Resolutie van het Europees Parlement over strategieën en middelen voor de integratie van immigranten in de Europese Unie (2006/2056(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 1 september 2005, getiteld "Een gemeenschappelijke agenda voor integratie - Kader voor de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese Unie" (COM(2005)0389),
– gelet op artikel 13 van het EG-Verdrag,
– gezien het EG-Verdrag dat de Gemeenschap bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van immigratie en asiel verleent en met name gelet op artikel 63, lid 3, letter a) van dat Verdrag,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001, van de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 en van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003, die het belang benadrukken om samenwerking en uitwisseling van informatie te ontwikkelen binnen het kader van het recent opgerichte netwerk van nationale contactpunten voor integratie met het oog op in het bijzonder de versterking van de coördinatie van het relevant beleid op nationaal niveau en op het niveau van de EU,
– gezien het op 4 november 2004 door de Europese Raad aangenomen Haags Programma, waarin de doelstellingen worden bepaald die op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de periode 2005-2010 ten uitvoer moeten worden gelegd,
– gezien de informele ministeriële bijeenkomst in Groningen op 9 november 2004, waar de voor het integratiebeleid verantwoordelijke ministers voor het eerst bij elkaar kwamen,
– gezien de gemeenschappelijke basisbeginselen voor het beleid inzake de integratie van immigranten in de Europese Unie die op 19 november 2004 door de Raad van de Europese Unie zijn aangenomen(1),
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met name gelet op artikel 18, 20, 21 en 22 daarvan,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0190/2006),
A. overwegende dat de integratie van immigranten een uitdaging is waar de EU al eerder raad mee wist; overwegende dat een kwarteeuw geleden de meesten van de immigranten in de EU Zuid-Europeanen waren; overwegende dat vandaag de dag Zuid-Europa een welvarend deel van de Unie is en dat de burgers van dat gebied niet langer worden gezien als immigranten, hoewel ze destijds door velen werden gezien als vreemdelingen die niet in staat waren tot integratie; overwegende dat de toetreding van hun landen van herkomst tot de Unie de EU als geheel sterker heeft gemaakt; overwegende dat de burgers van de nieuwe lidstaten nu op dezelfde manier ook volwaardige EU-burgers zijn,
B. overwegende dat de Unie nu te maken heeft met een integratie-uitdaging van een andere soort, omdat er nu niet langer vanuit kan worden gegaan dat de meeste immigranten uiteindelijk door de toetreding van hun landen van herkomst in de Unie zullen integreren,
C. overwegende dat het aantal immigranten in de EU op 40 miljoen wordt geschat en dat hun nakomelingen in totaal met nog miljoenen meer zijn; overwegende dat deze groeiende bevolking buitengewoon divers is, maar met vergelijkbare problemen kampt: hun arbeidsparticipatie ligt ver onder het gemiddelde en hun slaagpercentages op school zijn aanzienlijk lager; overwegende dat zij op alle regeringsniveaus politiek ondervertegenwoordigd zijn, ook in de politieke partijen in de lidstaten en in Europese instellingen,
D. overwegende, echter, dat deze meer dan 40 miljoen immigranten kunnen worden beschouwd als de 26e (en qua bevolkingsaantal op vier na grootste) lidstaat van de EU en dat de bezorgdheid en inspanningen van de EU om deze bevolking te integreren even groot moeten zijn als het engagement van de EU om toetredingslanden te integreren; dat de Unie zeer weinig middelen heeft ingezet om deze integratie-uitdaging met succes aan te gaan en dat het mislukken ervan de EU in sociaal, economisch en politiek opzicht zou ondermijnen; overwegende dat er niet alleen langetermijnfinanciering moet worden toegewezen aan het nieuwe Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (COM(2005)0123), maar dat er ook voor moet worden gezorgd dat de desbetreffende DG's van de Commissie een gedeelte van hun financiering oormerken voor het integratiebeleid van de EU,
E. overwegende dat het engagement van de EU voor integratie lange tijd is achtergebleven door het wijdverspreide idee dat "integratie plaatselijk is"; overwegende dat integratie ook globale consequenties heeft, vooral wanneer deze mislukt, aangezien het mislukken van een succesvolle tenuitvoerlegging van het integratiebeleid door individuele lidstaten negatieve gevolgen kan hebben voor de Unie als geheel, bijvoorbeeld:
