktober 2005 - Straatsburg
Strategie tegen een grieppandemie
P6_TA(2005)0406B6-0548/2005

Resolutie van het Europees Parlement over een strategie tegen een grieppandemie

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 152 van het Verdrag,

–   gezien mondelinge vraag O-0089/2005 van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid overeenkomstig artikel 108 van zijn Reglement,

–   en gezien de verklaringen van de Raad en de Commissie,

–   gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft gewaarschuwd voor een mogelijke grieppandemie in de nabije toekomst,

B.   overwegende dat een griepvirus zich binnen enkele dagen van werelddeel tot werelddeel kan verspreiden,

C.   overwegende dat de effectieve bestrijding van een griepvirus de juiste menselijke en dierlijke vaccins en antivirale middelen in voldoende hoeveelheden vergt,

D.   overwegende dat een waarschijnlijke bron voor een pandemie het hoogpathogene vogelgriepvirus (H5N1) is, dat na mutatie of combinatie met het menselijke griepvirus een uiterst agressieve griep kan doen ontstaan waartegen geen vaccin bestaat en dat dus een 'nieuw' vaccin vereist,

E.   overwegende dat het grootste risico voor een grieppandemie komt uit Aziatische landen waar dit H5N1-virus zich al twee jaar aan het verspreiden is ondanks de inspanningen van de bevoegde autoriteiten om de ziekte in bedwang te houden, en dat het daarom in het belang van de EU is en in dat van de internationale solidariteit om deze landen meer steun te verlenen;

F.   overwegende dat de ontwikkeling en productie van nieuwe vaccins moeilijk en duur is en minstens zes maanden zou vergen nadat het virus is geïsoleerd en bestudeerd,

G.   overwegende dat de potentiële bedreiging door een combinatie van het vogelgriepvirus met het normale jaarlijkse griepvirus zou worden gereduceerd door ervoor te zorgen dat allen die een groot risico lopen aan het vogelgriepvirus worden blootgesteld, ingeënt zijn tegen het jaarlijkse griepvirus,

H.   overwegende dat landen die geen vaccins produceren een aanzienlijk risico van tekorten, onrechtvaardigheden en vertragingen bij de bevoorrading met vaccins lopen,

I.   overwegende dat het ontstaan van een pandemie buiten de grenzen van de EU ook een ernstig gevaar voor de gezondheid van de burgers van de Europese Unie betekent,

J.   overwegende dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het nemen van de nodige maatregelen ter preventie van en voorbereiding op een eventuele grieppandemie, maar dat de Commissie hierbij een coördinerende rol speelt,

1.   beschouwt de waarschuwingen van de WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) voor een potentiële grieppandemie als zeer ernstig; wijst erop dat een uitbraak in een lidstaat of in naburige regio's van de EU een directe bedreiging voor de gezondheid in de gehele Europese Unie zou vormen;

2.   verzoekt de lidstaten met klem alle nodige maatregelen te treffen om te voorkomen dat het H5N1 virus muteert in een van mens tot mens overdraagbare griepvirus; dringt er derhalve op aan dat de personen die in en rond de pluimveesector werkzaam zijn met voorrang ingeënt worden;

3.   wijst er in dit verband op dat er in de eerste plaats noodplannen moeten worden opgesteld in geval van besmetting van de mens en dat dergelijke noodplannen moeten gericht zijn op:

   - de noodzakelijke coördinatie tussen de lidstaten,
   - de garantie van de benodigde raadpleging en uitwisseling van informatie met derde landen,
   - het voorkomen van paniek onder het publiek,
   - de bestrijding van eventuele smokkel van vogels, indien ernstige risico's zouden optreden,
   - de vaststelling welke gebieden bij voorrang van de buitenwereld moeten worden afgesloten,
   - de vaststelling welke bevolkingsgroepen bij voorrang moeten worden ingeënt,
   - een eerlijke en universele verdeling van middelen ter bestrijding van een grieppandemie onder mensen;
   - een effectieve strategie voor communicatie met en informatie van het publiek;

4.   doet een dringend beroep op de Raad om overeenstemming te bereiken over paraatheidsplannen voor een grieppandemie waarin gegarandeerd alle lidstaten deelhebben. Deze plannen moeten onder meer inhouden dat overeenkomsten voor vooraankoop moeten worden afgesloten om een toereikende voorraad aan vaccins en antivirale middelen, alsmede antibiotica voor de behandeling van secundaire infecties, aan te leggen om in het geval van een pandemie in de behoeften te kunnen voorzien - dit alsnog onverwijld te doen en de Commissie van deze plannen in kennis te stellen; dringt er bij alle lidstaten op aan hun plannen overeenkomstig de resultaten van onvertraagde simulatie en de nieuwe aanbevelingen van de WHO en het ECDC bij te werken en de Commissie van de herziene versies in kennis te stellen;

5.   verzoekt de Commissie haar coördinerende rol in nauwe samenwerking met het ECDC te versterken en de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen door hen van technisch advies te dienen bij de opstelling van hun paraatheidsplannen; verzoekt de Commissie regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de stand van zaken en de actuele omvang van de vaccinvoorraad;

6.   dringt er bij de Commissie op aan met het ECDC een uitgebreide communicatiestrategie te ontwikkelen voor het geval van een pandemie;

