Resolutie van het Europees Parlement over de strategie voor vereenvoudiging van de regelgeving (2006/2006(INI))
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 oktober 2000 over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad: "De wetgeving verbeteren 1998 - Een gedeelde verantwoordelijkheid" en "De wetgeving verbeteren 1999"(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 november 2001 over het Witboek van de Commissie over Europese governance(2),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 april 2003 over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2000" en over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2001"(3),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 februari 2004 over het verslag van de Commissie "Een betere wetgeving 2002"(4),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2004 over de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van de communautaire regelgeving(5),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 april 2004 over de toetsing van de impact van de communautaire regelgeving en de raadplegingsprocedures(6),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie constitutionele zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0080/2006),
A. overwegende dat vereenvoudiging van het wetgevend kader en waarborging van de duidelijkheid, doeltreffendheid en kwaliteit van zowel bestaande als toekomstige wetgeving essentiële voorwaarden zijn om de doelstelling van een "betere regelgeving" te bereiken, die een prioriteit vormt voor de Unie in het kader van de bevordering van economische groei en werkgelegenheid,
B. gezien de in het interinstitutioneel akkoord van 16 december 2003 inzake beter wegeven(7) vastgestelde verplichtingen en doelstellingen, met name diegene die erop gericht zijn de communautaire wetgeving te vereenvoudigen en de kwantitatieve omvang daarvan te beperken, en diegene die betrekking hebben op het effect van de communautaire wetgeving in de lidstaten,
C. overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 25 oktober 2005 onder de titel "Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap : een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving" (COM(2005)0535) de vereenvoudiging terecht niet als een afzonderlijke wetgevende techniek voorstelt naast de codificatie, herschikking of gewone intrekking van regelgevende teksten maar als een algemene methode die al die werkwijzen omvat en bestemd is om de communautaire en nationale regels gemakkelijker toepasbaar en daardoor ook minder geldverslindend te maken,
D. overwegende dat deze methode voor de Commissie, de Raad en het Europees Parlement een werktuig ter bereiking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon is,
E. overwegende dat een dergelijke methode een nauw partnerschap op de eerste plaats tussen de Europese instellingen onderling en vervolgens tussen de Europese instellingen en de autoriteiten van de lidstaten veronderstelt,
F. gezien de niet aflatende inspanningen van de Commissie, de Raad en het Parlement van de afgelopen jaren om instrumenten ter vereenvoudiging van de wetgeving te ontwikkelen, te definiëren en de toepassing ervan te verbeteren,
G. overwegende dat de vereenvoudigingspogingen die sinds de aanvatting van het tweede vereenvoudigingsprogramma in februari 2003, aansluitend op de mededeling van de Commissie "Modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire" (COM(2003)0071, 11 februari 2003), ondernomen zijn, zeer verschillend van aard en omvang geweest zijn, van herziening van bepaalde richtlijnen tot omwerking van de regelgeving voor een heel beleidsterrein in zijn geheel, zodat de procedurele benaderingswijze moeilijk eenvormig te maken is,
H. gezien de bij de tenuitvoerlegging van de interinstitutionele akkoorden van 20 december 1994(8) inzake codificatie en van 28 november 2001(9) inzake herschikking van de Europese wetgeving opgedane ervaringen, en overwegende dat deze instrumenten van essentieel belang zijn om te kunnen komen tot een vereenvoudiging van het communautair acquis,
I. overwegende dat sedert de inwerkingtreding van het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking slechts 12 voorstellen tot herschikking zijn ingediend, waarvan er 2 uiteindelijk hebben geleid tot publicatie van de daaruit resulterende wetgevingsbesluiten, 2 werden ingetrokken en 8 nog hangende zijn; en overwegende dat er weliswaar tegen de 2400 'families' wetgevingsbesluiten bestaan die voor codificatie in aanmerking zouden kunnen komen, maar dat tot op heden slechts 49 voorstellen dienaangaande zijn ingediend bij het Parlement;
