Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Somalië
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Somalië,
– gezien de vroegere verklaringen over Somalië van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands en Veiligheidsbeleid, Javier Solana, en van Commissaris Louis Michel,
– gezien het convenant dat op 28 maart 2006 in Brussel werd ondertekend door de president van Somalië, Abdullahi Yusuf Ahmed en de Voorzitter van de Commissie, Manuel Barroso, de eerste minister van Somalië, Ali Mohamed Ghedi en Commissaris Louis Michel,
– gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de voortdurende burgeroorlog in Somalië en de gevolgen daarvan voor de vrede en het verzoeningsproces in dat land, alsmede voor de veiligheidssituatie en de stabiliteit in de Hoorn van Afrika als geheel, aanleiding geeft tot grote bezorgdheid;
B. overwegende dat de milities van de Unie van islamitische rechtbanken een groot deel van zuidelijk Somalië, met inbegrip van de hoofdstad Mogadishu, op 4 juni 2006 onder hun gezag hebben gebracht, toen zij de clanleiders verdreven, die Mogadishu sinds 1991 onder controle hadden, nadat zij het bewind van Muhammad Siyad Barre omver hadden geworpen;
C. overwegende dat het betreurenswaardig is dat Somalië al 15 jaar lang feitelijk geen centraal gezag heeft gekend en dat de Unie van islamitische rechtbanken begonnen is met de oprichting van radicale islamitische gerechtshoven in gebieden waarvoor zij zeggenschap heeft, om er de leiding te nemen, maar dat er nog altijd spanningen heersen als gevolg van loyaliteit aan de clan bij delen van de bevolking;
D. overwegende dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in reactie op een verzoek van de Afrikaanse Unie om een gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo ter ondersteuning van de vredesmissie onder VN-mandaat, de goedkeuring heeft verlangd van een nationaal veiligheidsplan;
E. overwegende dat de vrees bestaat dat de Unie van islamitische rechtbanken groeperingen omvat die banden onderhouden met Al-Qaida en het internationale terrorisme, wat niet alleen een gevaar kan vormen voor de veiligheid van de buurlanden, maar ook voor de Europese Unie en de rest van de wereld;
F. overwegende dat de Arabische Liga op 22 juni 2006 in Khartoum een dialoog tot stand heeft gebracht tussen de federale overgangsinstellingen en de Unie van islamitische rechtbanken, waar de federale overgangsregering de "realiteit" van de Unie van islamitische rechtbanken heeft erkend, die op haar beurt de "wettigheid" van de regering heeft erkend en waar werd overeengekomen dat zij elkaar niet zouden bestrijden maar de dialoog zouden voortzetten om te komen tot vrede en verzoening;
G. overwegende dat de recente ontmoeting tussen een delegatie van de Unie van islamitische rechtbanken en Amerikaanse hoogwaardigheidsbekleders in Khartoum nieuwe perspectieven heeft geopend voor vertrouwenwekkende maatregelen van de diverse partijen;
1. spreekt een scherpe veroordeling uit van de recente gevechten in en rond Mogadishu en van de gebeurtenissen in Jowhar en elders in het land, waarbij vele Somalische burgers om het leven kwamen en Martin Adler, een Zweedse freelance fotograaf tijdens een betoging ter ondersteuning van de islamitische rechtbanken werd vermoord;
2. doet een beroep op alle betrokken partijen zich te onthouden van acties die de al bestaande spanning kunnen opvoeren, het pad van de dialoog te blijven bewandelen en bij de noodzakelijke samenwerking ook de federale overgangsregering en het parlement te betrekken als de wettige centrale overheid in Somalië, die optreedt binnen het kader van het federale overgangshandvest;
3. dringt erop aan dat als de internationale gemeenschap, in afwachting van vrije verkiezingen waarbij de burgers en burgeressen van Somalië zich kunnen uitspreken, alleen de overgangsinstellingen als wettig beschouwt, zij hun dan ook de middelen verschaft om instellingen zoals een politiemacht op te kunnen richten;
4. steunt de initiatieven van de Afrikaanse Unie (AU), de Arabische Liga en de InterGovernmental Authority on Development (IGAD), zoals het communiqué dat werd uitgegeven door de bijzondere vergadering van de raad van ministers van de IGAD, die op 13 juni 2006 in Nairobi werd gehouden - en de centrale rol die ze spelen bij de pogingen een duurzaam vredes- en verzoeningsproces in Somalië tot stand te brengen;
5. dringt er bij de federale overgangsinstellingen en de Unie van islamitische rechtbanken op aan ten volle de verantwoordelijkheid te dragen voor de voortgang van de dialoog waartoe in Khartoum het initiatief is genomen;
6. dringt er bij de onlangs opgerichte internationale contactgroep Somalië, bestaande uit de Afrikaanse Unie (AU), de Verenigde Naties (VN), de Europese Unie (EU), de Verenigde Staten (VS), Zweden, Noorwegen, Italië, Tanzania e.a., op aan zich te richten op kwesties van bestuur en institutionele opbouw, humanitaire hulp voor het gehele Somalische volk en versterking van de regionale stabiliteit en veiligheid als middel tot een betere beleidscoördinatie tussen de leden van de internationale gemeenschap;
7. dringt er bij de EU op aan, in coördinatie met de AU, en in nauwe samenwerking met de IGAD en de Arabische Liga de politieke, financiële en logistieke ondersteuning te bieden die nodig is voor een soepel verloop van het vredesproces, zoals de inzet van de vredesmissie van de AU, die op de jongste AU-top in juli 2006 werd bevestigd;
8. doet een beroep op de internationale gemeenschap en op de EU in het bijzonder, de humanitaire hulpverlening aan de binnenlandse ontheemden en de in nood verkerende bevolkingsgroepen uit te breiden;
9. doet een beroep op alle betrokken partijen het internationaal humanitair recht te eerbiedigen en hulporganisaties toegang te verlenen tot in nood verkerende bevolkingsgroepen en te zorgen voor de bescherming van de hulpverleners;
10. dringt aan op strikte toepassing van en controle op het wapenembargo tegen Somalië waartoe de VN in 1992 heeft besloten en dat slecht wordt nageleefd; en dringt er voorts op aan dat een gedeeltelijke opheffing van het embargo in geen geval gekoppeld mag worden aan een eventuele vredesmissie onder VN-mandaat;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie alsmede aan de secretarissen-generaal van de VN, de AU en de IGAD, de voorzitter van de nationale overgangsregering van Somalië en de voorzitter van de Unie van islamitische rechtbanken alsmede aan het pan-Afrikaanse parlement.