Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2123(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0405/2005

Ingediende teksten :

A6-0405/2005

Debatten :

PV 18/01/2006 - 13
CRE 18/01/2006 - 13

Stemmingen :

PV 19/01/2006 - 8.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0022

Aangenomen teksten
PDF 172kWORD 83k
Donderdag 19 januari 2006 - Straatsburg
Tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven
P6_TA(2006)0022A6-0405/2005

Resolutie van het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven (2005/2123(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn resolutie van 9 maart 2005 over de tussentijdse herziening van de strategie van Lissabon(1),

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon in maart 2000,

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona in maart 2002,

–   gezien het rapport van de groep op hoog niveau met Wim Kok als voorzitter, volgend op de bijeenkomst van de Europese Raad in Barcelona,

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel in maart 2005,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 2 februari 2005, getiteld "Samen werken aan werkgelegenheid en groei - Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie" (COM(2005)0024),

–   gezien het vijfde verslag van de Commissie over de uitvoering van het Europees Handvest voor kleine bedrijven (COM(2005)0030),

–   gezien het Europees Handvest voor kleine bedrijven dat in juni 2000 in Santa Maria da Feira door de Europese Raad is goedgekeurd,

–   gezien zijn resolutie van 9 juni 2005 over de versterking van de Europese concurrentiepositie: gevolgen van de industriële veranderingen voor het beleid voor en de rol van het MKB(2),

–   gezien artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0405/2005),

A.   overwegende dat de Europese Raad de strategie heeft aangenomen om van Europa de meest concurrerende en op kennis gebaseerde economie ter wereld te maken,

B.   overwegende dat de Commissie een "think small first"-beleid ("denk eerst aan de kleintjes") heeft opgezet en nieuwe programma's heeft voorgesteld die voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) zijn bestemd, met name een actieplan voor ondernemerschap,

C.   overwegende dat de mededeling van de Commissie van 2 februari 2005 over een nieuwe start voor de Lissabon-strategie kleine bedrijven over het hoofd ziet, hoewel de Europese Raad van Lissabon had verklaard dat kleine bedrijven de ruggengraat van de Europese economie en werkgelegenheid waren,

D.   overwegende dat het Europees Handvest voor kleine bedrijven door de lidstaten van de Europese Unie, de toetredende landen, de kandidaat-lidstaten en de geassocieerde staten, alsook door de Commissie is aangenomen, waardoor het aantal landen waar het van toepassing is op 35 wordt gebracht; overwegende dat de toepassingsmechanismen van het Handvest berusten op de open coördinatiemethode tussen de lidstaten,

E.   overwegende dat de Commissie de basisvoorschriften voor hervormingen op EU-niveau schetste door zich te richten op acht hoofdacties, vergezeld van ongeveer 100 acties op gebied van regelgeving, financiering en beleidsontwikkeling die voor 2008 moeten zijn uitgevoerd,

F.   overwegende dat de Europese Raad verzocht heeft om een snellere tenuitvoerlegging van het Handvest,

G.   overwegende dat de beroepsorganisaties een actieve rol spelen in de toepassing van het Handvest en dat zij hun deelneming wensen te versterken; voorts overwegende dat de kleine bedrijven de inhoud van het Handvest gunstig beoordelen,

H.   overwegende dat er nog steeds een gebrek is aan voldoende relevante informatie over de kleine en de micro-ondernemingen en dat een onvoldoende kennis van deze ondernemingen een rem zet op de ontwikkeling van een doeltreffend ondernemingsbeleid,

I.   overwegende dat, als gevolg van een aanbeveling van de Raad, het vijfde uitvoeringsverslag van de Commissie over het Handvest betrekking heeft op drie van de tien actielijnen, met name het onderwijs in ondernemerschap, een betere regelgeving en het opvangen van het tekort aan geschoolde werkkrachten,

J.   overwegende dat kleine bedrijven en ambachtelijke ondernemingen twee van de stuwende krachten voor de uitbreiding van de werkgelegenheid in Europa zijn; overwegende dat zij een cruciale rol spelen in concurrentievermogen en innovatie, alsook in beroepsopleiding, en dat zij een essentieel element zijn van de sociale cohesie in stedelijke en plattelandsgebieden,

K.   overwegende dat de groep op hoog niveau, de Commissie en de Europese Raad een nieuwe start van het Lissabon-proces voorstelden en vastlegden,