J. overwegende dat het "Lopend programma voor vereenvoudiging", dat in bijlage 2 van de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 2005 is opgenomen, dertig voorstellen bevat die moeilijk te plaatsen zijn omdat ze in algemene termen handelen over gevallen voor "aanpassing", "herziening", "modernisering", "vereenvoudiging" en dergelijke;
1. steunt krachtig het proces van de vereenvoudiging van de regelgeving van de Unie, alsmede de doelstelling ervoor te zorgen dat deze regelgeving passend, eenvoudig en effectief is; benadrukt evenwel dat ten aanzien van dit proces aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan:
a)
volledige betrokkenheid van het Europees Parlement zowel bij het interinstitutionele debat over vereenvoudiging als, in zijn hoedanigheid van medewetgever, bij de goedkeuring van de wetgeving waarop de vereenvoudigingsprocedure betrekking heeft;
b)
ruime en transparante raadpleging van alle belanghebbenden, dus niet alleen lidstaten en bedrijven, maar ook niet-gouvernementele organisaties;
c)
meer algemene transparantie van het regelgevingsproces, in het bijzonder door de Raadsbesprekingen open te stellen voor het publiek, wanneer de Raad bijeenkomt in zijn hoedanigheid van wetgever;
2. moedigt de Commissie aan om, gesteund door het interinstitutioneel akkoord inzake beter wetgeven, specifiek gerichte en weldoordachte wetgeving aan te nemen waarvan de effecten kunnen worden voorzien en die zullen bijdragen tot het creëren van gunstige voorwaarden om groei en werkgelegenheid te bevorderen door onnodige administratieve kosten en procedures te verminderen, obstakels die aanpassing en innovatie in de weg staan te verwijderen en in het algemeen te zorgen voor rechtszekerheid,
3. is verheugd over de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 2005 over haar toezegging te zullen komen met een programma ter vereenvoudiging van wetgevingsbesluiten, en over de uitgestippelde methoden en doelstellingen voor het verwezenlijken van dat programma;
4. is verheugd over het feit dat de Commissie voornemens is omvangrijke vereenvoudigingsinitiatieven op te nemen in haar jaarlijkse wetgevingsprogramma's en over het feit dat de Commissie aanvullende voorstellen zal indienen die verschillende sectoren van de economie van de Gemeenschap zullen bestrijken; benadrukt het belang van nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie om na te gaan welke wetgeving moet worden vereenvoudigd;
5. is tevreden met de intentie onnodige belasting van het MKB te verminderen en het gebruik van informatietechnologie te intensiveren; is van mening dat een van de doelstellingen van de vereenvoudiging van de regelgeving van de Unie moet zijn de regelgeving eenvoudiger en effectiever te maken, en op die manier meer gericht op de gebruiker;
6. is van mening dat het vereenvoudigingsproces in geen geval mag leiden tot een verlaging van de normen waarin de bestaande wetgeving voorziet; waarschuwt bijvoorbeeld dan ook voor een al te strikte en louter financieel of bestuurlijk georiënteerde analyse van de kosten en baten van de beoogde wetgeving; is ervan overtuigd dat bij elke in het kader van een vereenvoudigingsstrategie op te maken evaluatie in gelijke mate rekening moet worden gehouden met de economische, maatschappelijke, milieu- en gezondheidsaspecten die daaraan zijn verbonden, en dat een dergelijke operatie niet alleen maar door kortetermijnmotieven mag zijn ingegeven;
7. verzoekt de Commissie bij voorrang aandacht te besteden aan de vereenvoudiging van verordeningen; richtlijnen dienen slechts in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen te worden vereenvoudigd, voorzover zij niet handelen over zeer gevoelige aangelegenheden en niet via moeizame compromissen tot stand zijn gekomen, zoals bij het communautaire vennootschapsrecht;
8. stelt vast dat het 'slaagpercentage' van de vereenvoudigingsinitiatieven sinds 2003 niet teleurstelt en dat de gemiddelde duur van de procedures in vergelijking met de ingewikkeldheid van de materies niet overdreven is; stelt niettemin vast dat de vereenvoudigingsinitiatieven die sindsdien aangevat zijn, zeer beperkt in aantal zijn en dat de doelstellingen voor een beperking van de omvang van het communautair acquis, die aanvankelijk vastgelegd waren, nog lang niet bereikt zijn;
