Index 
Aangenomen teksten
Dinsdag 17 januari 2006 - Straatsburg
Wijziging van Verordening (EG) nr. 533/2004 (Kroatië) *
 Protocol bij de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking met de Republiek Korea, voortvloeiend uit de uitbreiding *
 Opneming van de Maldiven in de lijst van bestreken landen, na de tsunami van december 2004 in de Indische Oceaan *
 Statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren ***I
 Strategieën voor de strijd tegen de handel in vrouwen en seksuele uitbuiting van kwetsbare kinderen
 Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap
 Betrekkingen met Rusland en China op het gebied van het luchtvervoer
 Productie van berengal in China
 Kindertelefoons in Europa

Wijziging van Verordening (EG) nr. 533/2004 (Kroatië) *
PDF 190kWORD 30k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 533/2004 (COM(2005)0563 – C6-0406/2005 – 2005/0226(CNS))
P6_TA(2006)0001A6-0002/2006

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0563)(1),

–   gelet op artikel 181 A, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0406/2005),

–   gelet op de artikelen 51 en 43, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0002/2006),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.   wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.


Protocol bij de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking met de Republiek Korea, voortvloeiend uit de uitbreiding *
PDF 194kWORD 32k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (10966/05 – COM(2005)0281 – C6-0303/2005 – 2005/0121(CNS))
P6_TA(2006)0002A6-0398/2005

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2005)0281)(1),

–   gelet op de artikelen 57, lid 2, 71, 80, lid 2, 133, 181A en 300, lid 2, eerste alinea van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0303/2005),

–   gelet op de artikelen 51, 83, lid 7 en 43, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A6-0398/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;

2.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Korea.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.


Opneming van de Maldiven in de lijst van bestreken landen, na de tsunami van december 2004 in de Indische Oceaan *
PDF 192kWORD 31k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2000/24/EG met het oog op de opneming van de Maldiven in de lijst van bestreken landen naar aanleiding van de tsunami van december 2004 in de Indische Oceaan (COM(2005)0460 – C6-0319/2005 – 2005/0195(CNS))
P6_TA(2006)0003A6-0407/2005

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0460)(1),

–   gelet op artikel 181 A van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0319/2005),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0407/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.   wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

4.   wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.


Statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren ***I
PDF 331kWORD 219k
Resolutie
Geconsolideerde tekst
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren (COM(2005)0366 – C6-0249/2005 – 2005/0150(COD))
P6_TA(2006)0004A6-0333/2005

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0366)(1),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 285, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0249/2005),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0333/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie als gewijzigd;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie;

Standpunt van het europees parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 januari 2006 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren

P6_TC1-COD(2005)0150


HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  De binnenwateren spelen een belangrijke rol in de vervoersnetwerken van de Gemeenschap. Om zoals beschreven in het witboek van de Commissie "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" tot vervoer te komen dat niet alleen economisch doelmatig is, maar ook minder energie verbruikt en minder schadelijke gevolgen heeft voor het milieu, wordt de binnenvaart in het kader van de doelstellingen van het gemeenschappelijke vervoerbeleid bevorderd.

(2)  Voor de verdere ontwikkeling en monitoring van zowel het gemeenschappelijke vervoerbeleid als de vervoercomponent in het regionaal beleid en de trans-Europese netwerken heeft de Commissie statistieken over het goederenvervoer over de binnenwateren nodig.

(3)  De statistieken over de binnenvaart zijn tot nu opgesteld uit hoofde van Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren(3). Deze richtlijn beantwoordt niet langer aan de eisen van deze tijd. Vervanging door een nieuw, doeltreffender instrument met een groter toepassingsgebied is dan ook noodzakelijk.

(4)  De statistieken over de verschillende vormen van vervoer in de Gemeenschap moeten worden opgesteld met behulp van gemeenschappelijke concepten en standaards. Doel is statistieken over de verschillende vormen van vervoer te verkrijgen die in de praktijk zoveel mogelijk met elkaar kunnen worden vergeleken.

(5)  Vervoer over de binnenwateren komt niet in alle lidstaten voor en derhalve is het toepassingsgebied van deze verordening beperkt tot die lidstaten waar deze vorm van vervoer bestaat.

(6)  Daar de doelstelling van het overwogen optreden, namelijk het uitwerken van gemeenschappelijke statistische standaards voor de productie van geharmoniseerde gegevens, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(7)  Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek(4) vormt een referentiekader voor de bepalingen van de onderhavige verordening.

(8)  De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).

(9)  Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad(6) is het Comité statistisch programma geraadpleegd, dat bij dit besluit in het leven is geroepen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden gemeenschappelijke regels vastgelegd voor de productie van statistieken van de Gemeenschap van het goederenvervoer over de binnenwateren.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) gegevens over de binnenvaart op hun grondgebied.

2.  De lidstaten verstrekken de gegevens zoals beschreven in artikel 4, lid 1, wanneer in het kader van de binnenlandse binnenvaart, de internationale binnenvaart of de doorvaart in het totaal méér dan een miljoen ton goederen per jaar over hun binnenwateren wordt vervoerd.

3.  In afwijking van lid 2 verstrekken de lidstaten de gegevens zoals beschreven in artikel 4, lid 2, wanneer geen internationale of doorvaart op hun binnenwateren plaatsvindt, maar in het kader van de binnenlandse binnenvaart in het totaal méér dan een miljoen ton goederen over de binnenwateren wordt vervoerd.

4.  Deze verordening is niet van toepassing op:

   a) het goederenvervoer met vaartuigen met een laadvermogen van minder dan 50 ton;
   b) vaartuigen die hoofdzakelijk voor het vervoer van passagiers worden gebruikt;
   c) veerponten;
   d) vaartuigen die uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden worden gebruikt door haven- en andere autoriteiten;
   e) vaartuigen die alleen voor bunkering of opslag worden gebruikt;
   f) niet voor goederenvervoer bestemde vaartuigen zoals vissersschepen, baggerschuiten, drijvende werkplaatsen, woonboten en plezierboten.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

   a) "binnenwater" een niet van de zee deel uitmakend wateroppervlak geschikt voor bevaring door schepen met een capaciteit van ten minste 50 ton bij normale belading, met inbegrip van zowel bevaarbare rivieren en meren als bevaarbare kanalen;
   b) "binnenvaartschip" een schip dat voor goederenvervoer of openbaar personenvervoer over binnenwateren is ontworpen;
   c) "nationaliteit van het schip" het land waar het binnenvaartschip is geregistreerd.

Artikel 4

Verzameling van gegevens

1.  De gegevens worden verzameld aan de hand van de tabellen in bijlage A tot en met D.

2.  In het in artikel 2, lid 3 bedoelde geval worden de gegevens verzameld overeenkomstig de tabel van bijlage E.

3.  Ten behoeve van de verordening worden de goederen geclassificeerd volgens bijlage F.

Artikel 5

Toezending van gegevens

1.  De eerste referentieperiode gaat in op 1 januari 2007. De gegevens worden zo snel mogelijk en uiterlijk vijf maanden na afloop van de relevante referentieperiode toegezonden.

2.  In de eerste drie jaar waarin deze verordening van kracht is, kan de in lid 1 genoemde termijn voor toezending van de gegevens worden verlengd volgens de in artikel 10, lid 2, beschreven procedure. De maximumtermijn, eventueel toegestane verlengingen inbegrepen, bedraagt acht maanden te rekenen vanaf het einde van de referentieperiode.

De verlengde termijnen voor toezending van de gegevens staan aangegeven in bijlage G.

Artikel 6

Verspreiding

De statistieken van de Gemeenschap die op basis van de in artikel 4 beschreven gegevens worden opgesteld, worden verspreid met min of meer dezelfde regelmaat als bij de toezending van de verzamelde gegevens.

Artikel 7

Kwaliteit van de gegevens

1.  De Commissie (Eurostat) werkt volgens de procedure in artikel 10, lid 2 eisen en criteria voor de te hanteren methoden uit, die waarborgen dat gegevens van goede kwaliteit worden geproduceerd.

2.  De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gegevens van goede kwaliteit worden toegezonden.

3.  De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de toegezonden gegevens. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) een verslag met inlichtingen en cijfers over de kwaliteitscontroles die op de toegezonden gegevens zijn uitgevoerd.

Artikel 8

Uitvoeringsverslag

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk ...(7) en na raadpleging van het Comité statistisch programma een verslag voor over de uitvoering van de verordening. Dit verslag bevat met name:

   a) een afweging van de kosten en baten van de geproduceerde statistieken voor de Gemeenschap, de lidstaten, de leveranciers en de gebruikers van de statistische gegevens;
   b) een beoordeling van de kwaliteit van de geproduceerde statistieken;
   c) een beschrijving van mogelijke verbeteringen en aanpassingen die in het licht van het verkregen materiaal noodzakelijk worden geacht.

Artikel 9

Uitvoeringsmaatregelen

De uitvoeringsmaatregelen voor de verordening, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn in verband met economische en technische ontwikkelingen, worden vastgelegd volgens de procedure in artikel 10, lid 2. Dit geldt voor:

   a) de aanpassing van de drempel voor de statistische verwerking van de binnenvaart (artikel 2);
   b) de bijstelling van de definities en de goedkeuring van aanvullende definities (artikel 3);
   c) de wijziging van de reikwijdte van de te verzamelen gegevens en van de inhoud van de bijlagen (artikel 4);
   d) de vastlegging van de regels voor de toezending van gegevens aan de Commissie (Eurostat), met inbegrip van de standaards voor de onderlinge uitwisseling van gegevens (artikel 5);
   e) de vastlegging van de regels voor de verspreiding van de statistieken door de Commissie (Eurostat) (artikel 6);
   f) de uitwerking en publicatie van de eisen en criteria op het punt van de te hanteren methoden (artikel 7).