-
ondertewerkstelling van immigranten verzwakt de economie van de gehele EU en frustreert de verwezenlijking van de Lissabon-agenda;
-
de hoog- en laaggeschoolde arbeidskrachten die de EU nodig heeft, kunnen door de ongastvrije benadering die zij in Europa soms ondervinden in de zwarte economie of in de armen van de economische concurrenten van de EU worden gedreven;
-
door het gebrek aan een doeltreffend integratiebeleid kan een negatief beeld van immigranten ontstaan en kan het immigratiebeleid een defensief karakter krijgen;
-
de angst van burgers kan leiden tot ondermijning van de eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder ook de rechten van personen die tot een minderheid behoren;
-
de beeldvorming en de vooroordelen met betrekking tot niet-geïntegreerde immigranten kunnen een succesvolle uitbreiding van de Unie ondermijnen,
F. overwegende dat het welslagen van integratie de economie van de Unie ten opzichte van de internationale concurrentie zal versterken; overwegende dat de Unie, ermee rekening houdend dat brain drain moet worden voorkomen, hierdoor arbeidskrachten en ondernemers zal aantrekken die haar economieën nodig hebben, evenals wetenschappers en studenten die aan de basis van haar innovatievermogen staan; overwegende dat de Europese steden hierdoor veiliger en de gemeenschappen sterker zullen zijn als een gericht, consequent en adequaat integratiebeleid wordt toegepast; overwegende dat de neiging tot rassenhaat hierdoor zal afnemen en het respect voor de grondrechten van eenieder zal worden versterkt; overwegende dat de positie van Europa in de wereld zal worden verbeterd,
G. overwegende dat de rol van de lokale, regionale en nationale autoriteiten van essentieel belang is; deze hebben verantwoordelijkheden in onder meer het domein stedenbouwkunde, huisvesting en onderwijs die directe gevolgen hebben voor het integratieproces; dringt er bij deze autoriteiten op aan hun deelname aan het Europese debat te verbeteren; benadrukt de belangrijke steun van de EU aan op die niveaus genomen initiatieven via de structurele communautaire fondsen,
H. overwegende dat niet zoiets bestaat als een eenduidige oplossing voor succesvolle integratie in de EU; overwegende dat plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten (en in het bijzonder stedelijke centra, waar de meerderheid van de migranten woont) over de mogelijkheden en fondsen zouden moeten beschikken om welomschreven integratiemaatregelen te bepalen en ten uitvoer te leggen en dat de lidstaten en de Unie zich moeten beijveren om integratiestrategieën te ontwikkelen en de doeltreffendheid en om resultaten van deze integratiemaatregelen op een actievere en doeltreffendere manier te controleren, waarmee zij zorgen voor de tenuitvoerlegging van integratiestrategieën waarvan de resultaten de gemeenschappelijke belangen van de Unie bevorderen, en met het oog hierop moet de Commissie het voorgestelde onderzoek uitvoeren om de niveaus van deelname en integratie in de hele EU in kaart te brengen;
I. overwegende dat integratie een "tweerichtingsproces" is dat zowel de bereidheid veronderstelt van de immigranten en hun verantwoordelijkheid om zich in de gastmaatschappij te integreren als de bereidheid van de burgers om migranten te aanvaarden en in hun midden op te nemen, evenals geïntegreerde acties inhoudt om het gedrag van zowel immigranten als ontvangende gemeenschappen op alle relevante niveaus te beïnvloeden en om aan beide zijden middelen te mobiliseren teneinde beleidsonderdelen ten uitvoer te leggen; overwegende dat dit tweerichtingsproces een wederzijds engagement impliceert, bestaande uit rechten en plichten, zowel voor de ontvangende maatschappij als voor de immigranten;
J. overwegende dat de prioriteiten die de EU-acties in de praktijk sturen, de volgende zaken moeten omvatten:
-
de werkgelegenheidsvooruitzichten van immigranten verbeteren en de werkgelegenheidskloof met de gastbevolking kleiner maken, mede door het aanbieden van adequate voorlichtings- en opleidingsprogramma's door overheden en sociale partners, alsmede de erkenning van scholings- en beroepskwalificaties van immigranten, waarbij met name aandacht moet worden geschonken aan vrouwelijke migranten onder wie de werkloosheid vaak hoger is,
-
