Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2015(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0276/2005

Ingediende teksten :

A6-0276/2005

Debatten :

PV 27/10/2005 - 3

Stemmingen :

PV 27/10/2005 - 5.6

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0413

Aangenomen teksten
PDF 130kWORD 51k
Donderdag 27 oktober 2005 - Straatsburg
Activiteiten van de Europese Ombudsman (2004)
P6_TA(2005)0413A6-0276/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2004 (2005/2136(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het jaarverslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2004,

–   gelet op artikel 195 van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 43 van het Handvest van de Grondrechten,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 november 1993 over democratie, doorzichtigheid en subsidiariteit en het Interinstitutioneel Akkoord over de procedures voor de tenuitvoerlegging van het subsidiariteitsbeginsel;het Statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt; de organisatie van de werkzaamheden van het in artikel 189 B bedoelde bemiddelingscomité(1),

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de activiteiten van de Europese Ombudsman,

–   gelet op artikel 112, lid 1 en artikel 195, lid 2 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6-0276/2005),

A.   overwegende dat het Handvest van de Grondrechten op 7 december 2000 in Nice officieel is afgekondigd en dat de politieke wens bestaat dit wettelijk bindend te maken,

B.   overwegende dat artikel 41 van het Handvest van de Grondrechten bepaalt dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld,

C.   overwegende dat artikel 43 van het Handvest bepaalt dat "iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de Ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak",

D.   overwegende dat in het lopende jaar de huidige Ombudsman, de heer Nikiforos Diamandouros, zijn tweede en volledige mandaat aanvat en dat tegelijk de functie van Europese Ombudsman in september tien jaar bestaat,

E.   overwegende dat op 8 maart 2005 het jaarverslag van de Ombudsman 2004 officieel werd voorgesteld aan de Voorzitter van het Europees Parlement en dat de Ombudsman, de heer Nikiforos Diamandouros, zijn verslag op 10 mei 2005 heeft ingediend bij de Commissie verzoekschriften in Straatsburg,

F.   overwegende dat zich in 2004 een aanzienlijke stijging (53 %) heeft voorgedaan van het aantal klachten gericht aan de Ombudsman ten opzichte van het jaar voordien, en dat die stijging slechts voor de helft (51 %) is toe te schrijven aan de integratie tot het Europees burgerschap van de onderdanen van de tien nieuwe lidstaten,

G.   overwegende dat de Europese Ombudsman een onpartijdig orgaan is dat de burgers tegelijk een buitengerechtelijk middel tot bezwaar binnen de Unie verschaft, en dat hij in 2004 in bijna 70 % van alle hem voorgelegde gevallen concreet hulp heeft geboden, ook bij niet-ontvankelijk verklaarde klachten,

H.   overwegende dat in 2004 door de Ombudsman 251 onderzoeken werden afgesloten, waarvan 247 onderzoeken geopend naar aanleiding van klachten en 4 initiatiefonderzoeken, en dat 65 zaken na een ingediende klacht door de instelling of het orgaan zelf werden geschikt en 12 minnelijke schikkingen werden voorgesteld,

I.   overwegende dat de Ombudsman naar aanleiding van één klacht heeft besloten bij het Europees Parlement een speciaal verslag (0I/2/2003/GG) in te dienen, namelijk inzake een geval waarbij de Ombudsman meende dat de klager onder discriminerende arbeidsomstandigheden voor de Commissie had gewerkt, waarbij deze zaak niet met een minnelijke schikking was afgerond en waarbij de Commissie zijn ontwerpaanbeveling niet had overgenomen,

J.   overwegende dat de Ombudsman met de mogelijkheid een speciaal verslag bij het Europees Parlement in te dienen over een belangrijk instrument beschikt om steun bij het Europees Parlement en zijn Commissie verzoekschriften te zoeken teneinde in hun rechten aangetaste burgers genoegdoening te geven en binnen het Europese bestuur naar hogere standaarden te streven,

K.   overwegende dat de onderzoeken van de Ombudsman vaak gunstige resultaten voor de klagers opleveren en kunnen bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de administratieve diensten,

L.   overwegende dat de talrijke kritische opmerkingen die de Ombudsman in 2004 heeft geformuleerd in zijn verslag over gevallen van wanbeheer ervoor kunnen zorgen dat een foute of slechte werking in de toekomst wordt vermeden door middel van de nodige door EU-instellingen en andere organen te treffen en uit te voeren maatregelen,

M.   overwegende dat kritiek werd geuit aan het adres van het Europees Parlement wegens het gebrek aan afdoende maatregelen om de reglementering over het roken in zijn gebouwen toe te passen,

N.   overwegende dat de Ombudsman constructieve werkrelaties is blijven opbouwen, via gezamenlijke bijeenkomsten en evenementen, met de instellingen en organen van de Unie om synergieën in het licht van gemeenschappelijke doelstellingen tot stand te brengen,