Artikel 10

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma, dat is opgericht bij artikel 1 van Besluit 89/382/EEG, Euratom.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Overgangsbepalingen

1.  De lidstaten verstrekken de statistische resultaten over het jaar 2006 volgens Richtlijn 80/1119/EEG.

2.  Richtlijn 80/1119/EEG wordt per 1 januari 2007 ingetrokken.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE A

Tabel A1. Goederenvervoer naar soort goederen (jaargegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke tekens

"A1"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Land/regio van lading

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Land/regio van lossing

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Soort vervoer

1 cijfer

1 = nationaal

2 = internationaal (m.u.v. doorvaart)

3 = doorvaart

Soort goederen

2 cijfers

NST 2000

Soort verpakking

1 cijfer

1= in containers

2= niet in containers

Vervoerd gewicht

ton

Tonkilometers

tkm

BIJLAGE B

Tabel B1. Vervoer naar scheepsvlag en soort vaartuig (jaargegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke tekens

"B1"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Land/regio van lading

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Land/regio van lossing

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Soort vervoer

1 cijfer

1 = nationaal

2 = internationaal (m.u.v. doorvaart)

3 = doorvaart

Soort vaartuig

1 cijfer

1= motorschip

2= schip zonder eigen aandrijving

3= motortankschip

4= tankschip zonder eigen aandrijving

5= overige schepen voor goederenvervoer

Nationaliteit van het vaartuig

2-letters

ISO-landencode

Vervoerd gewicht

ton

Tonkilometers

tkm

Tabel B2. Vaartuigverkeer (jaargegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke tekens

"B2"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Aantal beladen vaartuigen

vaartuig

Aantal lege vaartuigen

vaartuig

Vaartuigkilometer (beladen vaartuigen)

vaartuig-kilometer

Vaartuigkilometer (lege vaartuigen)

vaartuig-kilometer

NB: Toezending van de gegevens vermeld in tabel B2 is facultatief.

BIJLAGE C

Tabel C1. Containervervoer naar soort goederen (jaargegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke tekens

"C1"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Land/regio van lading

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Land/regio van lossing

2 letters of

4 alfa-numerieke tekens

ISO-landencode of NUTS 2

Soort vervoer

1 cijfer

1 = nationaal

2 = internationaal (m.u.v. doorvaart)

3 = doorvaart

Grootte van de containers

1 cijfer

1 = 20-voet

2 = 40-voet

3 = groter dan 20-voet, maar kleiner dan 40-voet

4 = groter dan 40-voet

Beladingstoestand

1 cijfer

1 = beladen containers

2 = lege containers

Soort goederen

2 cijfers

NST 2000

Vervoerd gewicht*

ton

Tonkilometers*

tkm

Twenty feet equivalent unit

TEU

TEU-kilometer

TEUkm

* Uitsluitend voor beladen containers

BIJLAGE D

Tabel D1. Vervoer naar scheepsvlag (kwartaalgegevens)

Elementen

Codering

Nomenclatuur

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke tekens

"D1"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Kwartaal

2 alfa-numerieke tekens

"Q1, Q2, Q3 of Q4"

Soort vervoer

1 cijfer

1= nationaal

2= internationaal (m.u.v. doorvaart)

3= doorvaart

Nationaliteit van het vaartuig

2 letters

ISO-landencode

Vervoerd gewicht

ton

Tonkilometers

tkm

Tabel D2. Containervervoer naar scheepsvlag (kwartaalgegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

Tabel

2 alfa-numerieke gegevens

"D2"

Rapporterend land

2 letters

ISO-landencode

Jaar

4 cijfers

"yyyy"

Kwartaal

2 alfa-numerieke tekens

"Q1, Q2, Q3 of Q4"

Soort vervoer

1 cijfer

1 = nationaal

2 = internationaal (m.u.v. doorvaart)

3 = doorvaart

Nationaliteit van het vaartuig

2 letters

ISO-landencode

Beladingstoestand

1 cijfer

1 = beladen containers

2 = lege containers

Vervoerd gewicht*

ton

Tonkilometers*

tkm

Twenty feet equivalent unit

TEU

TEU-kilometer

TEUkm

* Uitsluitend voor beladen containers

BIJLAGE E

Tabel E1. Goederenvervoer (jaargegevens)

Elementen

Codering

Classificatie

Eenheid

2 alfa-numerieke tekens

"E1"

2 letters

ISO-landencode

4 cijfers

"yyyy"

ton

tkm

BIJLAGE F

Goederennomenclatuur

NST-2000

NST-2000-groepen

Omschrijving

Producten in de CPA-afdelingen

01

Producten van de landbouw, jacht en bosbouw; vis en visserijproducten

01, 02, 05

02

Steenkool en bruinkool; turf; ruwe aardolie en aardgas; uranium en thorium

10, 11, 12

03

Metaalertsen en andere delfstoffen

13, 14

04

Voedings- en genotmiddelen

15, 16

05

Textiel en textielproducten; leder en lederwaren

17, 18, 19

06

Hout; hout- en kurkwaren (exclusief meubelen); vlechtwerk; pulp, papier en papierwaren; drukwerk en opgenomen media

20, 21, 22

07

Cokes, geraffineerde aardolieproducten en splijt- en kweekstoffen

23

08

Chemische producten en synthetische of kunstmatige vezels; producten van rubber of kunststof

24, 25

09

Overige niet-metaalhoudende minerale producten

26

10

Metalen in primaire vorm; producten van metaal, andere dan machines en apparaten

27, 28

11

Machines, apparaten en werktuigen, n.e.g.; kantoormachines en computers; elektrische machines en apparaten, n.e.g.; radio-, televisie- en telecommunicatieapparatuur; medische apparatuur en instrumenten, precisie- en optische instrumenten, uurwerken

29, 30, 31, 32, 33

12

Transportmiddelen

34, 35

13

Meubelen; overige goederen en producten, n.e.g.

36

14

Secundaire grondstoffen; gemeentelijk afval en overig niet elders in de CPA gespecificeerd afval

37 + gemeentelijk afval (als gegeven voor CPA-afdeling 90) en overig niet elders in de CPA gespecificeerd afval

15

Brieven, pakketten

NB: Deze groep is normaliter bestemd voor goederen die worden vervoerd door posterijen en koerierdiensten die in NACE Rev.1, afdeling 64, geregistreerd staan.

16

Uitrusting en materiaal voor het vervoer van goederen

NB: Onder deze groep vallen lege containers, pallets, kisten, kratten, rolcontainers en dergelijke. Goederenvoertuigen die op een ander voertuig geplaatst zijn, vallen hier eveneens onder.

Het feit dat er een code voor dit soort materiaal bestaat, betekent nog niet dat dit als goederen moet worden aangemerkt. Of dit het geval is, hangt af van de regels voor de gegevensverzameling voor iedere vorm van vervoer.

17

Vervoerde goederen in het kader van particuliere of bedrijfsverhuizingen; separaat van passagiers vervoerde bagage; voor reparatiedoeleinden vervoerde voertuigen; overige niet voor de markt bestemde goederen, n.e.g.

18

Gegroepeerde goederen: diverse soorten goederen die gezamenlijk worden vervoerd

NB: Indien separate registratie onder groep 01 tot en met 16 een vertekend beeld oplevert, moet van deze groep gebruik worden gemaakt.

19

Niet identificeerbare goederen: goederen die om de een of andere reden niet te identificeren zijn en daarom ook niet in de groepen 01 tot en met 16 kunnen worden opgenomen

NB.: Indien de rapporterende eenheid geen gegevens over het soort vervoerde goederen heeft, moeten de goederen in deze groep worden geregistreerd.

20

Overige goederen, n.e.g.

NB.: Deze groep is bestemd voor goederen die niet in een van de groepen 01 tot en met 19 kunnen worden opgenomen. Aangezien deze groepen voor alle denkbare soorten vervoerde goederen bestemd zijn, is registratie onder groep 20 niet gebruikelijk. Hier opgenomen gegevens dienen dan ook nog eens gecontroleerd te worden.

BIJLAGE G

Verlengingen van de termijn voor toezending (artikel 5, lid 2)

Lidstaat

Verlengde toezendingstermijn na afloop van de referentieperiode

Laatste jaar waarvoor de verlenging wordt verleend

België

8 maanden

2009

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 17 januari 2006.
(3) PB L 339 van 15.12.1980, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(4) PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(6) PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.
(7)* 3 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.


Strategieën voor de strijd tegen de handel in vrouwen en seksuele uitbuiting van kwetsbare kinderen
PDF 183kWORD 101k
Resolutie van het Europees Parlement over strategieën voor de strijd tegen de handel in vrouwen en seksuele uitbuiting van kwetsbare kinderen (2004/2216(INI))
P6_TA(2006)0005A6-0400/2005

Het Europees Parlement,

-   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(1), in het bijzonder artikel 5, lid 3 daarvan, waarin is bepaald dat mensenhandel verboden is,

-   gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de Mens van 1948, in het bijzonder artikelen 4 en 5 daarvan,

-   gezien de verdragen en verklaringen van de Verenigde Naties, in het bijzonder de artikelen 5 en 6 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen uit 1979,

-   gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, dat handelt over de bescherming van kinderen tegen alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik en dat de ontvoering of de verkoop van of de handel in kinderen moet voorkomen,

-   gezien het Protocol van Palermo van 2000 inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit,

-   gezien de Verklaring van Brussel over de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, die op 20 september 2002 op de Europese Conferentie over het voorkomen en de bestrijding van mensenhandel - Een uitdaging voor de 21ste Eeuw is aangenomen en die van alle nationale en internationale spelers op de desbetreffende gebieden doeltreffende gecoördineerde acties tussen de landen van herkomst, doorvoer en bestemming verlangt, en in het bijzonder op de artikelen 7 en 8 daarvan,

-   gezien Kaderbesluit 2002/629/JHA van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel(2)

-   gezien Kaderbesluit 2004/68/JHA van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie(3),

-   gezien Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijftitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie(4),

-   gezien het verslag van de Deskundigengroep mensenhandel(5),

-   gezien de conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere, waarin ertoe wordt opgeroepen de strijd aan te binden met degenen die zich met mensenhandel bezighouden en die de nadruk legt op de behoefte aan preventie van alle vormen van mensenhandel,

-   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, getiteld "Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: Balans van het programma van Tampere en richtsnoeren voor de toekomst" (COM(2004)0401),