7.   wijst erop dat paraatheid voor een belangrijk deel stoelt op de tijdige en kwantitatief toereikende productie van vaccins en antivirale middelen; verzoekt de Commissie en de lidstatensamen te werken met de industrie teneinde de nodige stappen te ondernemen om op zo kort mogelijke termijn, volgens wetenschappers mogelijkerwijs binnen drie en acht maanden, nieuwe vaccins te kunnen ontwikkelen;

8.   dringt er bij de lidstaten op aan de vaccinatiegraad overeenkomstig de aanbevelingen van de WHO vóór een eventuele pandemie te verhogen, wat de industrie tevens zal aanmoedigen om de productiecapaciteit uit te breiden om te kunnen voldoen aan de verwachte vraag naar vaccins in het geval van een pandemie; roept de lidstaten op bij de vaccinatiecampagne de grootste prioriteit te geven aan de pluimveeboeren, teneinde de kans op een recombinatie van het menselijke en het vogelgriepvirus op een van de meest potentiële raakvlakken te beperken; herinnert de lidstaten eraan dat het aanleggen van een voorraad aan vaccins en antivirale middelen met het oog op een mogelijke pandemie minder kosten met zich meebrengt dan de door een gebrek aan vaccins veroorzaakte schade in het geval van een uitbraak;

9.   merkt op dat de lidstaten in zeer verschillende mate over de financiële middelen beschikken om een voorraad aan vaccins te kunnen aanleggen en overeenkomsten voor vooraankoop met de industrie te kunnen sluiten; suggereert dat de Commissie de mogelijkheid dient te overwegen om het solidariteitsfonds van de EU te gebruiken als voorzorgsinstrument voor preventieve acties ter voorbereiding op een mogelijke grieppandemie, en waarmee tevens vaccins kunnen worden geproduceerd en nieuwe testmethoden kunnen worden ontwikkeld;

10.   dringt er bij de Commissie op aan een continue uitwisseling van informatie met de getroffen buurlanden te waarborgen; is van oordeel dat de Europese Unie de getroffen buurlanden dient te ondersteunen teneinde hen te helpen hun capaciteiten voor risico-evaluatie en epidemiebestrijding te vergroten;

11.   merkt op dat de voornaamste besmettingshaard zich nog altijd in de landen van Zuidoost-Azië bevindt; verzoekt de Commissie en de Raad derhalve om op economisch en wetenschappelijk gebied met deze landen samen te werken met het doel de voornaamste besmettingshaard uit te roeien, vooral gezien het feit dat de kans op mutatie van het virus erg groot is;

12.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de steun aan de momenteel het zwaarst door het vogelgriepvirus getroffen landen uit te breiden en doeltreffende technische hulp te verstrekken zodat het virus in bedwang kan worden gehouden en het risico van een mutatie of recombinatie tot een vorm die een pandemie zou kunnen veroorzaken, kan worden beperkt;

13.   verzoekt de Commissie en de lidstaten een vaccinatieprogramma te ondersteunen voor alle pluimveeboeren in de door de vogelgriep getroffen landen, aangezien deze werknemers zich bevinden op een van belangrijkste raakvlakken tussen het menselijke en het vogelgriepvirus waar een bacteriestam zou kunnen ontstaan, die een wereldwijde pandemie kan veroorzaken;

14.   verzoekt de Commissie een plan in te dienen voor een snelle en doeltreffende herverdeling van vaccins en antivirale middelen in het geval van een uitbraak, teneinde een verspreiding van de pandemie te beletten, waarbij vooral rekening dient te worden gehouden met lidstaten die geen vaccins en antivirale middelen produceren;

15.   wijst erop dat inspecties waarmee de vliegroutes van trekvogels worden onderzocht, steekproefsgewijze controle van dieren en inenting tegen vogelgriep doeltreffende instrumenten kunnen zijn als aanvulling op maatregelen om de ziekte onder controle te brengen; verheugt zich daarom over het recente voorstel van de Commissie voor een nieuwe richtlijn betreffende communautaire maatregelen voor de bestrijding van vogelgriep, waarin vaccinatie ter bestrijding van deze ziekte een grotere rol heeft gekregen; dringt er bij de lidstaten op aan zoveel mogelijk gebruik te maken van dit instrument om de noodzaak van een massale slachting van dieren zoveel mogelijk te beperken en roept alle actoren in de vleessector op om hun verantwoordelijkheid in deze kwestie op zich te nemen door te garanderen dat de producten van gevaccineerde en ongevaccineerde dieren zonder onderscheid worden verkocht;

16.   verzoekt de Raad een plan goed te keuren om de verspreiding van griep van land tot land te voorkomen door internationale reizen aan beperkingen te onderwerpen en plannen te hebben klaarliggen voor gezondheidscontroles in havens en op vliegvelden;

17.   dringt bij de Commissie aan op preventieve maatregelen en maatregelen inzake samenwerking met en technische steun aan derde landen ten einde te zorgen voor preventie en opsporing in de landen waar de vogelgriep vandaan komt;

18.   .

19.   dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten te helpen bij het opstellen van quarantainemaatregelen;

20.   verzoekt de instellingen van de Europese Unie hun eigen paraatheidsplannen op te stellen;

21.   roept de lidstaten dringend op hun burgers effectief te wijzen op de risico's van verspreiding van de ziekte door reizen;

22.   dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan middelen ter beschikking te stellen om de Zuid-Aziatische landen met know-how en financieel bij de bestrijding van de ziekte te ondersteunen;

23.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de lidstaten.

Juridische mededeling - Privacybeleid