Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2534(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0203/2006

Ingediende teksten :

B6-0203/2006

Debatten :

PV 22/03/2006 - 6

Stemmingen :

PV 23/03/2006 - 11.7

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0108

Aangenomen teksten
PDF 124kWORD 49k
Donderdag 23 maart 2006 - Brussel
Juridische beroepen en het algemeen belang van een goed functioneren van de rechtsstelsels
P6_TA(2006)0108B6-0203/2006

Resolutie van het Europees Parlement over de juridische beroepen en het algemeen belang van een goed functioneren van de rechtstelsels

Het Europees Parlement,

–   gezien de fundamentele beginselen van de VN van 7 september 1990 over de taak van advocaten,

–   gezien aanbeveling Rec (2000) 21 van 25 oktober 2000 van de Raad van Europa van 25 oktober 2000 inzake de vrije uitoefening van het beroep van advocaat,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 1994 over het beroep van notaris in de Europese Gemeenschap(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 april 2001 over vaste honoraria en verplichte tarieven voor bepaalde vrije beroepen, en met name dat van advocaat, en de bijzondere rol en positie van de vrije beroepen in de moderne samenleving(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 december 2003 over marktregulering en mededingingsvoorschriften voor de vrije beroepen(3),

–   gezien Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten(4),

–   gezien Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven(5),

–   gezien Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen(6),

–   gezien Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties(7),

–   onder verwijzing naar zijn standpunt van 16 februari 2006 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake dienstverlening op de interne markt(8),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 5 september 2005, getiteld "Professionele diensten - ruimte voor verdere hervormingen" (COM(2005)0405),

–   gezien de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie betreffende de Gemeenschapswetgeving inzake mededinging en de vrijheid van dienstverlening, onder bijzondere verwijzing naar nationale voorschriften inzake bodemprijzen voor juridische bijstand,

–   gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen erkend heeft dat:

   - de onafhankelijkheid en het ontbreken van belangenverstrengelingen, als ook beroepsgeheim en vertrouwelijkheid essentiële waarden van de vrije beroepen zijn, op grond waarvan deze als diensten van openbaar belang kunnen worden gekenmerkt;
   - regulerende bepalingen ter bescherming van essentiële waarden nodig zijn voor de correcte uitoefening van de juridische beroepen, ondanks de onvermijdelijke beperkende gevolgen voor de concurrentie die ze met zich mee kunnen brengen;
   - het beginsel van vrije dienstverlening toegepast op de juridische beroepen beoogt te bevorderen dat de nationale markten open worden gesteld doordat aan dienstverleners en cliënten de mogelijkheid wordt geboden ten volle te profiteren van de interne markt van de Gemeenschap,

B.   overwegende dat een hervorming van de juridische beroepen verreikende gevolgen heeft op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en meer in het algemeen de bescherming van de rechtsstaat in de Europese Unie, die veel verder gaan dan overwegingen van mededingingsrecht,

C.   overwegende dat in de fundamentele beginselen van de VN van 7 september 1990 inzake de positie van advocaten bepaald wordt dat:

   - advocaten het recht hebben om voor zichzelf besturende beroepsorganisaties op te richten, of zich daarbij aan te sluiten, ten einde hun belangen te vertegenwoordigen, hun voortgezette opleiding en training te bevorderen en hun professionele integriteit te beschermen; dat het bestuur van deze beroepsorganisaties door hun leden wordt verkozen en zijn taken moet kunnen uitoefenen zonder inmenging van buitenaf;
   - beroepsverenigingen van advocaten een essentiële rol spelen bij het hoog houden van de professionele en ethische normen en de bescherming van hun leden tegen gerechtelijke vervolging en ongepaste beperkingen en belemmeringen, alsook het verstrekken van juridische diensten aan allen die dat nodig hebben en het nastreven, in samenwerking met regeringsinstellingen en andere instanties, van de doeleinden van gerechtigheid en het openbaar belang;
   - disciplinaire procedures tegen advocaten ofwel voor een onpartijdige tuchtcommissie dienen gebracht, die is samengesteld uit leden van het juridisch beroep, ofwel voor een onafhankelijke reglementaire autoriteit of voor een rechtbank, en onderworpen moeten zijn aan een onafhankelijk juridisch toezicht,

D.   overwegende dat voor een toereikende bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden waarop alle personen recht hebben, of het nu gaat om economische, sociale, culturele, burgerlijke of politieke rechten, vereist is dat eenieder een daadwerkelijke toegang heeft tot juridische bijstand, verstrekt door een onafhankelijke advocatuur,