-   gezien Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen(6),

-   gezien de Verklaring van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie in Beijing in september 1995,

-   gezien de conclusies van de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 in Brussel met in bijlage het Haags Programma op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de Raad en de Commissie wordt verzocht een actieplan met concrete maatregelen ter bestrijding van de mensenhandel in te dienen,

-   gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel, dat op 3 mei 2005 door het Comité van Ministers is aangenomen,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 mei 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Over nieuwe maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel"(7),

-   gezien de mededeling van de Commissie over de bestrijding van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan (COM(2005)0514),

-   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0400/2005),

A.   overwegende dat mensenhandel een ernstige schending van de grondrechten inhoudt en gepaard gaat met wrede praktijken, zoals dreiging met of gebruik van geweld, dwang, vernedering, ontvoering, seksuele uitbuiting, bedrog of misleiding,

B.   overwegende dat, in navolging van hetgeen de fungerend voorzitter van de Raad op 23 juni 2005 in het Europees Parlement heeft verklaard, er andermaal wordt gewezen op het feit dat er jaarlijks 600 000 tot 800 000 mensen over de hele wereld slachtoffer van mensenhandel worden, en dat hiervan binnen de Europese Unie elk jaar meer dan 100 000 vrouwen slachtoffer zijn,

C.   overwegende dat vrouwen en kinderen bijzonder kwetsbaar zijn voor deze georganiseerde misdaad en moderne vorm van slavernij, hoofdzakelijk in handen van criminele netwerken, en overwegende dat zij daardoor meer risico lopen het slachtoffer van mensenhandel te worden,

D.   overwegende dat een van de belangrijkste factoren die de internationale handel in vrouwen en kinderen mogelijk maakt, het bestaan van plaatselijke markten voor prostitutie is, waar bepaalde personen vrouwen en kinderen kunnen en wensen te verkopen en kopen met als doel hen seksueel uit te buiten; overwegende dat mensenhandelaars vooral vrouwen en kinderen van de zuidelijke naar de noordelijke landen en van oost naar west verhandelen, naar de landen aldaar met de grootste vraag,

E.   overwegende dat de Unie bij de mensenhandel naar nultolerantie moet streven door zichtbare en haalbare doelen te stellen, zoals de halvering van het aantal slachtoffers van deze handel in de komende tien jaar; overwegende echter dat de overkoepelende doelstelling uiteraard moet liggen in een zo spoedig mogelijke volledige uitbanning van dit zeer zware misdrijf dat een grove schending van de mensenrechten vormt,

F.   overwegende dat het Actieplan van de Raad en de Commissie(8) over de manier waarop de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam over de oprichting van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het beste ten uitvoer kunnen worden gebracht, grotere inspanningen vraagt om een akkoord te bereiken over gemeenschappelijke definities, tenlasteleggingen en sancties, in eerste instantie in een beperkt aantal sectoren, zoals mensenhandel en in het bijzonder de seksuele uitbuiting van vrouwen, jongeren en kinderen,

G.   overwegende dat de aanpak van de illegale handel in kinderen en jongeren niet op dezelfde basis kan plaatsvinden als die van de illegale handel in vrouwen en dat er dus zowel een specifieke aanpak nodig is afgestemd op de behoeften van kinderen als een aanpak gericht op de behoeften van jongeren, verschillend van die van kinderen,

H.   overwegende dat ondanks de goedkeuring van Kaderbesluit 2002/629/JBZ inzake bestrijding van mensenhandel (waarin voor de lidstaten van de Unie een gemeenschappelijke definitie van het begrip mensenhandel wordt geformuleerd en wordt vastgelegd uit welke elementen het strafbare feit is opgebouwd) de sancties die in de lidstaten kunnen worden opgelegd, met name waar het gaat om de seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, nog altijd niet zijn geharmoniseerd,

I.   in aanmerking nemende dat ondanks de verdragen en de vele reeds aangenomen wettelijke maatregelen en politieke verklaringen (zoals de Verklaring van Brussel uit 2002) waarin de strijd tegen de mensenhandel, vooral tegen de vrouwen- en kinderhandel hoog op de politieke agenda wordt geplaatst, er nog steeds geen daadwerkelijke verbeteringen waarneembaar zijn, terwijl mensenhandel in vergelijking met andere vormen van georganiseerde misdaad nota bene de snelst groeiende criminele activiteit is,

J.   overwegende dat het noodzakelijk is de preventie van mensenhandel niet alleen via individuele acties van elke lidstaat aan te pakken, maar ook door een holistische en geïntegreerde multidisciplinaire benadering op internationaal en EU-niveau, waarbij ook voor alle lidstaten gemeenschappelijke elementen in het strafrecht worden vastgesteld, met name op het gebied van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties,

K.   overwegende dat de slachtoffers in een zeer ernstige persoonlijke situatie verkeren en zeer kwetsbaar zijn, maar dat bovendien hun medewerking nodig is om de criminele organisatie te ontmaskeren en om de schuldigen op te sporen en aan te houden,

L.   overwegende dat het ontbreken van een algemeen geaccepteerde definitie van vrouwen- en kinderhandel en het ontbreken van gemeenschappelijke richtlijnen voor vergelijkende gegevens, onderzoek en analyse grote beletsels voor doeltreffende acties en beleidslijnen vormen,

M.   overwegende dat de vrouwen- en kinderhandel een grensoverschrijdende misdaad is en doeltreffende preventiestrategieën vergt:

   het aanpakken van de driehoek van de markt van de mensenhandel, dat wil zeggen slachtoffer, handelaar en klant;
   programma's en bescherming op het gebied van juridische en psychische bijstand voor de meest bedreigde groepen;
   een adequate, constante en systematische voorlichting en bewustmaking van alle categorieën van de bevolking en vooral van de kwetsbare groepen;
   samenwerking tussen de landen van herkomst, doorreis en bestemming;
   samenwerking op mundiaal, internationaal, communautair, regionaal, nationaal en plaatselijk niveau;
   coherente acties van internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Europese Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de G8,

N.   overwegende dat virtuele seks, in het bijzonder via internet, een nieuwe groeimarkt is waarvan de opkomst leidt tot een toename van de illegale handel, omdat nieuwe technologieën de seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen gemakkelijker maken,

1.   onderstreept het belang van een op de mensenrechten gebaseerde aanpak, het gebruik van gendermainstreaming en een kindergevoelige aanpak bij het ontwikkelen en uitvoeren van preventiestrategieën;

2.   betreurt dat de tot dusverre genomen maatregelen in de strijd tegen de mensenhandel er niet toe hebben geleid dat het aantal voor seksuele slavernij uitgebuite vrouwen en kinderen is verminderd, maar dat integendeel de handel in mensen voor seksuele doeleinden wordt beschouwd als de criminele activiteit die van alle vormen van georganiseerde misdaad in de EU het snelst groeit; onderstreept dat het hoog tijd is om duidelijke en concrete doelen te stellen, bijvoorbeeld om het aantal mensen dat slachtoffer is van mensenhandel in de komende tien jaar met de helft te verminderen; is van oordeel dat uiteraard de algemene doelstelling moet zijn deze vorm van criminaliteit op zo kort mogelijke termijn volledig uit te bannen;

3.   betreurt dat er een gebrek is aan erkenning van het verband tussen mensenhandel en migratie, sociale bescherming en ontwikkeling, en dringt aan op een coherenter extern beleid inzake mensenhandel;

4.   vraagt de Commissie en de Raad met klem een ondubbelzinnige rechtsgrond vast te leggen om iedere vorm van geweld tegen vrouwen, met inbegrip van vrouwenhandel, te bestrijden en om te besluiten het beleid inzake de strijd tegen mensenhandel en daarmee verbonden terreinen van immigratie en asiel, in het bijzonder het recht op asiel bij verdrukking en vervolging om gendergerelateerde redenen, volledig communautair te maken;

5.   beveelt aan dat er een gemeenschappelijk EU-beleid wordt ingesteld dat zich richt op de totstandbrenging van een juridisch kader en de omzetting van wetgeving, op sancties, preventie, rechtsvervolging en veroordeling van de plegers van de misdrijven, en op bescherming van en steun aan de slachtoffers;

6.   onderstreept de noodzaak tot de ontwikkeling van specifieke maatregelen tegen mensenhandel binnen het kader van het nabuurschapsbeleid van de EU; vraagt met klem om de verstrekking van financiële bijstand aan de landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, zoals Bulgarije en Roemenië, teneinde deze landen in staat te stellen langetermijnstrategieën te ontwikkelen die erop gericht zijn mensenhandel te voorkomen;

7.   is van mening dat de maatregelen van de lidstaten dienen te stroken met hun eigen politieke verklaringen en dat de lidstaten de desbetreffende communautaire wetgeving op een efficiëntere manier moeten omzetten, met name door de praktische samenwerking en de uitwisseling van relevante informatie, onderling en met Europol en Eurojust, te verbeteren;

8.   benadrukt dat de bevordering van gendergelijkheid in alle beleidsplannen van de EU en de uitvoering van een nationale wetgeving inzake gelijke kansen essentieel zijn voor de bestrijding van de "drijfveren" van mensenhandel, zoals armoede, sociale uitsluiting, werkloosheid, gebrek aan onderwijs, corruptie, discriminatie en geweld tegen vrouwen;

9.   is van mening dat zowel op nationaal als op communautair niveau onderzoeken zouden moeten worden verricht naar de oorzaken die ten grondslag liggen aan mensenhandel en in het bijzonder aan de handel in vrouwen en kinderen voor seksuele doeleinden (bijvoorbeeld welke factoren ertoe leiden dat mensen gemakkelijk slachtoffer worden van mensenhandel en welke factoren van invloed zijn op de vraag naar seksuele diensten en de seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen); verzoekt de lidstaten en de Commissie hun onderzoek op dit punt voort te zetten en de noodzakelijke middelen toe te kennen uit de beschikbare programma's, zoals Daphne; is van mening dat de resultaten van die onderzoeken kunnen bijdragen aan de instelling van een adequaat programma voor voorlichting op seksueel gebied in alle lidstaten;

