Resolutie van het Europees Parlement over een Europees sociaal model voor de toekomst (2005/2248(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie over Europese waarden in een geglobaliseerde wereld (COM(2005)0525),
– gelet op het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(1),
– gezien het Europees Sociaal Handvest,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 2006 over het standpunt van de Europese Raad over de financiële vooruitzichten en de herziening van het Interinstitutioneel Akkoord 2007-2013(2),
– gezien de IAO-conventies inzake internationale arbeids- en milieunormen,
–onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2006 over sociale bescherming en sociale integratie(3),
– gezien het rapport van de groep op hoog niveau over de toekomst van het sociaal beleid in een uitgebreide Europese Unie van mei 2004,
– gezien de mededeling van de Commissie over de sociale agenda 2006-2010 (COM(2005)0033),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over duurzame financiering van het sociaal beleid in de Europese Unie (SEC(2005)1774),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren - aandacht voor jongerenbelangen in Europa - implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap (COM(2005)0206),
– gezien het werkdocument van de Commissie over de sociale situatie in de Europese Unie in 2004 (SEC(2004)0636),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, de Commissie internationale handel en de Commissie industrie, onderzoek en energie (A6-0238/2006),
A. overwegende dat het Europees sociaal model gemeenschappelijke waarden, gebaseerd op het behoud van vrede, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit, de bevordering van vrijheid en democratie en eerbiediging van de mensenrechten, weerspiegelt,
B. overwegende dat een van de hoekstenen van het Europees sociaal model de sociale economie is,
C. overwegende dat een steeds groter wordende EU de afgelopen 60 jaar dankzij deze gemeenschappelijke waarden een gebied met grotere economische welvaart en sociale rechtvaardigheid is geworden,
D. overwegende dat de lidstaten, hoewel ze verschillende sociale stelsels hebben en ze deze waarden op uiteenlopende manieren hebben toegepast, gewoonlijk naar een evenwicht gebaseerd op de actieve onderlinge afhankelijkheid tussen economische groei en sociale solidariteit streven en dat dit in het Europees sociaal model als een eenheid van waarden met een verscheidenheid aan systemen wordt weerspiegeld,
E. overwegende dat de lidstaten en de EU aan het behoud van de aan het Europees sociaal model verbonden waarden voorrang hebben gegeven, zoals blijkt uit de doelstellingen van de Lissabon-strategie waarin sociale ontwikkeling als een van de pijlers van duurzame ontwikkeling wordt genoemd,
F. overwegende dat het Europees sociaal model duidelijk aan modernisering en hervorming toe is om op demografische veranderingen beter te kunnen reageren, de uitdagingen van de globalisering aan te kunnen en ervoor te zorgen dat het personeel beter op de snelle technologische ontwikkelingen kan inspelen, ten einde tot een betere sociale integratie en meer sociale rechtvaardigheid te komen en armoede uit te bannen,
G. overwegende dat in het Europees sociaal model maatregelen moeten worden opgenomen om in te kunnen spelen op de uitdaging van toenemende migratie en immigratie en de gevolgen daarvan voor de sociale cohesie,
H. overwegende dat geen enkele hervorming van het Europees sociaal model afbreuk mag doen aan de waarden die er de essentie van vormen,
I. overwegende dat een kernboodschap van het Europees sociaal model gelijke betaling voor gelijk werk op de werkplek is,
J. overwegende dat grotere economische groei absoluut noodzakelijk is voor het behoud van de Europese sociale normen en dat sociale normen inherent zijn aan duurzame groei,
K. overwegende dat een toereikend inkomen van fundamenteel belang is voor sociale integratie, actieve deelname aan de samenleving en een waardig leven,
L. overwegende dat sociaal beleid, wanneer het goed is uitgedacht, niet moet worden gezien als een kostenfactor, maar juist als een positieve factor in de economische groei van de EU, niet alleen omdat het de productiviteit en het concurrentievermogen verhoogt, maar ook omdat het sociale samenhang creëert, de levensstandaard voor burgers verhoogt en de toegang tot grondrechten en gelijkheid garandeert en op die manier sterk bijdraagt tot het garanderen van sociale vrede en politieke stabiliteit, twee onontbeerlijke voorwaarden voor duurzame economische vooruitgang,