Over het Europees Handvest voor kleine bedrijven

1.   juicht de toepassing toe van het Handvest buiten de lidstaten van de Europese Unie; is van oordeel dat het een positieve rol speelt in de voorbereiding van de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en dat de tenuitvoerlegging van het Handvest in de pretoetredingsstrategie moet worden aangemoedigd;

2.   wijst op de verantwoordelijkheid van de lidstaten en de partnerlanden van Euro-med voor een degelijker toepassing van het Handvest en moedigt hen aan van elkaar te leren door uitwisseling van goede werkwijzen op dit terrein;

3.   legt de nadruk op het belang van kleine bedrijven om de Lissabon-doelstellingen aangaande sterkere, blijvende groei en meer en betere banen te kunnen bereiken;

4.   ondersteunt het beginsel van de toepassing van het Handvest in de geassocieerde staten; is van oordeel dat het als een uitstekend instrument fungeert voor de toenadering van de wetgevingen tussen deze staten en de Europese Unie; wenst dat het Handvest een vaste plaats krijgt toegewezen in de projecten van het Europees nabuurschapsbeleid;

5.   is van oordeel dat de open coördinatiemethode tussen de lidstaten relevant is, maar dat deze de Commissie niet mag beletten een actieve rol te spelen in de tenuitvoerlegging van het Handvest;

6.   wenst dat de structuur van de beroepsorganisaties van de kleine bedrijven vooral op regionaal niveau wordt versterkt en dat deze organisaties beter worden betrokken, is van oordeel dat de jaarlijkse conferenties over het Handvest moeten worden aangevuld met andere regelmatige vergaderingen om de uitwisseling en de verspreiding van de beste werkwijzen te structureren; vraagt de bevordering van samenwerking en samenwerkingsprojecten waarbij kleine bedrijven betrokken zijn;

7.   herinnert eraan dat het Handvest betrekking heeft op de kleine bedrijven en dat het door deze eigenschap zijn waarde verkrijgt; meent niettemin, rekening houdend met die speciale eigenschap, dat het gepast is om de acties "kleine bedrijven" van het Handvest op te nemen in en als aanvulling te laten dienen van het algemeen beleid voor het MKB; wijst er echter op dat intentie ook in bindende actie moet worden omgezet, niet alleen op communautair niveau, maar ook door de lidstaten, terwijl het uitwisselen van optimale werkwijzen uitdrukkelijk moet worden bevorderd; neemt met name kennis van het tiende en laatste actielijn inzake een sterkere behartiging van de belangen van kleine bedrijven die eist dat een herziening zal plaatsvinden van de wijze waarop de belangen van kleine bedrijven op EU- en nationaal niveau, ook via de sociale dialoog, worden behartigd; beklemtoont dat dit een beslissend vereiste is, omdat de samenstelling van de huidige sociale partners hoofdzakelijk een afspiegeling is van grote ondernemingen en hun werknemers; merkt echter op dat het onderhavige uitvoeringsverslag van de Commissie zich op drie andere prioritaire gebieden van het Handvest richt; verzoekt echter om vroegtijdige voltooiing en publicatie van deze herziening; verzoekt intussen de vertegenwoordigers van de werkgevers om onverwijld de belangen van kleine ondernemingen te vertegenwoordigen in hun hoedanigheid van sociale partner;

8.   herinnert eraan dat het concept "klein bedrijf" bedrijven van verschillende grootte, aard en activiteit omvat, waarvan de situatie en de eisen verschillen; verzoekt de Commissie de mechanismen van het Handvest te gebruiken en samen te werken met beroepsorganisaties die kleine bedrijven vertegenwoordigen, om het gebrek aan beschikbare informatie en gegevens over zulke bedrijven en over hun behoeften en potentieel te ondervangen; herhaalt, denkend aan de specifieke aard van ambachtelijke ondernemingen, haar verzoek om gedetailleerde en nauwkeurige economische en statistische analyses van die bedrijven uit te voeren en dat een hernieuwde stimulans wordt gegeven om meer werk te maken van ambachtelijke ondernemingen;