10.   vestigt de aandacht van de Commissie en de lidstaten op de uitkomsten van de studie die het Europees Parlement heeft verricht naar de verschillende soorten nationale wetgeving op het gebied van prostitutie en handel in vrouwen en kinderen voor seksuele doeleinden(9);

11.   onderstreept dat bovenal nadrukkelijk de vraag moet worden ontmoedigd, ook door maatregelen op onderwijs-, wetgevings-, sociaal en cultureel gebied;

12.   doet een beroep op de lidstaten de problemen die het gevolg zijn van prostitutie op hun grondgebied krachtig aan te pakken;

13.   verzoekt de Raad en de Commissie om van de kwestie van de handel in vrouwen en kinderen een vast onderdeel van de politieke dialoog met derde landen te maken en in overeenstemming met de mensenrechten- en democratieclausules van alle samenwerkings- en associatieovereenkomsten met derde landen passende maatregelen te nemen, wanneer er geen zicht is op verbetering of wanneer het derde land niet duidelijk blijk geeft van de politieke wil om maatregelen te nemen;

14.   verzoekt de lidstaten zich meer in te zetten voor gendermainstreaming en voor een kindergevoelige aanpak in de EU-programma's voor ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding en dringt er bij internationale organisaties, zoals de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie, op aan om de strijd tegen de vervrouwelijking van armoede en de kinderarmoede prioritair aan te pakken;

15.   benadrukt hoe belangrijk het is het verband tussen mensenhandel en legale en illegale immigratie te leggen en om de wegen van wettelijke migratie als een mechanisme ter voorkoming van vrouwenhandel te beschouwen;

16.   onderstreept de band die bestaat tussen seksuele uitbuiting en uitbuiting op het gebied van huishoudelijk werk; onderstreept dat kinderen en jongeren die het slachtoffer zijn van een afhankelijkheid waarvan illegale mensenhandelaars profiteren, niet alleen seksueel worden uitgebuit, maar ook op een wijze die de vorm aanneemt van slavernij, illegale adoptie en dwangarbeid; dringt erop aan dat krachtige maatregelen worden genomen om alle misdrijven en delicten te voorkomen en te bestrijden;

17.   betreurt het ontbreken van analyses van de in de lidstaten bestaande vraag naar prostitutie als mogelijke motivatie voor het fenomeen mensenhandel; is van mening dat de Commissie uitvoerig onderzoek moet doen naar de weerslag van de prostitutiewetgeving in de lidstaten op het aantal slachtoffers van mensenhandel;

18.   verzoekt de lidstaten hun visumbeleid te herzien teneinde misbruik te voorkomen en bescherming tegen uitbuiting te bieden; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de medewerkers van hun consulaten in de landen van herkomst onderling samenwerken en ervaringen uitwisselen en bovendien opgeleid worden om bij de verwerking van visumaanvragen gevallen van mensenhandel te herkennen; is van oordeel dat het personeel daarnaast zou moeten worden opgeleid om met de betrokken NGO's samen te werken.

19.   verzoekt de lidstaten om nationale en internationale telefonische hulplijnen in te stellen tegen de handel in vrouwen en de bevolking hiervan op de hoogte te brengen via voorlichtingsprogramma's, met name via de nationale en lokale televisie; steunt de eis van een kinderhulplijn in de vorm van een uniform, gratis internationaal telefoonnummer voor kinderen en wijst op zijn verklaring conform artikel 116 van zijn Reglement over kindertelefoons in Europa(10);

20.   dringt erop aan dat tegen de onterende praktijk bestaande uit het kopen en uitbuiten van vrouwen en kinderen een actieve en doeltreffende campagne wordt gevoerd in het kader van de programma's van de Europese Unie; is van oordeel dat deze campagne moet worden bekendgemaakt door de Commissie en de lidstaten met de onvoorwaardelijke steun van het Europees Parlement en van alle andere Europese instellingen op hun respectieve werkterreinen;

21.   verzoekt de Commissie en de lidstaten urgente en doeltreffende maatregelen te nemen (met inbegrip van de goedkeuring van wetgeving) om de tendens tegen te gaan van het gebruik van nieuwe technologieën, in het bijzonder internet, voor de verspreiding van informatie over de beschikbaarheid van en de vraag naar vrouwen en kinderen voor seksuele uitbuiting, waarvan de toename tot een intensivering van de mensenhandel leidt;

22.   betreurt de aanhoudende problemen tussen de lidstaten en de Europese instellingen wat de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale verdragen en overeenkomsten betreft;

23.   verzoekt de Europese Commissie toezicht te houden op de uitvoering en de eenduidige interpretatie van de bestaande instrumenten tegen mensenhandel en de bestaande wettelijke maatregelen en acties binnen en buiten de EU ter bestrijding van vrouwen- en kinderhandel door middel van een studie in kaart te brengen;

24.   verwelkomt het voorstel in het Verdrag van de Raad van Europa tegen mensenhandel om een controlemechanisme (GRETA) in te stellen teneinde de doeltreffende uitvoering van de bepalingen in dat verdrag te waarborgen en wijst nadrukkelijk op de noodzaak tot versterking van de samenwerking met de Raad van Europa en andere internationale organisaties bij de uitvoering van strategieën ter bestrijding van seksuele uitbuiting; deelt mede dat dit de mogelijkheid inhoudt om klanten een straf op te leggen;

25.   dringt er bij de Commissie op aan met de Raad van Europa en andere internationale organisaties, zoals de Internationale Organisatie voor Migratie, samen te werken aan gemeenschappelijke richtsnoeren voor het verzamelen van gegevens en beveelt aan om zo snel mogelijk een gemeenschappelijk centrum in het leven te roepen voor het vaststellen van gemeenschappelijke definities (mensenhandel, slachtoffer, enz.), het verzamelen van homogene en vergelijkbare gegevens, de beoordeling en ontwikkeling van de situatie, informatie-uitwisseling en de beoordeling van de correlatie tussen het doel van wetten, beleidsmaatregelen en interventies tegen mensenhandel en hun daadwerkelijke effect;

26.   verzoekt de Commissie haar eigen Daphne-programma in te dienen en erop toe te zien dat het drugsbestrijdingsprogramma hiervan wordt losgekoppeld;

27.   betreurt het gebrek aan betrouwbare informatie over het fenomeen mensenhandel in Europa en het feit dat de Commissie noch Europol of andere EU-organen precieze cijfers kunnen geven over de omvang van mensenhandel binnen de EU, en betreurt met name het gebrek aan informatie over kwetsbaardere groepen, zoals vrouwen en kinderen, en het feit dat er geen effectieve maatregelen zijn genomen om het probleem aan te pakken;

28.   verzoekt de lidstaten nationale contactpunten in te stellen of nationale rapporteurs te benoemen om informatie over mensenhandel te verzamelen, uit te wisselen, te verspreiden en te verwerken, en beklemtoont het belang van het verzamelen van op gender gebaseerde en vergelijkbare gegevens, waarbij in gedachten moet worden gehouden dat het van het grootste belang is de vertrouwelijkheid van deze informatie te waarborgen en de NGO's toegang tot informatie en cijfers te geven;

29.   verzoekt de lidstaten bewustmakingscampagnes te starten en/of te versterken om te informeren over de gevaren, en de kwetsbare leden van de maatschappij in de landen van herkomst voor te lichten, alsmede het publiek op het probleem attent te maken en de vraag in de landen van bestemming terug te dringen; verzoekt de lidstaten in deze context te erkennen dat zakenreizigers een onderdeel van de oplossing van het probleem van de mensenhandel kunnen zijn, als zij actief bij het bewustmakingsproces worden betrokken en ertoe worden aangezet te melden wat zij zien; doet een beroep op de lidstaten, met name op Duitsland, om tijdens de wereldkampioenschappen voetbal in 2006 de nodige maatregelen te treffen om de vrouwenhandel en gedwongen prostitutie te voorkomen;

30.   dringt er bij de lidstaten op aan een netwerk van contactpersonen in de media op het gebied van mensenhandel op te bouwen teneinde publieke bekendheid te geven aan actuele informatie binnen de EU en daarbuiten;

31.   verzoekt de Commissie om in de hele EU een Dag tegen Mensenhandel in te voeren, met een internationaal logo tegen mensenhandel teneinde een algemeen bewustzijn van het fenomeen van mensen- en kinderhandel te creëren, de publieke opinie bewuster te maken van deze kwestie en de zichtbaarheid van het probleem te vergroten door het publiek met één krachtige boodschap aan te spreken; is van oordeel dat deze Dag tegen Mensenhandel in de hele EU zou kunnen samenvallen met de wereldcampagne "Stop the Traffic!" op 25 maart 2006;

32.   beklemtoont de behoefte van de bevoegde autoriteiten aan gekwalificeerde mensen die speciaal opgeleid zijn om mensenhandel te bestrijden, te weten door middel van gezamenlijke opleidingsprogramma's voor alle betrokken partijen (politie, ordehandhavers, de medische sector, maatschappelijk werkers, verenigingen die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen en de preventie van de handel in vrouwen en kinderen e.d.), met behulp van gendergevoelige hulpmiddelen en vaardigheden;

33.   verzoekt de lidstaten bij de politie een groep externe deskundigen in te stellen teneinde gevallen van mensenhandel vaker aan het licht te kunnen brengen;

34.   onderstreept het belang van sterkere financiële en personele middelen voor de adviesdiensten op het gebied van vrouwenhandel en van intensievere samenwerking van NGO's die actief zijn op dit gebied;

35.   verzoekt de lidstaten wetgeving in te voeren en op te leggen ter versterking van de vervolging en bestraffing van mensenhandelaars – zowel natuurlijke personen als rechtspersonen – (met name door te voorzien in evenredige, doeltreffende en afschrikkende straffen), hun medeplichtigen, auteurs van internetpagina's met advertenties van tussenpersonen in de mensenhandel, diegenen die seksuele diensten van minderjarigen (waarvoor in alle lidstaten een gelijke definitie moet gelden, namelijk personen van minder dan achttien jaar) aanmoedigen, organiseren of gebruiken of vragen en degenen die dergelijke activiteiten proberen tot stand te brengen, en het witwassen van de inkomsten uit mensenhandel te vervolgen;