de onderwijs- en taalkansen voor immigranten en hun nakomelingen verbeteren, onder meer door kredieten van DG Onderwijs en cultuur van de Commissie, en zo de prestatiekloof met anderen uiteindelijk dichten, daarbij onder meer erkennende dat kinderen van immigranten die in een andere taal studeren en die zich aan nieuwe gewoonten proberen aan te passen, meer moeilijkheden kunnen ondervinden bij het leerproces dan hun schoolgenoten, wat dan weer kan leiden tot moeilijkheden bij het aanpassen aan en de integratie in de maatschappij, en eveneens erkennende dat zelfs migranten die reeds hoge diploma's hebben, zich toch ook nog moeten aanpassen aan wat in de gastmaatschappij is vereist,
-
politiek en maatschappelijk onderricht, deelname aan en vertegenwoordiging van immigranten in alle relevante gebieden van bestuur, van het maatschappelijk middenveld en van besluit- en beleidsvorming uitbreiden,
-
racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie tegen immigranten bestrijden, vooral op het werk, op school, in de huisvesting, gezondheid, in de openbare diensten, de massamedia en de politiek, en het wederzijds respect en begrip van elkaars overeenkomsten en verschillen vergroten, en de toegang bevorderen tot informatie over gelijke rechten en kansen, aangepast aan de taalkundige behoeften,
terwijl de EU-instellingen dienen te verzekeren dat hun goedbedoelde initiatieven niet eenvoudigweg veranderen in een symbolisch beleid zonder toegevoegde waarde,
K. overwegende dat de bevordering van de mensenrechten, de gelijkheid van kansen voor iedereen en de afwezigheid van discriminatie de sleutelelementen van integratie zijn; dat het voorstel om het jaar 2007 om te dopen tot Europees Jaar voor Gelijkheid van Kansen voor Iedereen en het project om van 2008 het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog te maken, grootschalige sensibilisatie-initiatieven zijn die bijdragen tot het bereiken van deze doelstellingen,
L. overwegende dat er een duidelijk verband is tussen een succesvol integratiebeleid van de EU en de pogingen van de Europese Unie om een wettelijk immigratie- en migratiebeleid te ontwikkelen; overwegende dat de eerste praktische stap de verbetering van de coördinatie dient te zijn tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toelating van immigranten en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de integratie van immigranten,
1. dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor de effectieve tenuitvoerlegging van de bestaande richtlijnen in verband met integratie en dan met name Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging(2), Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen(3), Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(4) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(5); overwegende dat veel lidstaten achterlopen bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze richtlijnen, en dat het van groot belang is dat de Commissie krachtiger toeziet op zowel de omzetting van integratiegerelateerde richtlijnen als op de doeltreffendheid van bestuurlijke praktijken waarmee de desbetreffende wetgeving in het dagelijks leven van immigranten ten uitvoer wordt gelegd;
2. is verheugd over het bovengenoemde voorstel van de Commissie om het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 in te stellen en dringt met klem aan op het gebruik van dit fonds voor de tenuitvoerlegging van zes concrete beginselen, namelijk:
a.
er moet één jaarlijks speerpunt voor de vaststelling van de uitgaven komen, zodat de Commissie in staat wordt gesteld om een kritisch expertiseniveau te bereiken, en programma's strenger te beoordelen en te evalueren en daarin te investeren; de sectoren waarop de investeringen zich zouden moeten richten zijn onder andere terugdringing van de werkgelegenheidsverschillen tussen autochtonen en immigranten, verbetering van de onderwijsprestaties van immigranten, verbetering van de onderwijs- en werkgelegenheidsvooruitzichten van vrouwen, taal- en inburgeringsprogramma's, gezondheid, huisvesting en stadsleven, en bevordering van de politieke en maatschappelijke participatie van immigranten;
b.
het Fonds moet stimulansen bieden voor initiatieven die de grootste mogelijkheden in zich dragen om in de gehele Unie in brede kring te worden toegepast;
c.
de Commissie dient jaarlijks een redelijk en vast percentage van de middelen van het Fonds te gebruiken om door onafhankelijke deskundigen evaluaties te laten uitvoeren betreffende de doeltreffendheid van de door Commissie gefinancierde programma's;
d.
wanneer deze deskundigen hebben vastgesteld dat bepaalde programma's veelbelovend zijn, moet onmiddellijk prioriteit worden gegeven aan de verspreiding en de aanpassing van de beste praktijken uit deze programma's voor toepassing in andere lidstaten;
e.