9. is van oordeel dat de intrekking van irrelevante en achterhaalde wetgeving hoogste prioriteit moet krijgen en dat de Commissie hieraan onverwijld moet voldoen; is echter van oordeel dat, wanneer bepaalde wetgeving om deze redenen wordt ingetrokken, tegelijk een communautair wetgevingsbesluit moet worden vastgesteld waarmee wordt voorkomen dat de lidstaten aangelegenheden gaan reguleren die op communautair niveau zijn gedereguleerd;
10. onderlijnt dat, voorzover er sprake van overreglementering van een aantal beleidsterreinen is, de toestand grotendeels aan de wetgevende activiteiten van de lidstaten te wijten is, en dat bijgevolg, als er Europese regels ingetrokken worden, die intrekking gevolgd moet worden door afschaffing van de overeenkomstige nationale bepalingen;
11. stelt voor dat de Commissie een voortdurende controle uitoefent op eventuele nationale wetgeving die van kracht blijft nadat de daaraan ten grondslag liggende communautaire wetgeving is ingetrokken; is van oordeel dat de Commissie gepaste herzieningsclausules dient op te nemen in haar voorstellen;
12. beschouwt codificatie en herschikking als elementaire middelen ter vereenvoudiging van het acquis communautaire en dringt erop aan deze middelen op grotere schaal in te zetten; is overtuigd dat herschikking slechts in beperkte mate is toegepast en dat dit te wijten is aan het gebrek aan interesse vanwege de Commissie en aan het feit dat het Reglement van het Europees Parlement niet nauw genoeg aansluit bij het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking;
13. steunt de codificatie van het acquis communitaire, maar is sceptisch aangaande een volledige herschikking, aangezien deze tot uiteenlopende interpretaties tussen de EU-instellingen zou kunnen leiden; waarschuwt dat de vereenvoudiging er niet toe mag leiden dat het acquis zonder democratische controle wordt herschreven;
14. juicht de tot nu toe door codificatie van de communautaire wetgeving behaalde resultaten toe en hoopt dat de betrokken eenheden van de Commissie nieuwe, ambitieuzere codificatievoorstellen zullen opstellen die zich ook tot beleidsgebieden uitstrekken die tot nu toe buiten beschouwing zijn gebleven, met name ondernemingsrecht, intellectuele eigendom en consumentenbescherming;
15. is van oordeel dat, indien bij de instellingen de wens bestaat de wetgeving te vereenvoudigen en dit door middel van herschikkingte doen, het interinstitutioneel akkoord inzake herschikkingsystematischer moet worden toegepast;
16. gaat ervan uit dat het Europees Parlement en de Raad, ter wille van een doeltreffende herschikking, er principieel van moeten afzien de gecodificeerde delen van wetgevingsbesluiten te wijzigen; is overtuigd dat, indien de instellingen werkelijk de wens hebben de wetgeving te vereenvoudigen en dit door middel van herschikking te doen, de gecodificeerde delen van een wetgevingsbesluit moeten worden onderworpen aan de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord inzake codificatie; erkent evenwel dat er een speciale procedure dient te komen om het gecodificeerde gedeelte te kunnen wijzigen wanneer dit van cruciaal belang is om dit gedeelte met het te wijzigen deel in overeenstemming te brengen of het hierop te laten aansluiten;
17. is van oordeel dat het zinvol zou zijn wanneer de instellingen zouden onderzoeken of naast codificatie en herschikking een derde procedure moet worden ingevoerd teneinde te voorzien in de meest geschikte instrumenten voor het vereenvoudigen van de communautaire wetgevingsbesluiten; meent evenwel dat tot op heden in die gevallen waarin de Commissie algemene vereenvoudigingsvoorstellen heeft gedaan die niet kunnen worden ingedeeld bij intrekkingen, codificaties of herschikkingen, het Europees Parlement enkel de gewone procedure kan starten en bijgevolg punt 36 van het interinstitutioneel akkoord inzake beter wetgeven niet kan worden toegepast;
18. is van oordeel dat het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking de procedure dient uit te stippelen die moet worden gevolgd wanneer het tijdens een wetgevingsprocedure noodzakelijk blijkt de gecodificeerde gedeelten van het betreffende wetgevingsbesluit te wijzigen;
19. roept de Commissie op om, onder inachtneming van de bovenstaande richtsnoeren, onverwijld een voorstel in te dienen over een herschikking van de interinstitutionele akkoorden met betrekking tot de kwaliteit van de EU-wetgeving;
20. verklaart zich bereid om sterker bij te dragen tot de vereenvoudigingspogingen die door de drie instellingen samen ondernomen moeten worden om de operatie vereenvoudiging weer op gang te trekken;