O.   overwegende dat het jaarverslag blijk geeft van de door de Ombudsman geleverde inspanningen om het netwerk van nationale en regionale ombudsmannen in de Unie, de kandidaat-lidstaten, Noorwegen en IJsland uit te breiden en een groter elan te geven door de uitwisseling van informatie en optimale praktijken te bevorderen, aangezien de uitgeoefende bevoegdheden van de ombudsmannen en hun actieterreinen en verantwoordelijkheidsgebieden vaak sterk van elkaar verschillen,

P.   overwegende dat de deelname van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement aan dat netwerk de praktische samenwerking tussen de Europese instellingen en de nationale en regionale ombudsmannen zal vergemakkelijken, gelet op de uiteenlopende verantwoordelijkheden die hen zijn toevertrouwd,

Q.   overwegende dat de Ombudsman in 2004 zijn communicatie-initiatieven heeft opgevoerd, met name zijn informatiebezoeken, publieke manifestaties, conferenties en persinterviews om de burgers beter te wijzen op hun rechten tegenover de communautaire overheid,

R.   overwegende dat het Europees Parlement op 6 september 2001(2) bij eenparigheid van stemmen is overgegaan tot de goedkeuring van de Code van goed administratief gedrag van de Europese Unie die in april 2000 in een speciaal verslag van de Ombudsman werd aanbevolen en dat de Commissie die code tot op heden niet heeft goedgekeurd,

S.   overwegende dat de heer Diamandouros onlangs, in een brief aan de Voorzitter van het Europees Parlement en tijdens een ontmoeting met de Voorzitter van de Commissie en het College van Commissieleden, ervoor heeft gepleit dat alle instellingen en organen een gemeenschappelijk standpunt zouden innemen met betrekking tot behoorlijk bestuurlijk gedrag van de Europese Unie,

T.   overwegende dat de Ombudsman in zijn verslag nogmaals een herziening heeft gevraagd van het Statuut dat zijn activiteiten regelt,

1.   keurt het jaarverslag over het jaar 2004 goed dat door de Europese Ombudsman is voorgesteld en waardeert zijn nieuwe presentatie en organisatie van de inhoud, die niet alleen een compleet beeld van de in de loop van het jaar behandelde zaken en verrichte onderzoeken, maar ook een thematische, eenvoudige en duidelijke analyse verschaft;

2.   feliciteert het bureau van de Ombudsman voor het diversifiëren en moderniseren van de jaarlijkse publicaties volgens de diverse behoeften van de klagers, parlementsleden, vaklui en het grote publiek;

3.   verheugt zich over het sterke publieke optreden van de Ombudsman om het publiek te informeren en oordeelt dat kwalitatieve informatieverstrekking kan bijdragen aan het verminderen van het aantal klachten buiten het mandaat van de Ombudsman;

4.   moedigt de Europese Ombudsman aan om zijn inspanningen verder te zetten en zijn activiteiten op een efficiënte en soepele manier te ontwikkelen, zodat de burgers hem beschouwen als de beschermer van het behoorlijk bestuur van de Europese instellingen;

5.   stelt enerzijds vast dat er zich een stijging heeft voorgedaan van het aantal klachten dat door de Ombudsman is ontvangen, en anderzijds dat zowat 75 % van de klachten niet tot zijn bevoegdheid behoort, aangezien de klachten meestal zijn gericht tot de nationale overheden (die verantwoordelijk zijn voor het toepassen van het Gemeenschapsrecht);

6.   nodigt de Ombudsman uit het concept wanbeheer(3) nader te omschrijven, zowel vanuit het oogpunt van de instellingen en organen waarop het van toepassing is, via een strikte en exhaustieve lijst van onderwerpen, als op het niveau van de zaken die het voorwerp van de klachten uitmaken, via een categorische uitsluiting van deze die tot het bevoegdheidsdomein van de overheden van de lidstaten behoren;

7.   spoort de Ombudsman aan de klachten die niet tot zijn bevoegdheid behoren, direct door te blijven verwijzen, via het netwerk dat, op nationaal of lokaal niveau, uit hoofde van het subsidiariteitsbeginsel het meest geschikt is;

8.   ondersteunt de Ombudsman in zijn doelstelling om naar een zo groot mogelijke stijging van het aantal minnelijke schikkingen te streven;

9.   moedigt de Ombudsman aan zich te richten tot de Commissie verzoekschriften opdat in een van zijn bijeenkomsten, in voorkomend geval, in tegenspraak met de klager, zou worden beraadslaagd over elk soort weigering tot minnelijke schikking of ontwerpaanbeveling door de instelling of het orgaan;

10.   constateert dat de behandeling van zeven zaken over ontwerpaanbevelingen werd gesloten na de aanvaarding ervan door de betrokken instelling en dat één zaak aanleiding heeft gegeven tot een speciaal verslag (OI/2/2003/GG),

