Resolutie van het Europees Parlement over de mensenrechten en de persvrijheid in Tunesië en de evaluatie van de wereldtop over de informatiemaatschappij in Tunis
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 2 van de Euromediterrane associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Tunesië(1),
– onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de situatie van de mensenrechten in Tunesië, met name die van 29 september 2005(2),
– gezien de Mededeling van de Commissie "Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners" (COM(2003)0294), van 21 mei 2003,
– gezien de Mededeling van de Commissie "De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden" (COM(2003)0104), van 11 maart 2003,
– gezien de Mededeling van de Commissie "De tiende verjaardag van het Euromediterrane partnerschap: een werkprogramma om de uitdagingen van de komende vijf jaar het hoofd te bieden" (COM(2005)0139), van 12 april 2005,
– gezien de richtsnoeren van de Raad inzake de voorvechters van de mensenrechten, die in juni 2004 zijn aangenomen,
– gezien de resoluties van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering, aangenomen op 15 maart 2005 in Cairo en op 21 november 2005 in Rabat,
– gezien de top van Barcelona op 27 en 28 november 2005 van de staatshoofden van de lidstaten van de Europese Unie en de partnerlanden van het Middellandse-Zeegebied,
– gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Europese Unie over het belemmeren van de activiteiten van de Tunesische Liga voor de verdediging van de mensenrechten (LTDH), van 13 september 2005, en de stappen die zijn genomen naar aanleiding van het verbieden van het congres van de LTDH,
– gezien de verklaringen die de Raad en de Commissie tijdens de plenaire vergadering van het Parlement van 13 december 2005 hebben afgelegd,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 juni 2005 over de informatiemaatschappij(3),
– gezien de conclusies van de wereldtop over de informatiemaatschappij die van 16 tot en met 18 november 2005 in Tunis werd gehouden,
– gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,
A. herinnerend aan het feit dat Tunesië het eerste land aan de Middellandse Zee is dat een associatieovereenkomst met de Europese Unie heeft getekend en dat in artikel 2 van deze overeenkomst is vastgelegd dat de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten de grondslag van het binnen- en buitenlands beleid van de partijen vormen,
B. overwegende dat het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie gebaseerd is op de wederzijds erkende gehechtheid aan gemeenschappelijke waarden, zoals democratie, rechtsstaat, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten,
C. er in dit verband andermaal op wijzend dat Tunesië en de EU samen een actieplan hebben opgesteld waarin als prioriteiten zijn opgenomen de versterking van de hervormingen die garant staan voor de democratie en de rechtsstaat, en met name de bevordering van de vrijheid van mening en meningsuiting, vereniging en vergadering,
D. overwegende dat er een gebrek aan samenhang bestond tussen het doel van de top en bepaalde incidenten die zich daar hebben voorgedaan, met name het gedrag van de Tunesische veiligheidsdiensten ten opzichte van een lid van de Europese Commissie en van leden van het Europees Parlement en de hinder die de door de Europese Commissie georganiseerde workshop "mensenrechten" heeft ondervonden waarbij de delegatie van het Parlement aanwezig was; in verband hiermee zijn voldoening uitend over de stappen die de Raad heeft ondernomen om Tunesië te wijzen op zijn verplichtingen op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen,
E. overwegende dat zich tijdens de wereldtop over de informatiemaatschappij en in de weken voorafgaand aan de top talloze voorvallen hebben voorgedaan - het niet-houden van de top van de burgers, het molesteren van journalisten en mensenrechtenactivisten, het uitblijven van een reactie van de Tunesische autoriteiten op de protesten naar aanleiding van de hongerstakers en de hechtenissen in verband met het gebruik van de informatie- en communicatietechnologieën, verbale agressie jegens leden van het Europees Parlement tijdens de top en georganiseerde sabotage van het optreden van door de VN geaccrediteerde personen - voorvallen die de vrijheid van meningsuiting hebben belemmerd en aan het imago van het land ernstige schade hebben toegebracht,
F. overwegende dat het proces van de wereldtop over de informatiemaatschappij zal worden voortgezet na de top van Tunis die tot positieve resultaten heeft geleid en een nieuw stadium inleidt op basis van de conclusies van de tweede fase,
G. overwegende dat de grondbeginselen en fundamentele doelstellingen van de wereldtop over de informatiemaatschappij blijven bestaan, te weten:
-