M. overwegende dat een dergelijk sociaal beleid moet onderkennen dat de meerderheid van de werkgevers kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn en dat zij de meerderheid van de werknemers in dienst hebben,
N. overwegende dat diensten van algemeen belang (DAB's) en diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) in het Verdrag van Amsterdam voor het eerst expliciet zijn erkend als kernelementen van de manier waarop de lidstaten sociale en territoriale samenhang garanderen en als gebieden waarop de lidstaten het recht op definiëring en financiering behielden, en dat dit standpunt werd versterkt in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa,
O. overwegende dat het concept van het Europees sociaal model tot uiting komt in dat grondwettelijke verdrag en stoelt op de beginselen van gelijkheid, solidariteit en non-discriminatie,
P. overwegende dat de lidstaten uitvoering dienen te geven aan de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 (COM(2006)0092) en het Europees pact voor gendergelijkheid en de huidige communautaire antidiscriminatiewetgeving volledig in nationale wetgeving dienen om te zetten ,
Q. overwegende dat de EU de economieën in tal van andere delen van de wereld positief of negatief kan beïnvloeden door de manier waarop zij handel drijft, zowel door haar rol in de WTO als door de voorwaarden die zij stelt en de akkoorden die zij met minder ontwikkelde regio's en landen afsluit,
R. overwegende dat de tenuitvoerlegging van een handelsbeleid dat gebaseerd is op Europese collectieve preferenties en globaal gedeelde waarden en een steunbeleid dat gericht is op de bevordering van onderwijs en de uitroeiing van kinderarbeid, fundamentele arbeids- en milieunormen, transparantie en good governance, zal bijdragen tot versterking van de politieke invloed van de Europese Unie bij internationale instanties,
Hervorming van het Europees sociaal model
1. benadrukt de noodzaak om de aan het Europees sociaal model verbonden waarden – gelijkheid, solidariteit, eigen rechten en verantwoordelijkheden, non-discriminatie en herverdeling met toegang voor alle burgers tot kwalitatieve openbare dienstverlening – en de reeds bereikte hoge sociale normen te behouden en te verbeteren;
2. wijst er met nadruk op dat alleen een op economische en sociale samenhang gebaseerde Europese Unie die haar gemeenschappelijke waarden verdedigt, sterk genoeg kan zijn om haar belangen te verdedigen;
3. is ervan overtuigd dat we niet om een dringende hervorming van de economische en sociale stelsels heen kunnen, daar waar ze niet meer voldoen aan de criteria van efficiëntie en sociaal duurzame ontwikkeling en niet meer tegen de uitdagingen van de demografische veranderingen, de globalisering en de IT-revolutie zijn opgewassen;
4. is diep teleurgesteld over het huidige groeipercentage in de EU, dat structurele hervormingen uitermate moeilijk maakt;
5. is zich bewust van de grote bezorgdheid onder EU-burgers over werkloosheid, - met name werkloosheid onder jongeren - uitsluiting, armoede, onzekerheid op de arbeidsmarkt, en een mogelijk falen van de socialezekerheidsstelsels;
6. is van oordeel dat de Europese Unie gelijke toegang tot hooggekwalificeerde arbeidsplaatsen moet nastreven, daar waar bepaalde groepen onevenredig door demografische veranderingen en werkloosheid worden getroffen;
7. acht de noodzaak om het engagement van de EU voor een sociaal Europa te vernieuwen van het allergrootste belang om het vertrouwen van de burgers in het Europees project, dat werkgelegenheid, groei en voorspoed creëert, te herstellen;
8. is zich er terdege van bewust dat het sociaal en werkgelegenheidsbeleid grotendeels onder de nationale bevoegdheid blijven vallen, maar benadrukt dat de EU conform de Verdragen ook bevoegdheden op dit vlak heeft en dat de EU een sterker economisch en sociaal kader moet creëren, opdat de lidstaten de nodige hervormingen op nationaal niveau kunnen doorvoeren, afhankelijk van hun eigen economische, sociale en politieke situatie;
9. verzoekt de Commissie nog meer initiatieven te ontplooien voor de volledige verwezenlijking van de interne markt, die na voltooiing, tot economische groei en een betere concurrentiepositie zal leiden en een snelle neergang op het vlak van sociale, consumenten- of milieunormen absoluut moet voorkomen;
10. steunt de Commissie bij haar inspanningen om de oprichting en het welslagen van Europese ondernemingen aan te moedigen, vooral inzake KMO's, die een grote bijdrage leveren aan de Europese economie en de grote meerderheid van de werknemers in de privé-sector werkgelegenheid bieden;
11. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de aanvankelijk gelijkzijdige driehoek van de Lissabon-strategie aan te houden en een aanpak te ontwikkelen die is gericht op een beter evenwicht tussen economische coördinatie enerzijds en werkgelegenheid en sociaal beleid anderzijds;
12. is teleurgesteld over het feit dat tal van lidstaten de doelstellingen van de Lissabon-strategie nog lang niet hebben gehaald; herhaalt derhalve de oproep aan de lidstaten tot volledige tenuitvoerlegging van de herziene Lissabon-strategie die wordt gezien als de enige duurzame weg om tot economische groei te komen, het concurrentievermogen te vergroten en meer en betere banen te creëren; dringt er bij de lidstaten op aan in het bijzonder de specifieke doelstellingen op het vlak van werkgelegenheid (vooral voor vrouwen en jongeren), investeringen in onderzoek en ontwikkeling, kinderopvang en levenslang leren te verwezenlijken; beschouwt de doelstellingen van de Lissabon-strategie als minimale doelstellingen die van cruciaal belang zijn als de lidstaten de nodige structurele hervormingen willen doorvoeren;
13. beveelt de lidstaten aan hun samenwerking en uitwisseling van beste werkwijzen uit te breiden via de verbeterde open coördinatiemethode en aldus te voorzien in een efficiënt beleidsinstrument op het vlak van werkgelegenheid, sociale bescherming, sociale uitsluiting, gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, pensioenen en gezondheidszorg; is van oordeel dat de open coördinatiemethode de rol van de parlementen, sociale partners en relevante organisaties moet versterken;
14. dringt er bij de Commissie op aan de open coördinatiemethode democratischer te maken en ervoor te zorgen dat niet alleen het Europees Parlement, maar ook de nationale parlementen volledig worden betrokken bij het bepalen en verwezenlijken van de doelstellingen van de regeringen van de lidstaten;
15. benadrukt het belang van publieke campagnes om een toelichting te geven op en te onderhandelen over de basis van de hervormingsdoelstellingen waarin de Europese instellingen, nationale regeringen, overheidsinstanties, sociale partners en NGO's een actieve rol te spelen hebben;
16. bevestigt zijn resolutie van 12 januari 2005 over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(4) en de '3D'-campagne van dialoog, debat en democratie van de Commissie; verzoekt de Commissie om in overeenstemming met de sociale clausule van het grondwettelijke verdrag de sociale dimensies in haar effectbeoordelingen op te nemen;
17. dringt er bij de Commissie op aan de sociale economie te eerbiedigen en met een mededeling over deze hoeksteen van het Europees sociaal model te komen, alsmede met een statuut voor de Europese onderlinge maatschappij en de Europese vereniging;
Financiering van de hervorming
18. dringt er bij de lidstaten op aan hervormingen door te voeren om de financierbaarheid van de nationale sociale stelsels te kunnen garanderen zonder afbreuk te doen aan de verworven rechten, de wederzijdse steun en de solidariteit tussen de generaties en met inachtneming van de veranderingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt, de demografische veranderingen, de globalisering en de technologische vooruitgang; wijst erop dat sommige van de meest succesvolle lidstaten reeds zulke hervormingen hebben doorgevoerd en daarmee de duurzaamheid en doeltreffendheid van hun sociale stelsels hebben behouden; is dan ook van oordeel dat vergelijkende analyses moeten worden gemaakt van reeds doorgevoerde hervormingen en dat er SWOT-analyses (sterke en zwakke punten, kansen en gevaren) moeten worden gemaakt van nog door te voeren hervormingen; beklemtoont het belang van het streven naar topkwaliteit, onder meer door de uitwisseling van goede werkwijzen;
19. is zich ervan bewust dat in sommige lidstaten de huidige bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel mogelijk ontoereikend zijn om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de burgers; is van mening dat de lidstaten, met inachtneming van het solidariteits- en subsidiariteitsbeginsel, op gecoördineerde wijze moeten nadenken over alternatieve manieren om deze stelsels dusdanig te financieren dat dynamische hervormingen worden gestimuleerd zonder de lonen aan te tasten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van door bedrijven gegenereerde toegevoegde waarde, de bevordering van het beginsel van verticale en horizontale subsidiariteit tussen instellingen en publiek;