inspanningen van de lidstaten om hun integratieprogramma's te coördineren en beste praktijken uit te wisselen moeten worden ondersteund;
f.
prioriteit moet worden toegekend aan de integratie van nieuwkomers, waarbij moet worden verzekerd dat ook financiële steun wordt verleend voor programma's die zijn gericht op nakomelingen van immigranten van de tweede en derde generatie; ook programma's die tot doel hebben om vluchtelingen te helpen bij de voorbereiding van hun binnentreden en integratie in EU-samenlevingen moeten in overweging worden genomen;
3. is ingenomen met het feit dat in de hierboven vermelde mededeling van de Commissie wordt verwezen naar de gemeenschappelijke basisbeginselen; is ervan overtuigd dat deze gemeenschappelijke basisbeginselen een goed pakket van aanbevelingen vormen die het fundament moeten zijn van het integratiebeleid van de EU; betreurt dat lidstaten hebben nagelaten om de gemeenschappelijke basisbeginselen sinds de goedkeuring daarvan in 2004 op een zinvolle manier ten uitvoer te leggen; verzoekt het Finse voorzitterschap om de gemeenschappelijke basisbeginselen weer een centrale plaats op de agenda te geven, en dan met name de beginselen betreffende werkgelegenheid (3), interactie (7) en participatie (9);
4. verwelkomt het voorstel van de Commissie om een jaarlijks Integratieforum te stimuleren om de uitwisseling van beste werkwijzen te vergemakkelijken, in het bijzonder wat betreft het beleid waar de EU een beperkte rol speelt maar waar sommige lidstaten een beleid voeren dat als richtsnoer kan dienen voor andere lidstaten; is van oordeel dat met dit Forum de deelname moet worden bevorderd van de vertegenwoordigers van alle autoriteiten die te maken hebben met integratie, of dat nu plaatselijke, regionale, nationale of Europese autoriteiten zijn, evenals van immigranten zelf;
5. roept de Commissie op om in alle DG's de verantwoordelijkheden voor integratie te verduidelijken, uit te breiden en te coördineren, inclusief het reactiveren en in stand houden van een DG-overschrijdende werkgroep over integratie en het definiëren van de precieze integratieverantwoordelijkheden tussen de verschillende DG's; roept verder op tot het ondernemen van actie om het nieuwe Europese Integratiefonds en het Europees Sociaal Fonds complementair te maken;
6. is ingenomen met het feit dat de Commissie erkent dat onderzoek moet worden gedaan naar het integratiebeleid van de lidstaten en het niveau van de participatie van immigranten en dat een en ander in kaart moet worden gebracht; is van oordeel dat deze informatie een absolute voorwaarde is voor elk EU-beleid dat gericht is op bevordering van integratie in de EU en dat, wil een dergelijke inventarisatie zinvol zijn, de voorwaarden van het EU-integratiedebat moeten worden verduidelijkt, omdat alleen al het woord "integratie" zelf op een groot aantal verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd;
7. roept de Commissie op een permanente contactgroep van vertegenwoordigers van immigranten, deskundigen, NGO's en anderen op te richten om haar over alle beleidsonderdelen in verband met integratie te adviseren;
8. roept de Commissie op bijzondere nadruk te leggen op de bevordering van immigratie en diversiteit in de EU en op het ten allen tijde stroomlijnen van de integratie door middel van haar communicatiestrategie en –initiatieven; nodigt de Commissie en de lidstaten uit om informatie- en sensibilisatiecampagnes te lanceren om de migratiestromen beter te begrijpen, evenals de economische en sociale bijdrage van immigranten aan een maatschappij;
9. roept de Commissie op om strenge controlemechanismen in het leven te roepen voor de evaluatie van de integratieprogramma's in de lidstaten, ook door onafhankelijke deskundigen in te schakelen, en om een nauwgezet en praktisch tweejaarlijks verslag over migratie en integratie in te voeren:
-
waarin vooral aandacht wordt geschonken aan betrouwbare cijfers voor het meten van de prestaties van lidstaten met betrekking tot de gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie,
-
waarin een nauwkeurige en volledige rapportage door de lidstaten verplicht wordt gesteld; wanneer dergelijke gegevens niet voorhanden zijn, moeten alternatieve instrumenten worden ontwikkeld voor het verzamelen van gegevens die kunnen worden ingepast in het cijfermateriaal van het verslag,
-
waarin de rol van de Nationale Contactpunten en hun samenwerking met onafhankelijke deskundigen wordt uitgebreid,
-