36.   verzoekt de lidstaten klanten die welbewust een beroep doen op de diensten van prostituees die werken onder dwang strafrechtelijk te vervolgen;

37.   verzoekt de lidstaten een opleidingsoffensief in te zetten aan politiescholen, academies voor sociale wetenschappen en scholen, teneinde vrouwenhandel te bestrijden en de studenten te leren hoe ze zaken op dit gebied moeten aanpakken;

38.   verzoekt de lidstaten scherpere controle uit te oefenen op de wijze waarop tewerkstelling wordt onderhandeld teneinde te voorkomen dat de internationale vrouwenhandel zich kan organiseren;

39.   roept op tot het voortzetten van de strijd tegen het witwassen van inkomsten uit mensenhandel door ervoor te zorgen dat de lidstaten de wetsteksten die op Europees en internationaal niveau zijn aangenomen, toepassen en waar nodig te overwegen de bestaande wetgeving op dit gebied te versterken;

40.   spoort de lidstaten ertoe aan Richtlijn 2004/81/EG betreffende de verblijfstitel die wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, zo snel mogelijk om te zetten in hun nationale recht;

41.   verzoekt de lidstaten het principe van maatschappelijk verantwoord ondernemen en publiek-privaat partnerschap te bevorderen, waarbij de maatschappelijke organisaties bij de uitvoering van preventie, reïntegratie- en coördinatiestrategieën moeten worden betrokken; verzoekt alle instellingen van de Europese Unie het goede voorbeeld te geven aan de nationale overheidsinstellingen en aan de particuliere sector;

42.   verzoekt zijn leden om de campagne "Zakenreizigers tegen mensenhandel" die in november 2005 in het Parlement is gelanceerd, te steunen aangezien met dit partijoverschrijdende initiatief wordt getracht:

   - de bewustwording onder zakenreizigers (bijv. leden en anderen) van het vraagstuk van de mensenhandel te vergroten en leden aan te moedigen om het voortouw te nemen door mee te helpen bij de oplossing van dit probleem;
   - zakenreizigers in staat te stellen voorvallen van mensenhandel te melden op de website www.businesstravellers.org;
   - leden te verzoeken hotels te schrijven om hen ertoe te bewegen de verbinding tussen hun bedrijven en verhandelde vrouwen en kinderen te verbreken;

43.   verzoekt de Commissie en de lidstaten hun contacten met de hotel- en toerismebranche aan te halen om een nauwere samenwerking op het gebied van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van deze branche te bewerkstelligen en om de branche aan te moedigen een ethische gedragscode inzake mensenhandel en prostitutie op te stellen, voorzover een dergelijke code nog niet bestaat; is van oordeel dat goede voorbeelden van ethische gedragscodes, zoals de door UNICEF gefinancierde code betreffende de seksuele uitbuiting van kinderen van ECPAT, voor het voetlicht moeten worden gebracht en worden vastgelegd;

44.   verzoekt de lidstaten, teneinde te voorkomen dat het handelen in en het opnieuw verhandelen van mensen in omvang toeneemt, programma's voor sociale integratie en rehabilitatie van vrouwen en kinderen die in het verleden het slachtoffer van mensenhandel waren, te ontwikkelen en uit te voeren in samenwerking met bevoegde instellingen en organisaties en om te overwegen daartoe een Europees reïntegratiefonds in het leven te roepen; dringt er bij de lidstaten op aan microfinancieringsdiensten te ontwikkelen om de vrouwen in staat te stellen gemakkelijker financiële steun te krijgen;

45.   onderstreept dat personen die werden onderworpen aan seksuele uitbuiting, als slachtoffers moeten beschouwd worden; wijst erop dat, gezien de immense moeilijkheden waarmee deze personen worden geconfronteerd wanneer ze zich aan hun situatie willen ontworstelen, zowel de Europese Unie als de lidstaten moeten voorzien in de noodzakelijke middelen om hen te beschermen en te steunen, zoals:

   personen die slachtoffer zijn van mensenhandel, niet veroordelen,
   medische en psychologische bijstand,
   rechtsbijstand en bijstand van een competente vertaler,
   specifieke middelen voor de reïntegratie van vrouwelijke prostituees, enz;
   opvang van vrouwen en kinderen die in de EU slachtoffer van mensenhandel zijn geworden; ondersteuning van deze vrouwen en kinderen om - al naar gelang hun eigen wensen - naar hun land van herkomst terug te keren dan wel een nieuwe start te maken;

46.   verzoekt de lidstaten bindende en dwingende regelgeving aan te nemen ten aanzien van de bescherming van de slachtoffers van mensenhandel, aangezien dergelijke regelgeving onontbeerlijk is om de handelaars te kunnen vervolgen;

47.   verzoekt de lidstaten het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel te ondertekenen en te ratificeren;

48.   onderstreept dat tot op heden alleen België en Italië een verblijfsrecht hebben ingevoerd voor slachtoffers van vrouwenhandel na het proces tegen de vrouwenhandelaars; benadrukt voorts dat het, teneinde de slachtoffers aan te moedigen te spreken en de schuldigen te kunnen veroordelen, gunstig zou zijn wanneer dit verblijfsrecht in alle lidstaten werd verleend;

49.   spoort de lidstaten ertoe aan maatregelen in te voeren die voorzien in speciale verblijfsvergunningen in bijzondere situaties, teneinde buitenlandse slachtoffers die illegaal in een land verblijven, de mogelijkheid te geven zich aan het geweld te onttrekken, en pleit voor de invoering van een programma voor bijstand aan en integratie van de slachtoffers, dat zou moeten worden beheerd door instellingen voor sociale dienstverlening;

50.   dringt er bij alle lidstaten op aan in hun strafrecht dezelfde normatieve bepalingen op te nemen die een duidelijke wettelijke definitie van kinderhandel bevatten, gebaseerd op internationaal overeengekomen normen die vastgelegd zijn in het Protocol van Palermo(11) en in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, opdat wordt voorkomen dat kinderhandel als een subcategorie van mensenhandel wordt aangemerkt;

51.   beklemtoont de dringende behoefte aan de ontwikkeling en uitvoering van een speciaal op kinderrechten gebaseerd preventieprogramma op basis van de samenwerking tussen de landen van herkomst, doorreis en bestemming; vestigt voorts de aandacht op het gebrek aan een coherent extern beleid van de EU in derde landen waaruit het grootste aantal slachtoffers van kinderhandel voortkomen;

52.   verzoekt de Commissie een passend wetsvoorstel in te dienen om op Europees niveau actie te ondernemen ter bestrijding van kinderprostitutie en de handel in menselijke organen en weefsels; stelt vast dat, hoewel de in het kader van de eerste en derde EU-pijler aangenomen wetgeving ter bestrijding van de mensenhandel specifieke bepalingen voor de bescherming van kinderen bevat, kinderen nog steeds kwetsbaar zijn, in het bijzonder wanneer zij seksueel worden uitgebuit;

53.   verzoekt de lidstaten en de Gemeenschap het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie van 25 mei 2000 goed te keuren, aangezien dat verdergaat dan het Protocol van Palermo, omdat hieronder ook misdaden zijn begrepen die geen grensoverschrijdend karakter hebben en waarbij geen criminele organisaties betrokken zijn en hieronder ook de handel in menselijke organen en illegale adoptie vallen;

54.   meent dat kinderen bij zo'n programma moeten worden betrokken en verzoekt de lidstaten voorlichtingsprogramma's voor meisjes en jongens te verwezenlijken teneinde discriminatie te bestrijden en gendergelijkheid te bevorderen;

55.   verzoekt de Commissie met klem ervoor zorg te dragen dat in de nationale en regionale strategiedocumenten de noodzaak wordt onderstreept van waarborging van de registratie van geboorten in derde landen;

56.   betreurt het gebrek aan een meetbare toegevoegde waarde van de bestaande instanties en organisaties op Europees niveau tot nu toe, met name de gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en Europol, dat toch het uitgelezen Europese instrument is om mensenhandel aan te pakken, overeenkomstig artikel 2, lid 2 van de Europol-overeenkomst(12), het EU-Verdrag, de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere en het Haags programma; betreurt voorts het feit dat Europol weliswaar vele specifieke misdaden heeft onderzocht, maar tot nu toe maar één analytisch document op dit gebied heeft geproduceerd;

57.   dringt erop aan dat Europol meer prioriteit verleent aan de bestrijding van de mensenhandel; is van oordeel dat de financiële en personele middelen van Europol moeten worden gebruikt om de efficiëntie van de preventie van mensenhandel, met name de handel in vrouwen en kinderen, te vergroten en de grote internationale georganiseerde misdaad te bestrijden;

58.   onderstreept het belang van een nauwe samenwerking tussen de diensten van Europol en de corresponderende diensten op internationaal niveau die bevoegd zijn op het gebied van de strijd tegen mensenhandel, met name ten aanzien van de uitwisseling van informatie over criminele netwerken, smokkelroutes en de identiteit van de mensenhandelaars, teneinde een doeltreffender vervolging mogelijk te maken;

59.   verzoekt de Commissie om jaarlijks de balans op te maken van de acties die in elke lidstaat zijn ondernomen, met inbegrip van een evaluatie van de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving tegen de mensenhandel;

60.   verzoekt de Commissie en de Raad zorg te dragen voor coördinatie en samenhang van hun optreden binnen diverse internationale fora, zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, het herzieningsproces van Peking, het stabiliteitspact voor zuidelijk Europa en de G8;

61.   verzoekt de lidstaten samenwerkingsprogramma's op te zetten tussen de lokale instanties en de op veiligheidsgebied bevoegde diensten in de regio's die het zwaarst worden getroffen door werkloosheid, teneinde mensenhandel te voorkomen;

62.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en toetredingslanden en kandidaat-lidstaten.