Over de inhoud van het verslag van de Commissie

9.   stelt vast dat het rapport geen samenhangend overzicht geeft van de situatie in alle lidstaten; verzoekt de Commissie om in toekomstige rapporten niet alleen afzonderlijke landen te analyseren maar ook een kritische, volledige maar toch beknopte beoordeling van alle lidstaten en geassocieerde staten uit te voeren, om specifieke vergelijkingen mogelijk te maken;

10.   drukt zijn verwondering uit over de wat complexe voorstelling van het verslag, dat al naargelang de versies meer of minder beknopt is; had een meer systematische en kritische evaluatie op prijs gesteld;

11.   stelt vast dat de vooruitgang inzake ondernemingsgeest vrij heterogeen is en in veel gevallen weinig resultaten heeft wat betreft werkelijke voordelen voor de bedrijven; is van oordeel dat een betere coördinatie met het actieplan voor ondernemerschap noodzakelijk is; herhaalt dat het in deze acties betrekken van de bedrijven een essentiële voorwaarde is voor hun succes; beklemtoont in het bijzonder dat de kansen van kleine en microbedrijven om gebruik te maken van Europese programma's moeten worden verbeterd, gelet op de problemen die deze bedrijven ondervinden wanneer ze toegang willen krijgen tot dergelijke programma's;

12.   meent dat de MKB-gezant een nuttige functie vervult door de externe verbinding te leggen tussen kleine ondernemingen en de communautaire omgeving, en verzoekt de Commissie derhalve om de coördinatie tussen de gezant en de instanties die kleine en ambachtelijke bedrijven vertegenwoordigen, te bevorderen ten aanzien van alle communautaire aangelegenheden; meent dat deze rol nog doeltreffender kan worden vervuld als de gezant zich ook intern meer zou manifesteren doordat hij wordt uitgenodigd om beraadslagingen van commissies van het Europees Parlement over de voorgestelde wetgeving bij te wonen en daaraan deel te nemen, zodat de behoeften van het MKB tijdig en vollediger in kaart kunnen worden gebracht;

13.   acht de internationale samenwerking tussen de kamers van koophandel van zeer groot belang als het gaat om de verbetering van het concurrentievermogen van kleine bedrijven, zeker in een tijd waarin steeds meer ondernemingen, concentraties en kartels vanwege de globalisering een multinationaal karakter aannemen;

14.   juicht de bereidheid van de Commissie toe om de toegang van het MKB tot de EU-programma's te verbeteren; beklemtoont de noodzaak om de toegang tot de structuurfondsen te verbeteren en om andere initiatieven te bevorderen ten einde de toegang tot particuliere kapitaalstromen ten behoeve van kleine bedrijven te verbeteren, met inbegrip van het creëren van faciliteiten voor microfinanciering ten behoeve van flexibele vormen van door vrouwen geleide of familiale ondernemingen door te helpen bij de cofinanciering van de projecten en door gekwalificeerde en financieel toegankelijke informatie te verstrekken, meer bepaald via de Euro Info Centres en Innovation Relay Centres;

15.   wijst erop dat ondernemingen in afgelegen en plattelandsgebieden overwegend een kleine omvang hebben; benadrukt bijgevolg dat bijkomende financiering nodig is, in de vorm van bijzondere maatregelen en investeringsprogramma's, evenals een uitbreiding van het innovatienetwerk opdat hierin ook afgelegen kleine bedrijven kunnen worden opgenomen, waarvoor de toegang tot innovatie van vitaal belang is; beveelt vereenvoudigde procedures aan voor de oprichting van regionale en lokale risicokapitaalfondsen, in samenwerking met instellingen die zich bezighouden met technologische ontwikkeling en innovatie, zoals technologische incubatiecentra, high-tech-centra, wetenschapsparken, enz.;

16.   legt er de nadruk op dat het doel van het rapport is om het aspect van de kleine bedrijven in het communautair beleid te versterken door optimale werkwijzen op te stellen en door de bestaande beleidsinstrumenten te stroomlijnen; wijst erop dat erkend wordt dat kleine bedrijven een belangrijke stimulans vormen voor het scheppen en vergroten van de werkgelegenheid en innovatie in Europa en dat zij de sociale en regionale ontwikkeling bevorderen; acht het derhalve van vitaal belang dat als regel rekening wordt gehouden met zowel de rol als de behoeften van het MKB bij de opstelling van ieder wetgevingsvoorstel, en niet alleen van voorstellen die kleine bedrijven specifiek betreffen;