waarin het Rapport van het United Nations Development Programme over Menselijke Ontwikkeling en de Europese Integratie-index als model worden gebruikt, en
-
dat op de jaarlijkse zitting van de EU-ministers van Integratie wordt uitgebracht;
10. spoort de Commissie aan om in voorkomende gevallen gemeenschappen van migranten te raadplegen bij de vaststelling en de tenuitvoerlegging van Europese steun en ontwikkelingsbeleid in hun thuislanden;
11. vraagt de Commissie om meer onderzoeks- en analyse-initiatieven, zodat kan worden achterhaald wat er werkt bij integratie en zodat op ambitieuze wijze doeltreffende inspanningen kunnen worden uitgebreid om in samenwerking met lidstaten en plaatselijke autoriteiten de beste werkwijzen te verspreiden, niet alleen via de voorgestelde website, maar met zoveel mogelijk andere redelijke middelen;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten het brede potentieel van de delegaties van de Commissie en de consulaire autoriteiten in de gehele wereld te gebruiken om te helpen bij het integreren van potentiële immigranten door hen bekend te maken met de cultuur, de geschiedenis, de taal en de civiele rechten en verantwoordelijkheden van burgers in de EU en de lidstaten;
13. benadrukt hoe belangrijk het is dat de samenstelling van het personeel van de Europese instellingen en de overheden van de lidstaten de samenstelling van de bevolkingen van de Unie en de lidstaten weerspiegelt;
14. dringt er bij de Raad op aan om volgens artikel 67, lid 2, tweede streepje van het Verdrag de passerelle-clausule te gebruiken om het Parlement medebeslissingsbevoegdheden te geven over integratie en legale migratie en stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad; is van oordeel dat het van belang is dat de leden van het Europees Parlement medebeslissingsbevoegdheid inzake het integratiebeleid hebben, omdat zij de politieke stem van de EU vertegenwoordigen, en is daarom van mening dat zij de standpunten van zowel immigranten als burgers moeten verwoorden en in het EU-wetgevingsproces gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten dragen voor het vormgeven van het integratiebeleid;
15. dringt er bij de Raad op aan om de jaarlijkse vergadering van voor integratie verantwoordelijke ministers, die in november 2004 door het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Raad in Groningen werd ingevoerd, permanent te maken;
16. verzoekt de lidstaten bij hun definitieve besluitvorming over het EU-Bureau voor de grondrechten ernstig stil te staan bij een rol voor een dergelijk bureau die erop neerkomt dat het werkt aan de bevordering van vertrouwen en goede betrekkingen binnen buurten en aan de feitelijke uitwerking van deze rol door middel van de opeenvolgende jaarlijkse programma's die het bureau volgens de plannen zal opstellen;
17. dringt er bij de Raad op aan opnieuw na te denken over het voorstel van de Commissie om de open methode van coördinatie op het integratiebeleid toe te passen; roept er in dit verband toe op het Europees Parlement bij de hele procedure te betrekken;
18. dringt er bij de Raad op aan een allesomvattende en toekomstgerichte kaderrichtlijn over legale migratie op te stellen waarbij voldoende aandacht wordt geschonken aan de noodzaak van integratie;
19. moedigt de lidstaten aan binnen hun kabinet één minister verantwoordelijk te stellen voor het toezicht op het beleid inzake de integratie van immigranten, zodat dit beleid in alle agentschappen en op alle regeringsniveaus wordt gestroomlijnd, en om na te denken over de aanstelling van een hoge commissaris voor integratie of een integratieombudsman in elke lidstaat om de tenuitvoerlegging van het beleid te coördineren, informatie aan migranten te verstrekken, klachten van migranten te behandelen en acties te ondernemen om problemen op te lossen;
20. roept elke lidstaat op te voorzien in een controle van alle regeringsagentschappen op elk niveau die verantwoordelijkheden in verband met de integratie van immigranten hebben of zouden moeten hebben;
21. verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de mogelijkheid van opneming van het vraagstuk van de integratie van onderdanen van derde landen in de toekomstige meerjarenprogramma's van het Bureau voor de grondrechten;