(1) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
(2) PB L 203 van 1.8.2002, blz. 1.
(3) PB L 13 van 20.1.2004, blz. 44.
(4) PB L 261 van 6.8.2004, blz. 19.
(5) Europese Commissie, DG Justitie, vrijheid en veiligheid, 2004.
(6) PB L 34 van 9.2.2000, blz. 1.
(7) PB C 59 van 23.2.2001, blz. 307.
(8) PB C 19 van 23.1.1999, blz. 1.
(9) Study on National Legislation on Prostitution and Trafficking in Women and Children (Transcrime, 2005).
(10) Aangenomen tekst, 17.1.2006, P6_TA-PROV(2006)0009.
(11) Volgens het Protocol van Palermo is kinderhandel "het werven, vervoeren, overbrengen van, onderdak bieden aan of het opnemen van een kind met het doel dit kind in binnen- of buitenland uit te buiten".
(12) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2.


Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap
PDF 122kWORD 43k
Resolutie van het Europees Parlement over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap (2005/2084(INI))
P6_TA(2006)0006A6-0403/2005

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie 'Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap' (COM(2005)0079),

–   gezien de conclusies van de Raad van 27 juni 2005 over de 'Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap'(1),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0403/2005),

A.   overwegende dat de luchtvaartsector zowel binnen als buiten Europa nog steeds een groeiende sector met groot economisch potentieel is,

B.   overwegende dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een deel van de bestaande bilaterale luchtvaartverdragen van lidstaten in strijd is met beginselen van het EG-recht en daarom dient te worden aangepast,

C.   overwegende dat de Gemeenschap bij het sluiten van luchtvaartakkoorden met derde landen met haar volledige economische en politieke gewicht kan optreden en onderlinge discriminatie tussen EU-luchtvaartmaatschappijen kan uitsluiten,

D.   overwegende dat convergentie van regelgeving van uitzonderlijk belang en zelfs een voorwaarde is voor de sluiting van dergelijke akkoorden, met name regelgeving betreffende veiligheid, beveiliging, mededinging, staatsteun, milieu en sociale rechten van werknemers,

E.   overwegende dat de Commissie bij zulke onderhandelingen gebruik dient te maken van expertise en informatie van lidstaten en andere belanghebbenden, en deze voor, tijdens en na afloop van de onderhandelingen met derde landen moet betrekken bij het proces,

Algemene beginselen

1.   erkent het mondiale karakter, het economisch belang en de aanhoudende groei van de luchtvaartsector, evenals de noodzaak om de gevolgen van deze groei voor het beheer van het luchtverkeer, de veiligheid en het milieu het hoofd te bieden; erkent derhalve dat het noodzakelijk is om een gemeenschappelijk extern luchtvaartbeleid te ontwikkelen;

2.   wijst met klem op de noodzaak van een coherente strategie voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijk extern luchtvaartbeleid en beschouwt overeenkomsten met respectievelijk de VS, Rusland en China als noodzakelijke voorwaarde;

3.   erkent dat bestaande bilaterale akkoorden, op basis van het arrest van het Hof van Justitie, in overeenstemming gebracht moeten worden met het Gemeenschapsrecht, hetzij door wijzigingen door de lidstaten zelf, hetzij en bij voorkeur door Gemeenschapsovereenkomsten die onder het zogeheten horizontale mandaat worden gesloten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis en informatie van de lidstaten en de andere belanghebbenden;

4.   benadrukt dat moet worden voorkomen dat lidstaten worden verhinderd te onderhandelen zolang actieve onderhandelingen over Gemeenschapsovereenkomsten worden gevoerd;

5.   benadrukt dat de bilaterale akkoorden zo snel mogelijk moeten worden aangepast om wettelijke onzekerheid te vermijden;

6.   herinnert eraan dat er alleen ingestemd kan worden met de aanvang van onderhandelingen over Gemeenschapsovereenkomsten - die per definitie meer tijd kosten dan horizontale onderhandelingen - als er een duidelijke, coherente onderhandelingsstrategie voorhanden is;

7.   erkent dat deze aanpak kan worden aangevuld met een fundamentelere verandering in het externe luchtvaartbeleid die voor een toegevoegde waarde zou zorgen voor de Europese consumenten en de EU-industrie door de sluiting van nieuwe en ambitieuze overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen;

8.   is van mening dat, wanneer de onderhandelingen lang uitlopen - als de partnerlanden een protectionistische houding aannemen -, verkeersrechten eventueel bilateraal kunnen worden gecoördineerd;

9.   geeft zijn volledige steun aan het beginsel van een tweeledige agenda voor dergelijke onderhandelingen die niet kan worden opgedeeld, waarbij de opening van de markten gekoppeld wordt aan een convergentie van de regelgeving;

Opening van de markten

10.   benadrukt dat nieuwe overeenkomsten evenwichtig moeten zijn wat betreft de toegang tot de markt en eventueel bepalingen over kwesties als cabotage, vestigingsrechten, eigendomsrechten, controle, mededingingsregels en overheidssubsidies kunnen bevatten, mits op basis van strikte reciprociteit;

11.   erkent dat, hoewel "Open skies"-overeenkomsten wenselijk zijn, zij niet altijd mogelijk zijn;

12.   erkent dat daar waar een "Open skies"-overeenkomst niet mogelijk is, aan een voortzetting van de bestaande bilaterale regeling de voorkeur moet worden gegeven, zij het als tijdelijke oplossing;

13.   roept de Commissie op om in zulke gevallen eerlijke en transparante mechanismen te ontwikkelen voor de verdeling van de verkeersrechten onder de lidstaten;

14.   wenst een realistische agenda voor de onderhandelingen, waarbij de selectie van de onderhandelingslanden geschiedt op basis van duidelijke en gegronde criteria en een analyse van hun economische toestand en regelgeving;

15.   stelt voor dat deze criteria economische aspecten omvatten, waarbij voorrang wordt verleend aan landen die wezenlijk van belang zijn voor de Europese markt, zoals de VS, Rusland en China, maar ook geografische aspecten omvatten, waarbij voorkeur wordt gegeven aan landen die dicht bij Europa liggen om het gemeenschappelijk luchtvaartgebied uit te breiden of het nieuwe nabuurschapsbeleid ten uitvoer te brengen;

Convergentie van regelgeving

16.   beklemtoont dat het openen van de markten altijd voorafgegaan moet worden door convergentie van de regelgeving en dat de graad van liberalisering moet worden gekoppeld aan de mate waarin de marktdeelnemers op voet van gelijkheid met elkaar kunnen concurreren;

Veiligheid en beveiliging

17.   erkent dat de veiligheids- en beveiligingsnormen van essentieel belang zijn voor de passagiers, de bemanning en de luchtvaartsector in het algemeen en dat de normen van derde landen niet altijd gelijk zijn aan die in de Europese Unie; merkt op dat de EU een voortrekkersrol zou kunnen spelen bij de wereldwijde toepassing en handhaving van internationaal erkende normen;

18.   stelt derhalve voor dat in de overeenkomsten met derde landen naar de veiligheidsvoorschriften van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en de EU wordt verwezen en dat lidstaten, middels bilaterale samenwerking en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), hun inspanningen opvoeren om derde landen waarvan het veiligheidsniveau onvoldoende is, bij te staan om dit niveau te bereiken;

19.   verzoekt de Commissie, teneinde de veiligheid op korte termijn te verbeteren, uiterlijk eind 2006 betere procedures voor te stellen in het kader van Richtlijn 2004/36/EG (de "SAFA-richtlijn")(2) voor het toezicht op de veiligheid van vliegtuigen van vliegtuigmaatschappijen uit derde landen;

20.   verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen om de bevoegdheid van het EASA op dit vlak uit te breiden;

21.   benadrukt het belang van de ontwikkeling van een EU-veiligheidsbeleid voor vervoer, wat in de onderhandelingen voor luchtvaartovereenkomsten moet worden opgenomen;

Milieu

22.   erkent dat de luchtvaartsector een aantal negatieve gevolgen heeft voor het milieu; de sector is met name een bron van geluidsoverlast en levert een aanzienlijke bijdrage aan de klimaatsverandering; erkent evenwel ook dat luchthavens en luchtvaartmaatschappijen zich al aanzienlijke inspanningen hebben getroost en dat zullen blijven doen, om geluidsoverlast en vervuiling door emissies te verminderen en te voorkomen;

23.   verheugt zich in dit verband over de mededeling van de Commissie over mogelijke maatregelen om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen (COM(2005)0459), en kijkt uit naar de aanneming van duidelijke beleidsmaatregelen voor een verbetering van het beheer van het luchtverkeer en voor de operationele procedures en de infrastructuursituatie van luchthavens; verheugt zich tevens over andere maatregelen zoals de integratie van de luchtvaart in het Europese systeem voor emissiehandel, waarbij luchtvaartmaatschappijen van binnen en buiten de EU gelijk worden behandeld;

Sociale aspecten

24.   roept de Commissie daarom op erop aan te dringen dat in de nieuwe overeenkomsten wordt verwezen naar de relevante internationale wetgeving inzake sociale rechten, met name naar de arbeidsnormen die in de fundamentele conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO 1930-1999), de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (1976, herzien in 2000) en het Verdrag van Rome inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (1980), zijn vastgelegd;

25.   dringt erop aan dat de sociale wetgeving van de Gemeenschap moet gelden voor alle werknemers die zijn aangeworven en/of werken in de EU-lidstaten, met name de richtlijnen betreffende de raadpleging en informatie van werknemers (2002/14/EG, 98/59/EG en 80/987/EEG), de richtlijn inzake de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart (2000/79/EG) en de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (96/71/EG);

De onderhandelingen

26.  benadrukt dat de onderhandelingen moeten worden gevoerd in nauwe samenwerking met de lidstaten, die over de noodzakelijke expertise en ervaring beschikken om deze tot een goed einde te brengen;

27.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en alle belanghebbende partijen voor en tijdens de onderhandelingen volledig worden geïnformeerd en geraadpleegd door middel van een overeengekomen routekaart voor het raadplegingsproces;

o
o   o

28.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 173 van 13.7.2005, blz. 1.
(2) PB L 143 van 30.4.2004, blz. 76.