21. verbindt er zich van zijn kant toe om na te denken over verbetering van zijn eigen procedures en interne wetgevende technieken om de vereenvoudigingen te bespoedigen, met inachtneming van de procedures die door het primair recht voorgeschreven zijn, in dit geval het EG-Verdrag;
22. verzoekt de Commissie constitutionele zaken te bepalen welke wijzigingen aan het Reglement kunnen worden aangebracht om het mogelijk te maken het akkoord inzake herschikking daadwerkelijk ten uitvoer te leggen, vooral met het oog op een bredere toepassing van de in het Reglement vastgestelde vereenvoudigde procedures;
23. onderstreept dat de traditionele wetgevingsinstrumenten het gangbare middel moeten blijven om de in de Verdragen vastgelegde doelstellingen te bereiken; is van mening dat alternatieve methoden van regelgeving, zoals co-regulering en zelfregulering, een zinvolle aanvulling kunnen vormen op wetgevingsmaatregelen, voor zover die methoden de resultaten van de wetgeving evenwaardig of meer verbeteren; onderstreept dat de toepassing van alternatieve methoden van regelgeving in ieder geval in overeenstemming moet zijn met het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven"; wijst erop dat de Commissie de voorwaarden en grenzen moet bepalen waaraan de partijen bij de toepassing van die praktijken gehouden zijn, en dat deze in elk geval alleen dienen te worden gebruikt onder toezicht van de Commissie en onverminderd het recht van het Parlement, de toepassing ervan af te keuren;
24. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de vraag in hoeverre de als een vorm van coregulering opgezette standaardiseringspraktijk die momenteel gangbaar is, voldoet aan de vereisten van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven", alsmede aan die van artikel 6 van het EG-Verdrag;
25. is van mening dat standaardisering dreigt te leiden tot minder transparantie en minder verantwoordingsplicht, aangezien de gekozen vertegenwoordigers niet meer bij de besluitvorming worden betrokken en de inspraak van niet-gouvernementele organisaties en andere belanghebbende partijen niet meer in gelijke mate is gegarandeerd; is derhalve van mening dat standaardisering strikt beperkt moet blijven tot louter technische harmonisatiemaatregelen;
26. verwondert zich over het feit dat de hervorming van het huidig systeem van delegatie van de regelgevende functie (het systeem-"comitologie") in de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 2005 alleen maar in het kort en in het voorbijgaan ter sprake komt in punt 3 letter d, in fine, terwijl die hervorming het afgeleid Europees recht aanzienlijk kan helpen vereenvoudigen door de Commissie de mogelijkheid te geven om uitvoeringsbepalingen aan te nemen met procedures die vlugger verlopen;
27. is van mening dat de wetgever ook tot vereenvoudiging kan bijdragen via een akkoord over minder gedetailleerde wetsbesluiten en door een beroep te doen op een ruimere waaier van uitvoeringsmaatregelen van de Commissie, op voorwaarde dat effectieve controle op de inhoud van deze uitvoeringsmaatregelen door de wetgever is gewaarborgd;
28. wijst er in dit verband eens te meer op dat voor toepassing van de zgn. "comitéprocedure" een complete herziening nodig is van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10), en wel om
a)
meer openheid te waarborgen,
b)
ervoor te zorgen dat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden beperkt blijven tot niet-essentiële of uitvoerende bepalingen en dat het doel, de inhoud, de draagwijdte en de duur van de gedelegeerde bevoegdheden duidelijk worden omschreven, ook met betrekking tot eventuele "sunset-clausules",
c)
formele gelijkheid te garanderen tussen de aan het Europees Parlement en de Raad toegekende besluitvormingsbevoegdheden ten aanzien van dergelijke maatregelen middels toepassing van terugverwijzingsmechanismen;
29. neemt nota van de lijst van acties in het lopend programma voor vereenvoudiging van de Commissie en zal in het raam van het komende wetgevingsproces actief meewerken om de doelstelling te halen dat de daar genoemde wetgeving wordt vereenvoudigd, als dit wenselijk is;
30. verwacht dat de diverse herschikkings- en herzieningsvoorstellen van de Commissie zullen bijdragen tot een verhoging van de economische en sociale ontwikkeling van de Unie in het kader van het beleid inzake duurzame ontwikkeling, alsmede van het peil van de bescherming van de gezondheid van burgers en van de kwaliteit van hun leefmilieu, overeenkomstig de doelstellingen neergelegd in artikel 2 van het EG-Verdrag;
31. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.