17.   stelt vast dat kleine en ambachtelijke bedrijven een onvervangbare bron van technologische innovatie zijn; vraagt dat het programma inzake concurrrentievermogen en innovatie en andere onderzoeks- en innovatieprogramma's, alsook het regionaal beleid, de ontwikkeling van die innovatie vergemakkelijken en de door deze bedrijven genomen initiatieven ondersteunen; benadrukt dat innovatie niet tot technologie beperkt mag zijn, maar dat ze ook de modernisering van de activiteiten en diensten van kleine en ambachtelijke bedrijven betreft, waaronder de modernisering met sociale en tewerkstellingsdoeleinden;

18.   erkent dat de lidstaten het best geplaatst zijn om toezicht op de faillissementswetgeving te houden; acht simpele uitwisseling van de beste praktijken niettemin onvoldoende, en verzoekt de EU daarom de verdere ontwikkeling en bevordering van ondersteuningsnetwerken voor bedrijven op regionaal en lokaal niveau aan te moedigen, opdat deze het kleinbedrijf steun kunnen bieden bij het opnieuw opstarten van een onderneming;

19.   juicht de door de staten geboekte vooruitgang inzake de wetgeving op het faillissement toe; herinnert eraan dat talrijke financiële hindernissen nog steeds een hinderpaal vormen voor de ontwikkeling van de kleine en micro-ondernemingen, met name hun toegang tot kredieten, en dat daarom op communautair niveau maatregelen moeten worden genomen; bevestigt dat de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds beter moeten worden aangewend om de groei van deze ondernemingen, vooral die ondernemingen die op het gebied van innovatie en technologische ontwikkeling actief zijn, te ondersteunen; meent ook dat het vereenvoudigen van de overdracht van ondernemingen de leefbaarheid van kleine bedrijven aanmerkelijk zal verhogen; verzoekt om inhoudelijk zwaardere gemeenschappelijke Europese initiatieven om het opstarten van kleine bedrijven te bevorderen, alsmede om een betere benutting van hun investeringspotentieel; is van oordeel dat de EU-maatregelen de nationale beleidsmaatregelen als gevolg van het subsidiariteitsbeginsel moeten aanvullen en ondersteunen;

20.   verzoekt de Commissie en de Raad de financiële instrumenten voor kleine en ambachtelijke bedrijven te versterken, meer bepaald door onderlinge waarborgsystemen;

21.   wijst opnieuw op de voortdurende fiscale hinderpalen, met name inzake investeringen; is van oordeel dat dit actieterrein prioriteit verdient zodat het MKB een vlottere toegang tot kapitaal krijgt; suggereert bijvoorbeeld dat de Europese subsidies die aan de kleine bedrijven worden toegekend, zouden worden vrijgesteld van de vennootschapsbelasting;

22.   is van mening dat belasting- en administratieve stelsels voor de oprichting en ontwikkeling van het kleinbedrijf moeten worden vereenvoudigd, dat fiscale belemmeringen voor alle vormen van grensoverschrijdende economische activiteit moeten worden verwijderd, bijvoorbeeld via een gemeenschappelijk BTW-systeem, en dat de strijd tegen illegale overheidssubsidies in de vorm van schadelijke fiscale concurrentie moet worden voortgezet; steunt met name het voorstel van de Commissie voor een proefproject voor belasting van het MKB in de thuisstaat, dat een kortetermijnoplossing voor het kleinbedrijf biedt en een aanvulling vormt op de hoofdmaatregel op dit terrein, met name de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag in de vennootschapsbelasting (Common Consolidated Tax Base - CCTB); verzoekt de lidstaten met klem hun belastingstelsel op het gebied van de oprichting en ontwikkeling van het kleinbedrijf te hervormen en te vereenvoudigen, stimulansen voor innoverende bedrijven in te stellen en de fiscale nadelen voor financiering middels aandelenparticipatie af te schaffen;

23.   verzoekt met name in de oprichtingsfase niet alleen om een fiscale lastenverlaging voor het kleinbedrijf, maar ook om de verwijdering van bureaucratische belemmeringen;