Betrekkingen met Rusland en China op het gebied van het luchtvervoer
PDF 115kWORD 37k
Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen met de Russische Federatie en China op het gebied van het luchtvervoer (2005/2085(INI))
P6_TA(2006)0007A6-0375/2005

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0375/2005),

China

1.   is ingenomen met de algemene reactie van de Commissie op het proces van groei, modernisering en liberalisering dat zich thans in de Chinese commerciële luchtvaart voltrekt;

2.   onderkent de wenselijkheid van een alomvattende luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en China; is echter van mening dat eerst een horizontale overeenkomst tot stand moet komen voordat een omvattende overeenkomst kan worden afgesloten, zodat de huidige bilaterale overeenkomsten betreffende luchtdiensten tussen China en verschillende lidstaten op één lijn kunnen worden gebracht met het 'open sky'-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(1);

3.   onderschrijft dat een dergelijke overeenkomst de positie van de EU zou versterken en voor belanghebbenden en consumenten voordeliger zou zijn dan een reeks herziene bilaterale overeenkomsten die hoofdzakelijk betrekking hebben op de verkeersrechten;

4.   roept de Raad op om het onderhandelingsmandaat van de Commissie, zonder dit vertraging te doen lijden, zodanig uit te breiden dat het ook van toepassing is op het voorzien in de noodzakelijke luchthaven- en veiligheidsinfrastructuur en op de luchtverkeersleiding in het Chinese luchtruim, die op dit ogenblik helaas te wensen overlaten en een hindernis vormen voor de ontwikkeling van de betrekkingen in de luchtvaartsector;

5.   waardeert het uitstekende werk dat de Commissie met haar Chinese partners verricht, maar betreurt dat het geen inzage heeft gehad in de voorwaarden van het onderhandelingsmandaat ten aanzien van China, dat de Commissie thans van de Raad vraagt; blijft erop aandringen dat het meer bij het onderhandelingsproces wordt betrokken en hoopt dat deze kwestie zal worden opgelost, omdat dit in het voordeel zal zijn van alle partijen;

6.   dringt erop aan dat de bepalingen van een evenwichtige resultaat van de onderhandelingen met China over de luchtvracht onverwijld ten uitvoer worden gelegd, desnoods nog vóór de onderhandelingen over het passagiersvervoer zijn voltooid.

Rusland

7.   verwelkomt de aanpak van de Commissie van de uitdagingen en kansen die de groei en consolidatie in de Russische burgerluchtvaartsector vormen voor de Europese Unie;

8.   steunt het voorstel van de Commissie voor een alomvattende luchtvaartovereenkomst, omdat dit de beste manier is om met deze uitdaging om te gaan en de onderhandelingspositie van de Unie ten opzichte van Rusland te verstevigen; is evenwel, conform de Conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 27 - 28 juni 2005 over de externe betrekkingen in de luchtvaartsector, van oordeel dat de aanvaarding van de communautaire bepalingen het noodzakelijke uitgangspunt voor de op een alomvattende overeenkomst gerichte communautaire onderhandelingen moet zijn;

9.   waardeert het uitstekende werk dat de Commissie met haar Russische partners verricht, maar betreurt dat het geen inzage heeft gehad van de voorwaarden in het onderhandelingsmandaat ten aanzien van Rusland, dat de Commissie thans van de Raad vraagt; blijft erop aandringen dat het meer bij het onderhandelingsproces wordt betrokken en hoopt dat deze kwestie zal worden opgelost, omdat dit in het voordeel zal zijn van alle partijen;

10.   merkt op dat de vergoedingen die Rusland voor vluchten over zijn grondgebied vraagt, een inbreuk op het internationale recht vormen en in het algemeen niet zijn gebruikt om, zoals was toegezegd, het beheer van de luchtverkeersleiding te verbeteren, maar om de eigen luchtvaartmaatschappij van Rusland te subsidiëren, wat in strijd is met de mededingingsregels;

11.   houdt niettemin tegenover Raad en Commissie staande, dat geen alomvattende overeenkomst kan worden gesloten zonder een volledige afschaffing van de overvliegvergoedingen;

12.   dringt er verder op aan dat er geen gewijzigde vergoedingsregeling mag worden overeengekomen ter vervanging van de huidige overvliegvergoedingen ;

13.   verzoekt de Commissie geen overeenkomst over de toetreding van de Russische Federatie tot de wereldhandelsorganisatie te sluiten, zolang Rusland een vergoeding voor het overvliegen van Siberië blijft vragen;

14.   vraagt de Commissie in dit verband om een evaluatie van alle argumenten rond modernisering, kapitaalinvesteringen en technische vereisten die in de relaties tussen de luchtvaartsector van Rusland en die van de EU, en in hun verschillen inzake de overvliegvergoedingen worden aangevoerd.

China en Rusland

15.   benadrukt dat de onderhandelingen met China en Rusland slechts met succes kunnen worden afgerond wanneer de belanghebbenden advies kunnen uitbrengen aan de Commissie en volledig op de hoogte zijn van de voortgang van de onderhandelingen en van de daarin ingenomen standpunten;

16.   stelt met klem dat geen mandaat mag worden verleend waarin een ruimere toegang tot de Chinese en de Russische markt niet onlosmakelijk wordt gekoppeld aan de schepping van een 'eerlijk speelveld', door convergentie van operationele normen op de terreinen van luchtverkeersleiding en -beheer, personeelstraining en operationele normen en beveiliging en veiligheid van het vliegverkeer; dringt aan op toepassing van het wederkerigheidsbeginsel;

o
o   o

17.   verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Arrest van 5 november 2002, Zaak C-476/98, Commissie van de Europese Gemeenschappens v Bondsrepubliek Duitsland, Jur. 2002, blz. I-9855.


Productie van berengal in China
PDF 125kWORD 44k
Verklaring van het Europees Parlement over de toenemende internationale verontrusting over de productie van berengal in China
P6_TA(2006)0008P6_DCL(2005)0052

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 116 van zijn Reglement,

A.  Overwegende dat momenteel in China 7002 kraagberen (maanberen) voor hun gal worden gemolken; dat het gaat om beren van een bedreigde soort die is opgenomen in de lijst van Bijlage I bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES),

B.   overwegende dat nieuwe 'humane' methoden voor de winning van gal op Chinese berenboerderijen hartverscheurend lijden en de dood van beren blijven veroorzaken, dat ten minste één nieuwe methode rechtstreeks indruist tegen nieuwe voorschriften,

C.   zijn waardering uitsprekend voor de erkenning door vooraanstaande beoefenaars van de traditionele Chinese geneeskunst dat er ten minste 54 plantaardige galvervangende producten en een synthetische versie bestaan,

D.   zijn waardering uitsprekend voor de maatregelen die de Chinese regering sinds 2000 heeft genomen door meer dan 40 berenboerderijen te sluiten en 188 beren in beslag te nemen en toe te vertrouwen aan de zorgen van de Aziatische Dierenstichting (AAF),

E.   overwegende de ernstige verontrusting op internationaal niveau en bij de Chinese media, bevolking en regering over het feit dat er dergelijke wrede en onbeschaafde praktijken bestaan,

1.   verzoekt de Chinese regering deze ernstige mondiale verontrusting in overweging te nemen nu de Olympische Spelen van 2008 in Peking naderen, door een duidelijk standpunt in te nemen over het fokken van beren, onverwijld het initiatief te nemen tot een voor het gehele land geldend verbod op het fokken van beren op boerderijen en een uiterste tijdstip te bepalen voor beëindiging van het fokken van beren;

2.   dringt erop aan dat de Chinese regering in samenwerking met de AAF de sluiting van alle berenboerderijen versnelt via programma's ten gunste van beren die momenteel gevangen worden gehouden en van boeren die van de bedrijfstak afhankelijk zijn; verzoekt eveneens om samenwerking met de AAF bij de opstelling van ingrijpende voorlichtingsprogramma's om de consumenten van berengal af te schrikken;

3.   verzoekt zijn Voorzitter deze verklaring, met de namen van de ondertekenaars, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten en de desbetreffende Chinese instanties.

