Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0650/2005

Debatten :

PV 14/12/2005 - 13

Stemmingen :

PV 15/12/2005 - 5.20

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 122kWORD 40k
Donderdag 15 december 2005 - Straatsburg
Het vermeende gebruik van Europese landen door de CIA voor het vervoer en de illegale detentie van gevangenen
P6_TA(2005)0529RC-B6-0650/2005

Resolutie van het Europees Parlement over het vermeende gebruik van Europese landen door de CIA voor het vervoer en de illegale detentie van gevangenen

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gelet op de artikelen 2, 3, 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

–   gelet op de artikelen 1, 4, 19, 47 en 48 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie,

–   gelet op de artikelen 2, 3 en 11 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–   gezien de schriftelijke vragen E-2203/05 en E-2204/05 over ontvoeringen op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie die Martine Roure, Giovanni Claudio Fava en Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE) op 9 juni 2005 bij de Commissie en de Raad hebben ingediend,

–   gezien de transatlantische dialoog tussen de EU en de VS en in het bijzonder de EU-VS-topbijeenkomst van 20 juni 2005 en de naar aanleiding hiervan afgelegde EU-VS-verklaringen over de bestrijding van terrorisme en over democratie, vrijheid en mensenrechten,

–   gezien de bepalingen van de overeenkomst tussen de EU en de VS betreffende uitlevering(1) en wederzijdse uitlevering(2),

–   gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat het internationale terrorisme één van de grootste bedreigingen vormt voor de samenleving in de EU en voor haar waarden,

B.   overwegende dat de Washington Post op 2 november 2005 beweerd heeft dat de CIA op geheime plaatsen in Oost-Europa terrorismeverdachten zou vasthouden en ondervragen in het kader van een geheim vervoer-, detentie- en verhoorsysteem dat bekend staat onder de term "buitengewone uitlevering", dat werd ingesteld na de aanslagen van 11 september 2001 en waarbij buiten alle gerechtelijke vormen van controle of uitleveringsvoorwaarden om wordt gehandeld,

C.   overwegende dat de samenwerking op het gebied van de inlichtingendiensten onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen en tot hun bilaterale en multilaterale betrekkingen behoort;

D.   verontrust dat in verband met de strijd tegen het internationale terrorisme die sinds 11 september 2001 wordt gevoerd kennelijk fundamentele Europese en internationale rechten zijn geschonden,

E.   overwegende dat deze en andere terrorismeverdachten als "spookgevangenen" in de VS of andere landen zouden worden vastgehouden, hetgeen betekent dat zij waarschijnlijk ontvoerd zijn en geïsoleerd van de buitenwereld worden vastgehouden zonder aanspraak te kunnen maken op hun wettelijke rechten of toegang te hebben tot een advocaat of het Rode Kruis/de Rode Halve Maan,

F.   overwegende dat het niet uitgesloten is dat deze gevangenen onderworpen worden aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of foltering,

G.   overwegende dat in diverse lidstaten gerechtelijke onderzoeken, parlementaire enquêtes of officiële onderzoeken zijn ingesteld om de vermeende rol van de CIA bij het ontvoeren en het vervoer en de illegale detentie van deze "spookgevangenen" te onderzoeken,

H.   overwegende dat in deze onderzoeken, alsook in onthullingen in de media en rapporten van NGO's zoals Human Rights Watch de codes en referenties van de vliegtuig- en luchthavenfaciliteiten bekend zijn gemaakt die de CIA voor het vervoer van aan buitengewone uitlevering onderworpen verdachten zou hebben gebruikt, met inbegrip van de faciliteiten zoals die van Aviano in Italië, Ramstein in Duitsland en Kogalniceanu in Roemenië, die zich alle op het grondgebied van de Europese Unie en haar toekomstige lidstaten bevinden,

I.   overwegende dat steun of bijstand van welke aard ook aan functionarissen van een andere staat bij optreden dat gelijkstaat met geheime vrijheidsberoving en foltering, zoals hulp of bijstand bij het vervoer per vliegtuig en het gebruik van luchthavenfaciliteiten, ook een schending vormt van de artikelen 3 en 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVMR);

J.   overwegende dat de secretaris-generaal van de Raad van Europa op 21 november 2005 op grond van artikel 52 van het EVRM een onderzoek naar deze beschuldigingen heeft ingesteld en de 45 regeringen van de landen die partij zijn bij het EVRM verzocht heeft om vóór 21 februari 2006 openheid van zaken hierover te geven,

K.   overwegende dat deze aangelegenheid implicaties heeft op het gebied van recht, moraal en veiligheid voor de strijd tegen het terrorisme die de Europese Unie heeft toegezegd te zullen voeren en te winnen,

L.   overwegende dat de parlementaire vergadering van de Raad van Europa de heer Dick Marty tot rapporteur heeft benoemd om dit onderzoek te leiden,

M.   overwegende dat het van essentieel belang is dat een grondig onderzoek wordt ingesteld naar alle beschuldigingen aan het adres van de Verenigde Staten als zouden zij de mensenrechten en rechtsnormen hebben geschonden en de medeplichtigheid hieraan van de Europese overheden omdat dit voor de eerbiediging van de grondrechten in de Europese Unie vérstrekkende gevolgen zal hebben,

