Resolutie van het Europees Parlement over de vrijheid van meningsuiting op internet
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de situatie van de mensenrechten in de wereld,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de mensenrechten en de persvrijheid en de evaluatie van de Wereldtop over de informatiemaatschappij in Tunis van december 2005,
– gelet op artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens,
– gelet op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
– gelet op de richtsnoeren van de EU voor de mensenrechtendialoog (2001) en de mensenrechtenverdedigers (2004) en op de eerste evaluatie ervan onder Oostenrijks voorzitterschap,
– gelet op de beginselverklaring die de Wereldtop over de informatiemaatschappij op 12 december 2003 heeft aangenomen,
– gelet op de gezamenlijke verklaring van 21 december 2005 die de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van mening en meningsuiting, de OVSE-vertegenwoordiger voor vrijheid van de media en de speciale rapporteur van de OAS voor vrijheid van meningsuiting hebben afgelegd,
– gezien het in december 2005 door de Raad goedgekeurde EU-beleid inzake mensenrechten en democratisering in derde landen,
– gezien het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR),
– gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens bepaalt dat eenieder het recht heeft op vrijheid van mening en meningsuiting; dat dit recht de vrijheid omvat om zonder inmenging een mening te koesteren en met alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven,
B. overwegende dat de Wereldtop in Tunis van 16-18 november 2005 een verklaring heeft afgelegd over het essentiële belang van de informatiemaatschappij voor de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van mening en meningsuiting alsook de vrijheid om informatie te ontvangen en de vrijheid van toegang tot informatie,
C. overwegende dat de strijd om de vrijheid van meningsuiting momenteel grotendeels online wordt gevoerd aangezien het internet is uitgegroeid tot een geliefd expressiemiddel van politieke dissidenten, democratie-activisten, mensenrechtenverdedigers en onafhankelijke journalisten waar ook ter wereld,
D. overwegende dat de toegang tot het internet de democratie kan versterken en kan bijdragen aan de economische en sociale ontwikkeling van een land en dat het beperken van deze toegang onverenigbaar is met het recht op vrijheid van meningsuiting,
E. overwegende dat het gebruik van internet alleen maar zou mogen worden beperkt als er sprake is van illegale activiteiten, zoals het aanzetten tot haat, geweld en racisme, totalitaire propaganda en de toegang van kinderen tot porno of seksueel misbruik van kinderen,
F. overwegende dat volgens "journalisten zonder grenzen" autoritaire regimes en regeringen werken aan steeds verdergaande methodes om het internet te controleren, waarbij vooral gebruik wordt gemaakt van steeds geraffineerdere filteringtechnologie en toezicht op elektronische communicatie en de invoering van cyberpolitie,
G. overwegende dat volgens mensenrechtenorganisaties een groot aantal cyberdissidenten gevangen zitten - waarvan de meeste in China -, waaronder Hao Wu, een Chinese blogger en maker van documentaires; Yang Zili, een Chinese cyberdissident; Shi Tao, Chinees journalist van de krant Dangdai Shangbao; Motjaba Saminejad, een Iraanse weblogger; Mohammed Abbou, een Tunesische jurist; Pham Hong Son, een Vietnamese arts, en Habib Saleh, een Syrische online journalist; dat de recentste gevallen de Egyptische bloggers Mohammed Sharkawy en Karim El-Shaer betreffen,
H. overwegende dat volgens het laatste rapport van "journalisten zonder grenzen" een aantal landen kunnen worden beschouwd als vijanden van de vrijheid van meningsuiting online, waaronder China, Wit-Rusland, Myanmar, Cuba, Iran, Libië, Malediven, Nepal, Noord-Korea, Oezbekistan, Saoedi-Arabië, Syrië, Tunesië, Turkmenistan en Vietnam,
I. overwegende dat in democratische landen gevestigde bedrijven deze landen de middelen verstrekken om het web te censureren en de elektronische communicatie te controleren,
J. overwegende dat de Chinese regering met succes bedrijven als Yahoo, Google en Microsoft heeft overgehaald om het censureren van hun diensten op de Chinese internetmarkt te vergemakkelijken; voorts dat andere regeringen middelen voor censuur van andere bedrijven hebben geëist,
K. overwegende dat door westerse bedrijven als Cisco Systems, Telecom Italia en Wanadoo, een dochteronderneming van France Telecom, geleverde uitrusting en technologie is gebruikt door regeringen om internet te censureren en de vrije meningsuiting te belemmeren,
L. overwegende dat de wetgever in de VS in februari 2006 een ontwerpwet heeft ingediend, de Global On-line Freedom Act, die tot doel heeft de activiteiten van internetbedrijven te regelen wanneer zij in repressieve landen actief zijn,
M. overwegende dat de EU moet tonen dat de rechten van internetgebruikers haar na aan het hart liggen en dat zij bereid is de vrije meningsuiting online te bevorderen,
1. herhaalt dat de vrijheid van meningsuiting een essentiële waarde is die alle lidstaten delen en dat zij concrete stappen moeten ondernemen om deze vrijheid te verdedigen;
2. verzoekt in dit verband de Raad en de lidstaten een gezamenlijke verklaring goed te keuren waarin zij hun toezegging bevestigen om de rechten van internetgebruikers te beschermen en de vrije meningsuiting op het internet wereldwijd te bevorderen,
3. herhaalt dat het de beginselen onderschrijft die op de top van Tunis werden bevestigd, te weten:
-
ontwikkeling van de informatiemaatschappij op basis van mensenrechten en fundamentele vrijheden,
-
bestrijding van de digitale kloof en zoeken naar middelen voor actieplannen ter bevordering van ontwikkeling,
-
ontwikkeling van internetregelingen die evenwichtiger, pluralistischer en representatiever zijn voor de betrokken staten om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwe technologische uitdagingen (spamming, gegevensbescherming enz.);
4. veroordeelt ten zeerste beperkingen op internetinhoud, zowel voor de verspreiding als voor de ontvangst van informatie, die zijn opgelegd door regeringen en niet strikt in overeenstemming zijn met de waarborg op vrijheid van meningsuiting; veroordeelt ten zeerste het intimideren en opsluiten van journalisten en andere personen die hun mening op het internet uiten; verzoekt in dit verband de Raad en de Commissie tegen de autoriteiten van de betrokken landen de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat alle gedetineerde internetgebruikers onmiddellijk worden vrijgelaten;
5. verzoekt de Commissie en de Raad een vrijwillige gedragscode op te stellen die beperkingen oplegt aan de activiteiten van bedrijven in repressieve landen;
6. verzoekt de Commissie en de Raad erop toe te zien dat de EU aanwezig blijft en actief blijft deelnemen aan en gemeenschappelijke standpunten blijft indienen bij met name de economische en sociale raad van de VN (ECOSOC), Internationale Telecommunicatie-unie (ITU), Organisatie van de VN voor onderwijs, wetenschap en cultuur (UNESCO) en het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP);
7. verzoekt de Raad en de Commissie in de EU-programma's voor bijstand aan derde landen rekening te houden met de noodzaak tot onbelemmerde toegang tot internet voor burgers;
8. is verheugd over de op initiatief van "journalisten zonder grenzen" afgelegde gezamenlijke investeerdersverklaring over de vrijheid van meningsuiting en internet; benadrukt dat bedrijven die zoek-, chat-, publishing- of andere diensten op het internet aanbieden de verantwoordelijkheid hebben ervoor te zorgen dat de rechten van gebruikers worden geëerbiedigd;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.