24.   meent dat de lidstaten en de Commissie de omvang van de aanzienlijke uitdaging waarmee de EU de komende tien jaar zal worden geconfronteerd, wanneer miljoenen kleine en ambachtelijke ondernemingen zullen ophouden actief te zijn als gevolg van de pensionering van de bedrijfsleiders, niet hebben begrepen, met het gevaar dat miljoenen banen verloren zullen gaan; is van oordeel dat het voor de Unie een grote prioriteit moet zijn ervoor te zorgen dat die bedrijven worden doorgegeven en overgenomen; verzoekt de Commissie en de Raad een strategie op te stellen om het doorgeven en overnemen van kleine en ambachtelijke bedrijven aan te moedigen en te vergemakkelijken;

25.   stelt vast dat de vooruitgang van de lidstaten inzake impactanalyse beperkt blijven; verwacht nog steeds van de Commissie dat deze een definitieve methode vaststelt voor de uitvoering van deze impactanalyses; nodigt de Commissie en de lidstaten uit om welomlijnde doelstellingen te definiëren voor de vereenvoudiging van het huidige regelgevend kader per sector; vraagt dat deze oefening leidt tot een effectieve vereenvoudiging voor de kleine bedrijven; vraagt bovendien aan de Commissie en de lidstaten om echt gebruik te maken van de resultaten van de impactanalyses en om ze in de hun wetgevingsvoorstellen op te nemen;

26.   meent dat, wil de Commissie gelijke concurrentievoorwaarden voor het MKB scheppen, zij ervoor moet zorgen dat alle wetgeving eenvormig in alle lidstaten wordt toegepast en dat bij niet-naleving snelle inbreukprocedures worden ingesteld;

27.   verzoekt de lidstaten de mogelijkheden om de kleine bedrijven vrij te stellen van bepaalde reglementaire verplichtingen, zoals door het Handvest worden voorgesteld, werkelijk ten uitvoer te brengen; beklemtoont dat de vereenvoudiging van de wetgeving in het algemeen en de vrijstelling van het MKB van sommige regelgevende verplichtingen, zoals in het Handvest wordt voorgesteld, nuttige middelen zijn om de last van administratiekosten en procedures voor het MKB te verlichten;

28.   stelt de verschillen vast die gelden met betrekking tot de opleiding in ondernemerschap en de cultivering van de ondernemingszin op school; erkent dat de ontwikkeling van bedrijfsvaardigheden een doelstelling zou moeten zijn van de nationale programma's in het secundair onderwijs in alle lidstaten; onderkent het belang van de eerste actielijn van het Handvest aangaande "onderwijs en opleiding in ondernemerschap", die de noodzaak beklemtoont om bedrijfsinnovatie en opleiding van werknemers te steunen, om vanaf jonge leeftijd ondernemerszin te ontwikkelen tijdens handelslessen en -cursussen in het secundair onderwijs, op de universiteit en bij technologische opleidingen, om nauwe samenwerking met onderzoekscentra te bevorderen, om overheidssteun voor jonge ondernemers te bevorderen en om contacten te leggen tussen de diverse sectoren van het openbaar bestuur; meent dat de vorming van bedrijfclusters van kleine ondernemingen een doeltreffende manier kan zijn om te voorzien in de behoefte aan meer werkgelegenheid;

29.   is van oordeel dat inzake opleiding de voorgestelde resultaten niet beantwoorden aan de geformuleerde behoeften; herinnert aan de vraag om speciale aandacht te besteden aan groepen van kleine ondernemingen in het kader van het Leonardo da Vinci uitwisselingsprogramma; verwacht van de lidstaten dat zij een aantal prestatiegerichte opleidingskansen ontwikkelen en ondersteunen; herinnert aan de vraag om een uitwisselingsprogramma van arbeiders, vanaf het leerlingschap, in te voeren om hun de mogelijkheid te bieden een beroepsopleiding in het buitenland te volgen en zo ook hun mobiliteit aan te moedigen;

30.   stelt voor om het werk tussen de Euro Info Centers, de Commissie, de EU-informatiediensten te versterken en om geassocieerde bedrijfsstructuren te betrekken, waardoor het MKB een betere toegang tot informatie zou krijgen;

31.   verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten te beginnen met het moderniseringsproces van het Handvest en het tenuitvoerleggingsproces opnieuw te lanceren met prioriteiten uit de Agenda van Lissabon; meent dat de herziening van het Handvest op de volgende jaarlijkse conferentie over het Handvest duidelijk aan bod moet komen; is verheugd over de tot dusverre gevolgde praktijk om conferenties over het Handvest te houden, zoals in Dublin (2004) en Luxemburg (2005); is voorstander van de praktijk om nationale conferenties over het Handvest te houden en adviseert om het mechanisme voor het indienen van verslagen over het Handvest te verbinden met voortgangsverslagen over het actieplan ondernemerschap;