1.   bevestigt zijn vastberadenheid om het terrorisme te bestrijden, maar benadrukt dat de strijd tegen het terrorisme niet kan worden gewonnen door juist die beginselen op te offeren die het terrorisme wil vernietigen, en dat de bescherming van de grondrechten nooit in het geding mag worden gebracht;

2.   is van mening dat de strijd tegen het terrorisme moet worden gestreden met wettelijke middelen en dat deze nieuwe oorlog moet worden gewonnen met inachtneming van het internationale recht en dat regeringen en publieke opinie hun verantwoordelijkheid moeten kennen;

3.   veroordeelt ten scherpste iedere toepassing van foltermethodes, met inbegrip van wrede, onmenselijke en onterende behandeling;

4.   wijst erop dat artikel 6 van het EU-Verdrag de Unie en de lidstaten verplicht de grondrechten te eerbiedigen, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals die uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, en dat foltering ingevolge internationale verplichtingen en bovengenoemde gemeenschappelijke beginselen verboden is;

5.   wijst erop dat artikel 7 van het EU-Verdrag de Raad de mogelijkheid biedt bij een ernstige en voortdurende schending van de grondrechten door een lidstaat of de kans daarop, bepaalde rechten op te schorten, met inbegrip van het recht om in de Raad te stemmen, zoals de heer Frattini, vice-voorzitter van de Commissie, onlangs nogmaals heeft bevestigd;

6.   geeft uiting aan zijn grote bezorgdheid over de beschuldigingen met betrekking tot de rol van de CIA bij illegale ontvoeringen, het vervoer, geheime detentie en foltering van terrorismeverdachten, alsmede over het vermeende bestaan van geheime CIA-detentiecentra op het grondgebied van de Europese Unie en de toetredings- en kandidaatlanden;

7.   benadrukt dat volledige openheid van zaken en wederzijdse eerbiediging van de elementaire rechtsbeginselen van wezenlijk belang zijn om de banden tussen de EU en de VS nauwer aan te kunnen halen en op het gebied van terrorismebestrijding nauwer samen te kunnen werken;

8.   juicht het toe dat de Raad van Europa een onderzoek instelt naar deze beschuldigingen en verzoekt alle lidstaten onverwijld alle relevante informatie hierover te verschaffen;

9.   dringt er bij Raad en Commissie op aan opheldering te verschaffen over persberichten inzake een in 2003 gesloten overeenkomst tussen de EU en de VS waarin de VS "bijzondere" transitfaciliteiten worden toegekend;

10.   dringt er bij alle betrokken regeringen op aan alles in het werk te stellen zodat er een onderzoek naar deze beschuldigingen komt en de Commissie en de Raad van Europa alle nodige informatie te verschaffen;

11.   is van mening dat het Parlement tegelijkertijd met en op basis van de lessen van het bovengenoemd onderzoek van rapporteur Dick Marty zijn eigen parlementair onderzoek moet instellen, op zijn minst via een op grond van artikel 175 van zijn Reglement ingestelde tijdelijke commissie, en dat het daarbij zijn netwerk van grondrechtendeskundigen moet inzetten ten einde o.a. te onderzoeken:

   a) of de CIA betrokken is geweest bij "buitengewone uitlevering" van "spookgevangenen" die geïsoleerd van de buitenwereld worden vastgehouden zonder dat zij aanspraak kunnen maken op hun wettelijke rechten of toegang tot een advocaat hebben, onderworpen worden aan wrede behandeling of foltering en o.a. per vliegtuig binnen het grondgebied van de Europese Unie vervoerd worden en op geheime plaatsen worden vastgehouden,
   b) of dergelijke praktijken op grond van artikel 6 van het EU-Verdrag, de artikelen 2, 3, 5 en 6 van het EVRM en de EU-VS-overeenkomsten over uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken in de Europese Unie als legaal kunnen worden bestempeld;
   c) of er bij deze "buitengewone uitleverings"-operaties, illegale detentie of foltering in het kader van de vermeende geheime CIA-operaties op het EU-grondgebied, EU-burgers of ingezetenen betrokken waren;
   d) of lidstaten, overheidsambtenaren of in hun officiële hoedanigheid optredende personen actief of passief betrokken waren bij of medeplichtig waren aan de al dan niet erkende wederrechtelijke vrijheidsbeneming van personen, met inbegrip van hun uitlevering, overbrenging, detentie of foltering;

12.   verplicht zich tot het instellen van de procedure volgens artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie als uit onderzoek blijkt dat de beschuldigingen dat een lidstaat, actief of door werkeloos toe te zien, steun heeft verleend aan functionarissen die optraden namens andere regeringen bij het uitvoeren van dergelijke praktijken, op waarheid berusten;

13.   verzoekt de Europese Raad van 16 en 17 december 2005 deze kwestie te bespreken en verlangt dat het huidige Britse voorzitterschap en het toekomstige Oostenrijkse voorzitterschap samen met Josep Borrell, Voorzitter van het Parlement, zo spoedig mogelijk contact opnemen met Condoleezza Rice, minister van Buitenlandse Zaken van de VS, het Amerikaanse Congres, de nationale parlementen en de Raad van Europa;

14.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de toetredings- en kandidaat-landen, de Raad van Europa en de beide huizen van het Amerikaanse Congres.

(1) PB L 181 van 19.7.2003, blz. 27.
(2) PB L 181 van 19.7.2003, blz. 34.

Juridische mededeling - Privacybeleid