Namen van de ondertekenaars

Adamou, Allister, Alvaro, Andersson, Andrejevs, Andrikienė, Arnaoutakis, Ashworth, Atkins, Attwooll, Audy, Auken, Aylward, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Battilocchio, Batzeli, Beazley, Becsey, Beer, Belet, Bennahmias, Beňová, Berger, Berman, Birutis, Bösch, Bonde, Booth, Bowis, Bowles, Bozkurt, Bradbourn, Braghetto, Brejc, Brepoels, Breyer, Březina, Brok, Brunetta, van Buitenen, Buitenweg, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Busuttil, Callanan, Camre, Capoulas Santos, Casa, Casaca, Cashman, Chichester, Claeys, Coelho, Corbett, Corbey, Correia, Cottigny, Coveney, Cramer, Crowley, Czarnecki M., Davies, de Brún, Degutis, Demetriou, Deprez, De Rossa, Dess, Deva, De Vits, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Dobolyi, Doorn, Dover, Doyle, Drčar Murko, Duchoň, Duff, Duka-Zólyomi, Duquesne, Ebner, Ek, Elles, Esteves, Estrela, Ettl, Eurlings, Evans Jillian, Evans Jonathan, Evans Robert, Falbr, Fazakas, Ferber, Fernandes, Ferreira A., Ferreira E., Foglietta, Foltyn-Kubicka, Ford, Frassoni, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, García-Margallo y Marfil, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gill, Glattfelder, Goepel, Gollnisch, Gomes, Goudin, Grabowska, Gröner, de Groen-Kouwenhoven, Guidoni, Hall, Hammerstein Mintz, Handzlik, Hannan, Harangozó, Harbour, Harkin, Harms, Hassi, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hedh, Hedkvist Petersen, Helmer, Hennicot-Schoepges, Herczog, Herranz García, Higgins, Hökmark, Honeyball, Hoppenstedt, Horáček, Howitt, Hudacký, Hudghton, Hughes, in 't veld, Isler Béguin, Jackson, Janowski, Járóka, Jarzembowski, Jeggle, Joan i Marí, Jöns, Jørgensen, Jordan Cizelj, Juknevičienė, Kacin, Kaczmarek, Kallenbach, Kamall, Kamiński, Karim, Kasoulides, Kaufmann, Kauppi, Kelam, Kilroy-Silk, Kinnock, Kirkhope, Klamt, Knapman, Koch, Konrad, Korhola, Kósáné Kovács, Koterec, Krahmer, Kreissl-Dörfler, Kuc, Kuhne, Kułakowski, Kusstatscher, Kużmiuk, Lamassoure, Lambert, Lambrinidis, Lambsdorff, Landsbergis, Laperrouze, Lehne, Leichtfried, Leinen, Le Pen J.-M., Le Rachinel, Lévai, Libicki, Lichtenberger, Liotard, Locatelli, Lucas, Ludford, Lulling, Lundgren, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McDonald, McGuinness, McMillan-Scott, Madeira, Malmström, Manders, Mann T., Marques, Martin D., Martinez, Masiel, Mastenbroek, Mathieu, Matsakis, Mayer, Meijer, Méndez de Vigo, Mikko, Mitchell, Mölzer, Moraes, Morgan, Morgantini, Mote, Mulder, Musacchio, Muscardini, Muscat, Musotto, Musumeci, Myller, Napoletano, Nattrass, Navarro, Newton-Dunn, Nicholson, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Öger, Özdemir, Olajos, Ó Neachtain, Onesta, Ortuondo Larrea, Ouzký, Paasilinna, Paleckis, Panayotopoulos-Cassiotou, Parish, Pflüger, Piecyk, Pieper, Pīks, Pinior, Piotrowski, Pleštinská, Podestà, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Prets, Purvis, Queiró, Radwan, Rasmussen, Reynaud, Resetarits, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Rogalski, Roithová, Romagnoli, Romeva i Rueda, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Rübig, Rühle, Rutowicz, Ryan, Sacconi, Sakalas, Salafranca Sánchez-Neyra, Samuelsen, Sánchez Presedo, dos Santos, Sartori, Savary, Savi, Scheele, Schenardi, Schlyter, Schmidt, Schnellhardt, Schöpflin, Schroedter, Seeber, Seeberg, Segelström, Seppänen, Silva Peneda, Sinnott, Sjöstedt, Skinner, Smith, Sommer, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Staes, Starkevičiūtė, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Svensson, Swoboda, Szájer, Takkula, Tannock, Tarabella, Tarand, Titley, Toubon, Trakatellis, Triantaphyllides, Turmes, Tzampazi, Uca, Ulmer, Vanhecke, Van Lancker, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Voggenhuber, Wagenknecht, Wallis, Watson, Weber H., Weber M., Weisgerber, Westlund, Whitehead, Wijkman, Wojciechowski J., Wynn, Zahradil, Zaleski, Zapałowski, Zappala', Ždanoka, Zīle, Zimmer, Zvěřina


Kindertelefoons in Europa
PDF 126kWORD 42k
Verklaring van het Europees Parlement over kindertelefoons in Europa
P6_TA(2006)0009P6_DCL(2005)0050

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 116 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de Europese Unie zich zeer inzet voor de rechten van de burgers en dus speciale aandacht moet worden geschonken aan de meest kwetsbare groepen, namelijk de kinderen,

B.   overwegende dat kindertelefoons worden beschouwd als belangrijk hulpmiddel voor kinderen en dat er in Europa in 2003 alleen al ongeveer 123.000 telefonische oproepen werden geregistreerd over misbruik van en geweld tegen minderjarigen,

C.   overwegende dat Child Helpline International (CHI) een internationaal netwerk is dat wereldwijd 72 kindertelefoons in 30 Europese landen vertegenwoordigt,

D.   overwegende dat kinderen de mogelijkheid zouden moeten hebben om met iemand over hun problemen en zorgen te praten en hulp zouden moeten krijgen bij het vinden van oplossingen,

1.  Beveelt daarom aan:

   a) dat de Europese Unie kindertelefoons steunt als belangrijk onderdeel van het kinderbeschermingssysteem en dat dit erkend wordt door de Commissie en de overheden van de lidstaten;
   b) dat er een gemeenschappelijk gratis telefoonnummer voor kindertelefoons in de EU wordt ingevoerd;
   c) dat de Europese Unie CHI steunt om een platform te zijn voor kindertelefoons in de EU, ten behoeve van samenwerking over en interventie in regionale kwesties en dat deze organisatie hiervoor financiële steun krijgt;
   d) dat netwerken die zich inzetten voor de rechten van kinderen en NGO's die ijveren voor kinderen een rol zouden spelen in beleidsontwikkeling op nationaal en Europees niveau en in aanmerking komen voor EU-financiering zoals andere instellingen voor mensenrechten;

2.   verzoekt zijn Voorzitter deze verklaring, met de namen van de ondertekenaars, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.

Namen van de ondertekenaars

Adamou, Agnoletto, Allister, Andersson, Andrejevs, Andria, Andrikienė, Angelilli, Arif, Arnaoutakis, Attard-Montalto, Attwooll, Audy, Auken, Ayala Sender, Aylward, Ayuso González, Barón Crespo, Battilocchio, Batzeli, Bauer, Beazley, Becsey, Beer, Belet, Belohorská, Beňová, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Birutis, Blokland, Bobošíková, Bösch, Bonde, Bono, Bourzai, Bowis, Bowles, Bozkurt, Braghetto, Brejc, Breyer, Březina, Budreikaitė, van Buitenen, Buitenweg, Bullmann, van den Burg, Busk, Busquin, Busuttil, Calabuig Rull, Callanan, Camre, Capoulas Santos, Carlotti, Carlshamre, Casaca, Cashman, Cavada, Cederschiöld, Christensen, Cirino Pomicino, Cocilovo, Corbett, Corbey, Correia, Coveney, Crowley, Czarnecki R., Daul, de Brún, Degutis, De Keyser, Demetriou, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Deva, De Vits, Díaz De Mera García Consuegra, Díez González, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Dobolyi, Dombrovskis, Doorn, Douay, Dover, Doyle, Drčar Murko, Duff, Duin, Duka-Zólyomi, Duquesne, Ebner, Ehler, Ek, Elles, Esteves, Estrela, Ettl, Eurlings, Evans Jillian, Evans Jonathan, Falbr, Fatuzzo, Fernandes, Fernández Martín, Ferreira A., Ferreira E., Figueiredo, Flasarová, Fontaine, Ford, Fraga Estévez, Frassoni, Freitas, Gahler, Gál, Gaľa, García Pérez, Gargani, Garriga Polledo, Gauzès, Gebhardt, Gentvilas, Geremek, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Gollnisch, Gomes, Goudin, Grabowska, Grabowski, Graefe zu Baringdorf, Grässle, de Grandes Pascual, Graça Moura, Grech, Gröner, de Groen-Kouwenhoven, Grossetête, Gruber, Guardans Cambó, Guidoni, Gurmai, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hall, Handzlik, Harangozó, Harbour, Harkin, Hassi, Hatzidakis, Haug, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Helmer, Hennicot-Schoepges, Herczog, Herranz García, Higgins, Honeyball, Hoppenstedt, Horáček, Howitt, Hudacký, Hudghton, Hughes, Hutchinson, in 't Veld, Isler Béguin, Jackson, Jäätteenmäki, Janowski, Járóka, Jarzembowski, Jensen, Joan i Marí, Jöns Jonckheer, Juknevičienė, Kacin, Kallenbach, Karatzaferis, Kasoulides, Kaufmann, Kauppi, Kelam, Kinnock, Klamt, Klich, Klinz, Korhola, Kósáné Kovács, Koterec, Krasts, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kristovskis, Kuhne, Kułakowski, Kušķis, Kusstatscher, Lambert, Lambrinidis, Landsbergis, Langendries, Laperrouze, Lax, Lehideux, Leichtfried, Leinen, Lévai, Liberadzki, Locatelli, López-Istúriz White, Ludford, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McDonald, McGuinness, McMillan-Scott, Malmström, Manders, Mann T., Markov, Martin D., Martinez, Masiel, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Mathieu, Matsakis, Mavrommatis, Meijer, Méndez de Vigo, Menéndez del Valle, Mikko, Mitchell, Moraes, Morgan, Moscovici, Mulder, Musacchio, Muscardini, Muscat, Musotto, Mussolini, Myller, Napoletano, Nattrass, Navarro, Newton-Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, van Nistelrooij, Novak, Öger, Özdemir, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Ortuondo Larrea, Oviir, Paasilinna, Pack, Paleckis, Panayotopoulos-Cassiotou, Parish, Pavilionis, Pflüger, Piecyk, Pīks, Pinior, Pistelli, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Pleštinská, Poignant, Pomés Ruiz, Prets, Prodi, Queiró, Ransdorf, Rapkay, Reynaud, Resetarits, Ribeiro e Castro, Riera Madurell, Riis-Jørgensen, Rocard, Rogalski, Roithová, Romagnoli, Romeva i Rueda, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Rühle, Rutowicz, Ryan, Sacconi, Sakalas, Salvini, Samaras, Samuelsen, Sánchez Presedo, dos Santos, Saryusz-Wolski, Scheele, Schenardi, Schlyter, Schmitt, Schröder, Schroedter, Seeberg, Segelström, Seppänen, Siekierski, Sifunakis, Silva Peneda, Sinnott, Siwiec, Sjöstedt, Skinner, Škottová, Sornosa Martínez, Staes, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stockmann, Strejček, Strož, Stubb, Sudre, Svensson, Swoboda, Szájer, Takkula, Tannock, Tarabella, Thomsen, Titley, Toia, Toubon, Trakatellis, Trautmann, Triantaphyllides, Trüpel, Turmes, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Hecke, Van Lancker, Varvitsiotis, Vaugrenard, Verges, Vergnaud, Vidal-Quadras Roca, Vincenzi, Vlasák, Wagenknecht, Weisgerber, Westlund, Whitehead, Wijkman, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Záborská, Zaleski, Zapałowski, Zatloukal, Ždanoka, Železný, Zīle, Zimmer, Zvěřina, Zwiefka

Juridische mededeling - Privacybeleid