E.   overwegende dat de plicht van beoefenaars van juridische beroepen om onafhankelijk te blijven, belangenconflicten te vermijden en het beroepsgeheim te eerbiedigen met name in het gedrang komt als deze personen gemachtigd worden hun beroep uit te oefenen binnen een organisatie die niet-juristen in staat stelt de uitoefening van of deelname in de controle over de organisatie te hebben via kapitaalinvesteringen of op een andere manier, of in het geval van multidisciplinaire partnerschappen met beroepsbeoefenaars die niet door vergelijkbare beroepsverplichtingen zijn gebonden,

F.   overwegende dat niet-gereguleerde prijsconcurrentie tussen beoefenaars van juridische beroepen die leidt tot vermindering van de kwaliteit van de verleende dienst in het nadeel van de consument is,

G.   overwegende dat de markt voor juridische diensten gekenmerkt wordt door een asymmetrisch niveau van informatie tussen juristen en consumenten, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, daar deze laatsten niet over de nodige criteria beschikken om de kwaliteit van de geleverde diensten te kunnen beoordelen,

H.   overwegende dat met het oog op een goed ethisch gedrag, handhaving van de vertrouwelijkheid tegenover de cliënten en een hoog niveau van gespecialiseerde kennis van de juristen de invoering vereist is van zelfreguleringsmechanismen, zoals die thans door organisaties van juridische beroepsbeoefenaars en ordes van advocaten worden gewaarborgd,

I.   overwegende dat civielrechtelijke notarissen door de lidstaten als openbare functionarissen benoemd worden, wier taken de opstelling omvatten van officiële documenten die een bijzondere waarde als bewijsmateriaal bezitten en onmiddellijke rechtskracht hebben,

J.   overwegende dat civielrechtelijke notarissen, die namens de staat een groot aantal taken op het gebied van onderzoek en controle vervullen in kwesties met betrekking tot de buitengerechtelijke rechtsbescherming, voornamelijk in het kader van het vennootschapsrecht en in sommige gevallen in dat van het communautaire recht, in het kader van deze taken onderworpen zijn aan een disciplinair toezicht van de betrokken lidstaat, vergelijkbaar met het toezicht van toepassing op rechters en overheidsbeambten,

K.   overwegende dat de gedeeltelijke delegatie van staatsmacht een origineel element is, dat inherent is aan de uitoefening van het beroep van een civielrechtelijk notaris, en dat deze delegatie gewoonlijk ook op regelmatige basis wordt uitgeoefend en een groot deel van de taken van een dergelijke notaris uitmaakt,

1.   erkent ten volle de essentiële rol die de juridische beroepen in een democratische samenleving vervullen bij het garanderen van de naleving van de fundamentele rechten, de rechtsstaat en de veilige toepassing van de wet, wanneer advocaten hun cliënten in de rechtszaal vertegenwoordigen en verdedigen, en ook wanneer zij hun cliënten rechtsadvies verstrekken;

2.   bevestigt de standpunten die het heeft ingenomen in zijn resoluties van 18 januari 1994 en 5 april 2001 en zijn standpunt van 16 december 2003;

3.   geeft zich rekenschap van de hoge kwalificaties die vereist zijn voor toegang tot de juridische beroepen, de noodzaak tot bescherming van deze kwalificaties, die in het belang van de Europese burger het juridisch beroep kenmerken, en de noodzaak om een specifieke vertrouwensrelatie tot stand te brengen tussen de beoefenaars van een juridische beroep en hun cliënten;

4.   bevestigt het belang van regels noodzakelijk om de onafhankelijkheid, competentie, integriteit en verantwoordelijkheid van alle beoefenaars van juridische beroepen te verzekeren, ten einde de kwaliteit van de juridische dienstverlening te verzekeren, zulks in het belang van de cliënten en de samenleving in haar geheel, en is van oordeel dat deze regels ook nodig zijn om het openbaar belang te handhaven;

5.   is tevreden over het feit dat de Commissie erkent dat hervormingen het best op nationaal niveau kunnen worden doorgevoerd en dat de autoriteiten van de lidstaten, en met name de juridische instanties, het best geplaatst zijn om de regels te definiëren die op de juridische beroepen van toepassing zijn;

6.   herinnert eraan dat het Hof van Justitie een beoordelingsmarge heeft erkend voor de nationale wetgever en voor de beroepsorganisaties en -instanties bij het nemen van besluiten over wat gepast en noodzakelijk is om de juiste uitoefening van de juridische beroepen in een lidstaat te beschermen;