32.   is van mening dat in het Handvest bijkomende prioriteiten moeten worden ingevoerd, zoals het promoten van het ondernemerschap als een echte maatschappelijke waarde, aanzienlijke vermindering van het stigma van ondernemersfalen, verbeterde samenwerking tussen kleine ondernemingen, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, ondersteuning van een intensieve samenwerking tussen de voormelde spelers, financiële instellingen en kapitaalmarkten;

Over de evaluatie van de tenuitvoerlegging van het Handvest

33.   vraagt dat de staten die de actielijnen niet hebben uitgevoerd, bij naam zouden worden genoemd in het rapport en dat alle staten voor elke actielijn zouden worden vermeld, om zo een volledig overzicht te verkrijgen van de gerealiseerde vooruitgang;

34.   beklemtoont dat als het Handvest rechtskracht zou hebben en bindend zou zijn, zoals het Europees Parlement regelmatig heeft gevraagd, de betrokkenheid van de lidstaten groter zou zijn, waardoor het mogelijk zou worden een vollediger en meer gedetailleerde analyse te maken; maakt zich zorgen over de overmatige vrijheid die de lidstaten krijgen om al dan niet deel te nemen aan de tenuitvoerlegging van het Handvest; betreurt het feit dat sommige staten niet alle actielijnen van het Handvest juist ten uitvoer leggen en weigeren de structurele hervormingen die nodig zijn voor de kleine bedrijven door te voeren; verzoekt de Raad zich over deze aangelegenheid te ontfermen, om zo een grotere rol in het toezicht op de tenuitvoerlegging van het Handvest te spelen;

35.   wenst dat de beste werkwijzen op de voorgrond worden geplaatst, zodat per actielijn voorbeeldmodellen kunnen worden voorgesteld; stelt vast dat de "best procedure"-projecten goed functioneren en is van oordeel dat de verspreiding ervan moet worden bevorderd;

36.   stelt dat het vijfde actiepunt van het Handvest "Betere onlinetoegang" explicieter moet worden gezien, met name de taak van de overheidsinstanties om hun elektronische communicatie met de kleine bedrijven te intensiveren;

37.   wijst op de noodzaak om meer aandacht te schenken aan, en betere garanties te geven voor toegang tot specifieke communautaire steun voor micro-, kleine en middelgrote ondernemeringen; stelt dat het essentieel is om administratieve rompslomp in de procedures voor toekenning van communautaire gelden af te schaffen;

38.   is bezorgd over het gebrek aan gegevens over het kleinbedrijf op nationaal en Europees niveau; herinnert eraan dat betrouwbaardere en volledigere statistische informatie een essentieel instrument is als het erom gaat in te spelen op problemen en behoeften van het kleinbedrijf;

39.   roept de professionele organisaties van de kleine bedrijven op een standpunt te geven over de uitvoering van het Handvest op nationaal en Europees niveau; wil dat zij meer worden betrokken bij het ontwerpen van alle besluiten die op communautair niveau worden genomen met betrekking tot de kleine bedrijven, door hiertoe blijvende werkgroepen op te stellen; verzoekt de lidstaten en de Commissie te zorgen voor een volledige en onafhankelijke deelneming van de organisaties die al deze bedrijven vertegenwoordigen in de Europese sociale dialoog in zijn geheel; herinnert eraan dat door het Handvest de Commissie in samenwerking met de lidstaten gegevens zou kunnen verzamelen over de kleine en micro-ondernemingen, met speciale aandacht voor de behoeften van de kleine bedrijven, inclusief gegevens over de productiviteit en efficiëntie van micro-ondernemingen in vergelijking met middelgrote ondernemingen, om de communautaire wetgeving meer ontvankelijk te maken voor hun eisen en om haar acties, programma's en beleid beter aan te passen, inclusief door de identificatie van indicatoren om de impact op de bedrijfsactiviteit te beoordelen;

40.   verzoekt om betere statistische informatie over de toestand van het kleinbedrijf in de EU, om betere kwantitatieve vergelijkingen mogelijk te maken en beste praktijken doelgerichter toe te passen;