22. roept de lidstaten op om de politieke participatie van immigranten aan te moedigen en hun politieke en sociale uitsluiting te ontmoedigen; roept de Commissie er in dit verband toe op een wettelijke herziening uit te voeren van bestaande bepalingen die te maken hebben met het Europees burgerlijk burgerschap in de verschillende lidstaten evenals van de praktijken in de huidige lidstaten betreffende het recht van langdurige ingezetene immigranten om in de plaatselijke en gemeentelijke verkiezingen te stemmen;
23. roept de lidstaten op om transparante, menselijke, snelle en redelijke procedures op te stellen voor de toekenning van een status aan langdurig ingezeten immigranten, voor gezinshereniging en voor de naturalisatie van langdurig ingezeten immigranten en hun kinderen, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met het feit dat veel van die kinderen op het grondgebied van een lidstaat geboren zijn;
24. vestigt de aandacht van de lidstaten op de afhankelijke wettelijke status van vrouwen van immigranten die zich in het kader van gezinshereniging bij hun echtgenoten vroegen, en verzoekt de lidstaten hun wetgeving te herzien teneinde te waarborgen dat echtgenoten en kinderen zo spoedig mogelijk een individuele status en werkvergunning krijgen, onafhankelijk van die van de primaire houder van een wettelijke status, teneinde hun rechten volledig te garanderen en te beschermen, en hun sociale integratie te bevorderen;
25. moedigt de politieke partijen, de vakbonden en het maatschappelijk middenveld op nationaal niveau als geheel aan om immigranten op alle niveaus van hun respectieve structuren als volwaardige leden in hun midden op te nemen;
26. spreekt zich positief uit over de door een aantal lidstaten toegepaste integratieprogramma's in het kader waarvan sprake is van een wederzijds engagement van gastlanden en immigranten; spreekt de hoop uit dat de immigranten zich op die manier bewust worden van de fundamentele waarden van de EU en tegelijkertijd basiskennis kunnen verwerven over het functioneren van de gastsamenleving; beklemtoont dat het van belang is om het leren van de taal van de gastsamenleving en de organisatie van cursussen burgereducatie te bevorderen;
27. moedigt de lidstaten aan om antidiscriminatie- en antiracismewetten te versterken en bestaande wetten te handhaven, en om op alle van toepassing zijnde gebieden een passende wetgeving inzake positieve actie ten aanzien van migranten te overwegen en zich daarbij te richten naar de lidstaten waar positieve actie een succes is gebleken;
28. verzoekt de lidstaten om, teneinde met name de potentiële mishandeling van vrouwen van immigranten tegen te gaan, hen gemakkelijk toegankelijke informatie te verschaffen met betrekking tot de wetgeving van het gastland inzake gelijke rechten van mannen en vrouwen en de rechten en de bescherming die uit die wetgeving voortvloeien, met inbegrip van de beschikbare juridische en bestuurlijke rechtsmiddelen;
29. verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten om interactie tussen immigranten en hun gastsamenleving te stimuleren door de bevordering van onder andere gedeelde fora, interculturele dialoog, seminars, tentoonstellingen en culturele en sportactiviteiten; dringt er bovendien op aan nieuwe structuren te creëren of bestaande te ondersteunen zodat immigranten in de gastsamenleving kunnen integreren ter voorkoming van de sociale uitsluiting van nieuwkomers en van diegenen die zich reeds in het land hebben gevestigd, maar die het moeilijk hebben om te integreren, verzoekt verder om steun te verlenen aan migrantenorganisaties op hun grondgebied en om de betrekkingen met de landen van herkomst van migranten te versterken;
30. spoort de lidstaten aan om tijdens de opvangfrase te zorgen voor integratiegerelateerde maatregelen voor vluchtelingen, zoals taalcursussen of vrijwilligerswerk, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat het integratieproces voor vluchtelingen al tijdens de opvangfrase begint;
31. benadrukt het belang van het ontwikkelen van een allesomvattend kader voor Europees burgerlijk burgerschap met medewerking van het Parlement, de Raad en de Commissie;
32. benadrukt het belang van het invoeren van jaarlijkse hoorzittingen over integratie met medewerking van het Europees Parlement en nationale parlementen en de burgermaatschappij, in het bijzonder NGO's en immigrantenverenigingen, om de doeltreffendheid te evalueren van de integratiepogingen van de Unie, om de ontwikkelingen te beoordelen betreffende de integratie van migranten op het niveau van de lidstaten;
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, alsmede aan de regeringen van de lidstaten.