7.   merkt op dat elk type activiteit van een beroepsorganisatie afzonderlijk moet worden bekeken, zodat concurrentievoorschriften op zo'n vereniging alleen toepasselijk zijn, voor zover deze uitsluitend in het belang van haar leden optreedt en niet in het algemeen belang;

8.   herinnert de Commissie eraan dat het doel van de regulering voor juridische beroepen is de bescherming van het algemene publiek, garantie van het recht op verdediging en toegang tot de rechtspraak, en veiligheid bij de toepassing van het recht, en dat deze om die redenen deze regulering niet zorgvuldig kan worden afgestemd op de mate van juridische onderlegdheid van de cliënt;

9.   spoort de beroepsorganisaties, organisaties en verenigingen van juridische beroepen aan om gedragscodes op Europees vlak op te stellen, welke regels moeten bevatten met betrekking tot de organisatie, kwalificaties, beroepsethiek, supervisie, betrouwbaarheid en communicatie, ten einde te verzekeren dat de nodige garanties worden geboden aan de eindgebruikers van juridische diensten op het punt van integriteit en ervaring en dat een justitiebeheer verzekerd is;

10.   verzoekt de Commissie rekening te houden met de specifieke rol van de juridische beroepen in een maatschappij waar het rechtsstaatbeginsel geldt, en een grondige analyse uit te voeren naar de wijze waarop markten voor juridische diensten functioneren als de Commissie het beginsel "minder regelgeving - betere regelgeving" hanteert;

11.   verzoekt de Commissie om de concurrentieregels, voorzover deze toepasbaar zijn, toe te passen in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie;

12.   is van oordeel dat overwegingen van openbaar belang, die de voorrang dienen te krijgen boven de mededingingsbeginselen van de EU, gevonden kunnen worden in het rechtsbestel van de lidstaat, waarin de reglementering wordt toegepast of effectief is, en dat er niet zoiets bestaat als een communautair openbaar belang, hoe dat ook wordt gedefinieerd;

13.   verzoekt de Commissie om de mededingingswetgeving van de EU niet toe te passen op kwesties die uit hoofde van het constitutionele kader van de EU overgelaten worden aan de jurisdictie van de lidstaten, zoals toegang tot de rechtspraak, wat ook kwesties betreft als de tabellen van honoraria die door de rechtbanken worden toegepast op de betaling van honoraria van advocaten;

14.   benadrukt dat de vroeger bestaande hindernissen met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening door personen met juridische beroepen in theorie op doeltreffende wijze zijn verwijderd door de Richtlijnen 77/249/EEG, 98/5/EG en 2005/36/EG, maar stelt vast dat de beoordeling pas over twee jaar plaatsvindt en kijkt met belangstelling uit naar de grondige evaluatie;

15.   is van oordeel dat tabellen voor honoraria of andere verplichte tarieven voor advocaten en beoefenaars van juridische beroepen, zelfs voor diensten buiten de rechtbank om, niet in strijd zijn met de artikelen 10 en 81 van het Verdrag, mits de vaststelling ervan wordt gerechtvaardigd door een legitiem algemeen belang en de lidstaten actief toezicht houden op de participatie van particuliere actoren in het besluitvormingsproces;

16.   is van oordeel dat op grond van artikel 49 van het Verdrag en Richtlijnen 2005/36/EG en 77/249/EEG het beginsel kan worden toegepast dat het aan het land van bestemming is om de honorariatrappen en verplichte tarieven voor advocaten en andere juridische beroepsbeoefenaren vast te stellen;

17.   is van oordeel dat artikel 45 van het Verdrag ten volle toepasselijk is op het beroep van civielrechtelijke notaris als dusdanig;

18.   doet een beroep op de Commissie om nauwgezet rekening te houden met de in deze resolutie tot uitdrukking gebrachte principes en bezorgdheden, wanneer zij de regels onderzoekt die van toepassing zijn op de uitoefening van de juridische beroepen in de lidstaten;

19.   moedigt beroepsorganisaties ertoe aan hun activiteiten op het gebied van rechtshulp te blijven ontwikkelen, teneinde te waarborgen dat eenieder recht op juridisch advies en rechtsbijstand heeft;

20.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.

(1) PB C 44 van 14.2.1994, blz. 36.
(2) PB C 21 E van 24.1.2002, blz. 364.
(3) PB C 91 E van 15.4.2004, blz. 126.
(4) PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17.
(5) PB L 77 van 14.3.1998, blz. 36.
(6) PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41.
(7) PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0061.

Juridische mededeling - Privacybeleid