41.   verzoekt om billijke kadervoorwaarden voor het kleinbedrijf wat kapitaalverwerving betreft, in het bijzonder in samenhang met de besluiten van Bazel II – dit moet hen meer middelen voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling verzekeren, zodat zij effectiever de concurrentie kunnen aangaan;

42.   acht het ter wille van meer innovatie en een groter concurrentievermogen nodig de bijdrage van de trans-Europese netwerken tot de verspreiding van technologie en nieuwe ideeën bij het kleinbedrijf te vergroten en de personeelsmobiliteit tussen het kleinbedrijf en het hoger onderwijs en onderzoeksinstituten te bevorderen; acht het daarnaast nodig dat gerichtere onderzoeksprogramma's worden ontwikkeld met focus op de commerciële toepassing van kennis en technologie door kleine bedrijven;

43.   is ontgoocheld over de impasse in de onderhandelingen in de Raad over een gemeenschapsoctrooi; verzoekt de Commissie een geschikt juridisch kader voor te stellen voor de bescherming van octrooi- en intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de verspreiding van innoverende ideeën in het kleinbedrijf en alle andere organen die opereren op de gemeenschappelijke markt; benadrukt dat octrooien voor het kleinbedrijf betaalbaar moeten zijn;

44.   is verheugd over het initiatief van de Commissie om een derde van de onderzochte wetgevingsvoorstellen in te trekken, teneinde te garanderen dat het regelgevingskader waarbinnen de bedrijven functioneren, eenvoudig is en van hoge kwaliteit; verzoekt de lidstaten de Commissie bij dit project te steunen met soortgelijke maatregelen op nationaal niveau; is verheugd over het voorstel van de Commissie om nieuwe voorschriften op nationaal en communautair niveau van tevoren te onderzoeken om na te gaan wat zowel hun gunstige als nadelige uitwerking is op kleine ondernemingen en ondernemers; verzoekt dat het subsidiariteitsbeginsel stricter wordt nageleefd en dat er systematischer gebruik wordt gemaakt van effectbeoordelingen en inspraak van het publiek bij het uitwerken van nieuwe beleidsvoorstellen; verzoekt de Commissie dientengevolge te zorgen dat effectbeoordelingen van communautaire wetgeving duidelijk en specifiek worden uitgebreid naar kleine en ambachtelijke ondernemingen; meent dat dit voorstel van de Commissie ook officieel moet worden uitgebreid tot bestaande voorschriften en niet alleen voor nieuwe voorschriften moet gelden, en in gevallen waarin wetgeving in EU-verband onnodig wordt geacht, deze moet worden herzien of ingetrokken; verzoekt de Commissie een duidelijk tijdschema en actieplan op te stellen om dit doel te bereiken;

45.   onderstreept dat in elke lidstaat grondige structurele hervormingen versneld moeten worden doorgevoerd, teneinde het concurrentievermogen van het kleinbedrijf te vergroten, een voor het bedrijfsleven - en met name het kleinbedrijf - vriendelijk klimaat tot stand te brengen en een volledig werkende interne markt te bewerkstelligen;

46.   verzoekt derhalve om concreet beleid en concrete maatregelen om te zorgen voor meer investeringen op nationaal en regionaal niveau; dringt met klem aan op passende investeringsstimuli voor het kleinbedrijf, zoals vereenvoudigde procedures ter ondersteuning van kleine investeringen door middel van overheidsontwikkelingsfondsen, risicokapitaalfondsen (in het bijzonder startkapitaalfondsen), financiering door business angels, investeringen door individuen (micro-angels) en microkredietfondsen die functioneren op basis van publiek-private samenwerking; moedigt de samenvoeging aan van middelen en voorlichting met betrekking tot gezamenlijke projecten, meer participatie in door lidstaten uitgevoerde projecten en fiscale transparantie als het gaat om beleid voor het aantrekken van buitenlandse investeringen;

47.   erkent de noodzaak van speciale steun voor het kleinbedrijf bij de toepassing van de milieuwetgeving en de sociale wetgeving;

48.   meent dat alle in het Handvest genoemde maatregelen ter stimulering van bedrijven eveneens voor zelfstandigen moeten gelden, vooral bij kwesties die voor hen van belang zijn, zoals socialezekerheidsstelsels, preventie van beroepsrisico's of werkloosheidsverzekering;