het grondvesten van de informatiemaatschappij op de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
-
het strijden tegen de digitale kloof en het zoeken naar middelen voor het actieplan ter bevordering van de ontwikkeling
-
het zoeken naar een evenwichtiger, pluralistisch en voor de afzonderlijke landen representatief beheer van het internet en het aangaan van de nieuwe technologische uitdagingen (spamming, gegevensbescherming, enz.),
H. overwegende dat het Europees Parlement vasthoudt aan de concretisering van het actieplan, aan de inzet van de nodige financiële middelen en aan de participatie van de burgers in de informatiemaatschappij, met inbegrip van de plaatselijke overheden, de ondernemingen en de NGO,
1. herinnert eraan dat sinds 1998 tussen Tunesië en de Europese Unie een associatieovereenkomst bestaat, waarvan artikel 2 een mensenrechtenclausule bevat die een hoeksteen van de overeenkomst vormt,
2. is verheugd over de belangrijke economische en sociale vooruitgang die in Tunesië is geboekt, met name op het gebied van onderwijs en opleiding, gezondheid en sociale zekerheid, en hoopt dat deze vooruitgang vergezeld gaat van vooruitgang op het gebied van de bestendiging van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en de rechterlijke onafhankelijkheid die deel uitmaken van het acquis van het proces van Barcelona,
3. verzoekt de Tunesische regering haar verplichtingen inzake de fundamentele vrijheden na te komen, met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, die gewaarborgd worden door de internationale instrumenten die Tunesië geratificeerd heeft;
4. wijst andermaal op de duidelijke tegenspraak tussen enerzijds de slotverklaring van de top waarin de landen hebben verklaard dat de volledige eerbieding van de mensenrechten en van de democratie de basis vormt van de informatiemaatschappij en anderzijds het feit dat deze verbintenis door het gastland met voeten wordt getreden;
5. verzoekt de Tunesische autoriteiten om de LTDH en de Vakbond van Tunesische journalisten toe te staan hun congressen te houden en de communautaire middelen te deblokkeren die bestemd zijn voor de LTDH, de Vereniging van Tunesische vrouwen voor onderzoek en ontwikkeling (AFTURD) en Santé Sud; verzoekt de Tunesische autoriteiten tegelijkertijd om volledig met de Commissie samen te werken met het oog op de snelle tenuitvoerlegging van het project "Modernisering van het rechtswezen" dat door het MEDA-programma 2004-2006 wordt gefinancierd en dat in de eerste plaats meer waarborgen voor de rechterlijke onafhankelijkheid moet bieden;
6. verzoekt de Raad en de Commissie bijgevolg om in samenwerking met het Parlement de concrete initiatieven en de nodige maatregelen te nemen die dienaangaande gepland zijn tijdens een spoedig te organiseren bijeenkomst van de Associatieraad EU-Tunesië om de situatie van de mensenrechten te bespreken; wijst in dit verband op het initiatief inzake de oprichting van een subcomité voor de rechten van de mens EU-Tunesië in het kader van de associatieovereenkomst;
7. verzoekt de Raad en de Commissie om het Parlement uitvoerig te informeren over de stappen en de maatregelen waartoe zal worden besloten tijdens de volgende bijeenkomst van de Associatieraad EU-Tunesië; roept in dit verband de Raad en de Commissie ertoe op de publieke opinie te informeren over de stappen die meer in het bijzonder worden genomen ten aanzien van de voorvechters van de mensenrechten;
8. is verheugd over het feit dat de Europese Unie, die met één stem heeft gesproken, tijdens de discussies in Tunis een vastberaden standpunt heeft kunnen innemen en tegelijkertijd met haar voorstellen een stuwende kracht is geweest, met name achter de vooruitgang inzake het beheer van internet en de concretisering van het actieplan; is tevens ingenomen met het feit dat het Europees parlement bij het hele proces betrokken was en wenst dat deze methode in de toekomst wordt gehandhaafd;
9. neemt met genoegen nota van het besluit om het proces voor te zetten na het akkoord over het beheer van internet en de bekrachtiging van de onafhankelijkheid van de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers; is ingenomen met het besluit om te kiezen voor een nauwere samenwerking tussen de regeringen over het beginsel van gelijke behandeling tussen de landen, alsmede over de oprichting van een Forum voor het beheer van internet; onderstreept dat deze vooruitgang beantwoordt aan het streven van het Parlement om een evenwichtig beheer van het internet tot stand te brengen;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten, aan de Commissie voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties, alsmede aan de Tunesische regering, aan de Internationale Unie voor telecommunicatie, aan het Comité op hoog niveau voor de organisatie van de top en aan het Uitvoerend Secretariaat van de wereldtop over de informatiemaatschappij.