11.   verwelkomt het speciale verslag (OI/2/2003/GG) van de Ombudsman en raadt de Commissie met het oog op de eerbiediging van de rechten van Europese burgers en de kwaliteit van het Europees bestuur aan de regels voor de benoeming van persvoorlichters bij haar afvaardigingen naar derde landen te herzien;

12.   verzoekt de Ombudsman voor de Commissie verzoekschriften te verschijnen zodra hij een speciaal verslag bij het Parlement indient conform artikel 195 van zijn Reglement, en wijst erop dat het Europees Parlement in het algemeen een standpunt over dergelijke verslagen inneemt door een afzonderlijk verslag met een resolutie aan te nemen;

13.   prijst de inspanningen van de Ombudsman om de Europese instellingen te laten instemmen met een kortere termijn voor klachten over het weigeren van de toegang tot documenten en spoort de Raad aan om dit voorstel te aanvaarden;

14.   nodigt alle communautaire instellingen en organen uit om de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot de documenten(4) van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zo ruim mogelijk te interpreteren; spoort met name de Commissie aan om de verspreiding van haar eigen documenten niet te verbieden op grond van het feit dat ze voor intern gebruik zijn bestemd;

15.   verzoekt de Commissie klachten over een inbreuk binnen een redelijke termijn te behandelen;

16.   spoort de Commissie aan maatregelen te treffen om een einde te stellen aan de huidige situatie waarin de instellingen en organen verschillende gedragscodes hanteren en nodigt haar uit om de Europese Code van goed administratief gedrag goed te keuren;

17.   nodigt de partijen in een onderzoek van de Ombudsman uit om de relevante artikelen uit de Europese Code aan te halen en nodigt alle communautaire instellingen en organen uit mee te werken aan de herziening ervan en krachtens artikel 27 van deze Code aan de Ombudsman verslag uit te brengen over hun tenuitvoerlegging daarvan;

18.   wijst erop dat de Commissie voorbereidende werkzaamheden zou moeten aanvatten met het oog op het voorstellen van een wet inzake behoorlijk bestuur;

19.   bevestigt de noodzaak van een herziening van het statuut van de Ombudsman, zoals op 9 maart 1994 in zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom(5) goedgekeurd, in het licht van de ontwikkelingen die zich in de loop van het laatste decennium hebben voorgedaan, met inbegrip van de onderzoeksbevoegdheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

20.   moedigt de uitbreiding en versterking aan van het buitengerechtelijk beroepsysteem dat burgers een alternatief voor gerechtelijke stappen biedt, in de vorm van uitspraken en aanbevelingen die niet wettelijk bindend zijn en niet dwingend mogen worden opgelegd;

21.   moedigt de Ombudsman aan gebruik te maken van zijn bevoegdheden om aanbevelingen te doen en, in voorkomend geval, om krachtens artikel 195, lid 1, tweede alinea van het EG-Verdrag een speciaal verslag op te stellen bij klachten over de schending van rechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de Grondrechten en om nauw samen te werken met het Europees Parlement en het toekomstig Europees Bureau voor de Grondrechten, teneinde ze op de meest gepaste wijze te verhelpen;

22.   apprecieert de nauwe samenwerking van de Europese Ombudsman met zijn nationale, regionale en lokale ambtgenoten, met name dankzij het Europees netwerk van ombudsmannen, dat is uitgegroeid tot een operationeel mechanisme om de klachten van de burgers snel en doeltreffend te behandelen;

23.   wijst erop dat de opname van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement in het netwerk het contact met de verzoekschriftencommissies van de nationale parlementen en met de ombudsmannen van de lidstaten zal intensifiëren en bestendigen;

24.   apprecieert de inspanningen van de Ombudsman om zijn rol bij de bevolking bekend te maken en de burgers over hun rechten te informeren via de verspreiding van informatiedragers, bezoeken aan de lidstaten en conferenties;

25.   doet een dringend beroep op het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) om de regels en praktijken op het vlak van transparantie na te leven tijdens de aanwervingsprocedures, en met name zich te schikken naar artikel 4 van de Europese Code van goed administratief gedrag door zijn besluiten met redenen te omkleden;

26.   verwelkomt de goede werkrelatie tussen het bureau van de Ombudsman en de Commissie verzoekschriften, met inbegrip van een uitwisselingsproces van de zaken;

27.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke organen in de lidstaten.

(1) PB C 329 van 6.12.1993, blz. 132.
(2) PB C 72E van 21.3.2002, blz.331.
(3) De Ombudsman heeft in zijn jaarverslag van 1997 de volgende definitie voorgesteld: wanbeheer doet zich voor wanneer een overheidsinstantie niet handelt in overeenstemming met een regel of een beginsel waaraan zij is gehouden.
(4) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(5) PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15. Besluit als gewijzigd bij Besluit 2002/262/EG, EGKS, Euratom (PB L 92 van 9.4.2002, blz.13).

Juridische mededeling - Privacybeleid