Over de toekomst van het Handvest

49.   neemt akte van de suggestie om de verslagen over de vorderingen van het actieplan voor ondernemerschap te koppelen aan de controlemechanismen van het Handvest en zonodig de inhoud en prioriteiten van het actieplan te herzien;

50.   vraagt, met het oog op de mogelijke herziening van het Handvest, om de erkenning van ambachtelijke bedrijven in de tekst op te nemen; hoopt daarom dat het hoofddoel van de vierde Europese conferentie over het ambacht en de kleine ondernemingen zal zijn de algemene belangen van de ambachtelijke ondernemingen op Europees niveau te helpen bepalen en dat ze de technische, financiële en politieke middelen zal hebben om haar in staat te stellen een strategie op te stellen die beter op de specifieke aard, behoeften en verwachtingen van de ambachtelijke ondernemingen is afgestemd;

51.   feliciteert de nieuwe lidstaten omdat ze actief leren van anderen en voor de vroege resultaten bij de uitvoering van het Handvest, hoewel nog meer vooruitgang moet worden gemaakt; vestigt de aandacht op de bijzonder belangrijke rol die het MKB in de nieuwe lidstaten speelt, vooral in landen waar aanzienlijke institutionele en politieke veranderingen plaatsvinden;

52.   betreurt het feit dat er in de toekomst geen jaarlijkse verslagen over het Handvest zullen worden uitgebracht, omdat de verslaglegging over het Handvest voortaan in de Lissabon-verslagen worden verwerkt; acht dit duidelijk een stap terug waar het gaat om de toekomstige aandacht voor het MKB; betreurt voorts dat de verslaglegging over het Handvest, dat jaarlijkse bilaterale gesprekken met vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties omvat, het van nu af aan zonder een dergelijke direct inbreng van het MKB moet stellen; is van oordeel dat dit besluit moet worden herzien;

53.   is van oordeel dat ook al zou dit de controle van beide instrumenten rationaliseren, het niet aanvaardbaar is dat de uitvoering van het Handvest een gewone subrubriek van het actieplan zou worden;

54.   meent dat speciale aandacht moet worden geschonken aan de situatie van het MKB zonder winstoogmerk;

55.   is bijgevolg van oordeel dat deze oplossing slechts in de volgende omstandigheden wenselijk is:

   het behoud van de dimensie kleine en micro-ondernemingen van het Handvest, met specifiek op hen gerichte acties;
   de invoering van een specifiek voor de toetredende landen, de kandidaat-lidstaten en de geassocieerde staten die geen deel uitmaken van het actieplan bedoeld controle- en evaluatiemechanisme;
   het rekening houden met de deelname van de beroepsorganisaties, die in de tenuitvoerlegging van het Handvest een belangrijker rol spelen dan in het actieplan;
   het behoud van de verspreiding van de beste werkwijzen en van de uitwisselingen tussen de staten die het Handvest hebben ondertekend;

56.   beklemtoont dat het opnemen van de follow-up van de uitvoering van het Handvest als onderdeel van de Lissabon-strategie geen doel op zich mag zijn; benadrukt dat als deze follow-upactie enigszins wordt vereenvoudigd dit niet ten koste van de inhoud en essentie van de door de staten opgestuurde rapporten betreffende de follow-up van het Handvest mag zijn; vraagt daarom dat deze jaarverslagen zich blijven richten op de invoering van de beste werkwijzen, op het experimenteren, op de voorstelling van tastbare wetgevingsmaatregelen en specifieke politieke engagementen voor kleine en micro-ondernemingen;

57.   juicht het voornemen toe van de Commissie om de tenuitvoerlegging van het Handvest in een contextueel kader van het proces van Lissabon te evalueren;

58.   verzoekt de Commissie alle vertegenwoordigers van kleine en ambachtelijke bedrijven bij alle herzieningsprocessen te betrekken en rekening te houden met deze voorwaarden wanneer zij aan het Europees Parlement een voorstel voor herziening van het Handvest en de verbetering van de controle ervan zal voorstellen;

59.   verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het jaarverslag over het Handvest het basisinstrument blijft voor het toezicht op de ontwikkeling op het gebied van het ondernemerschap;

o
o   o

60.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie evenals aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 164.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0230.

Juridische mededeling - Privacybeleid