20. pleit voor een betere coördinatie van het belastingbeleid van de lidstaten om aldus schadelijke belastingconcurrentie te vermijden, financierbaarheid van de sociale bescherming te garanderen en het belastingbeleid arbeidsvriendelijker te maken; stelt vast dat de belastingtarieven op kapitaal en consumptie de afgelopen 30 jaar in het algemeen stabiel zijn gebleven, terwijl de werkelijke belastingtarieven op arbeid gedurende diezelfde periode gestegen zijn; beveelt de lidstaten aan op gecoördineerde wijze na te denken over de mogelijkheden om de bestaande belastingstelsels in de Unie te verbeteren, daar belastinghervormingen van dien aard ten goede zullen komen van de financierbaarheid van de nationale sociale stelsels;
21. onderstreept dat het noodzakelijk is de structuur- en cohesiefondsen te versterken om meer rekening te houden met de economische en sociale samenhang en dringt er bij de lidstaten op aan EU-fondsen, zoals de Europese structuurfondsen, op een meer doeltreffende manier te gebruiken om nationale hervormingen te cofinancieren; betreurt evenwel dat het recente akkoord over de financiële vooruitzichten het zonder meer niet mogelijk zal maken om programma's ter bevordering van cohesie, onderwijs en opleiding, levenslang leren, mobiliteit en sociale dialoog naar behoren te financieren;
22. onderstreept dat voor alle hervormingen met de budgettaire manoeuvreerruimte van de lidstaten rekening moet worden gehouden, maar stelt dat het hervormde Groei- en Stabiliteitspact kansen voor sociale investeringen biedt die er voorheen niet waren;
DAB's en DAEB's
23. wijst erop dat DAB's en DAEB's een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model vormen en voor de universele verstrekking van gezondheidszorg, onderwijs, openbaar vervoer, water en energie aan alle burgers van cruciaal belang zijn; acht het van essentieel belang dat de DAB's en DAEB's bij de hervorming van onze sociale stelsels behouden blijven, aangezien zij een fundamentele rol spelen bij zowel de verbetering van de levenskwaliteit van de burgers, als bij de verbetering van de efficiëntie van het bedrijfsleven en hun toegang tot hooggekwalificeerd personeel;
24. onderstreept dat conform het subsidiariteitsbeginsel adequaat op nieuwe gezinsverbanden moet worden ingespeeld en het bereik van sociale diensten moet worden uitgebreid, zoals toegankelijke kinderopvang, zorg voor mensen met bijzondere behoeften of een handicap, langdurige verzorging van bejaarden, waarbij een hoog niveau van overleg bij de middellange en langetermijnplanning moet worden aangehouden;
Sociale dialoog
25. wijst erop dat de sociale dialoog in zijn vele verschijningsvormen een onmisbaar element in de traditie van de lidstaten is en dat betrokkenheid van alle belanghebbenden, in het bijzonder de sociale partners, overeenkomstig de nationale gewoonten en praktijken, voor een geslaagde hervorming van de sociale stelsels onontbeerlijk is; roept ertoe op om de sociale dialoog op zowel nationaal als Europees niveau nieuw leven in te blazen en pleit voor een grotere rol van de trialoog op Europees niveau;
26. onderkent de positieve rol die de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven bij de bevordering van de sociale samenhang kan spelen door een frequentere beoordeling van de manier waarop het gedrag van bedrijven van invloed is op het dagelijkse leven van de gemeenschappen waarin ze actief zijn en door de verantwoording van bedrijven tegenover hun aandeelhouders te verbeteren; beveelt aan verplichtingen inzake sociale en milieuverslaglegging te gebruiken en op het niveau van de openbare orde maatregelen aan te wenden (bijvoorbeeld via openbare aanbestedingen) ten einde verantwoordelijk gedrag bij bedrijven te stimuleren;
Human resources
27. dringt erop aan dat de Commissie en de lidstaten als centraal element bij de modernisering van de sociale stelsels samenwerken om concrete programma's en initiatieven uit te werken met de nadruk op verbetering van werk- en levensomstandigheden en de duurzame ontwikkeling en het behoud van human resources, zoals het stellen van doelstellingen en normen voor een betere gezondheidszorg;
28. roept op tot een breed debat over het recht van eenieder op een aanvaardbaar pensioen; onderkent de vrees dat de pensioenhervormingen die in tal van lidstaten op gang zijn gebracht, het aantal gepensioneerden dat reeds in armoede leeft, zal doen stijgen; wijst met nadruk op de dringende noodzaak van positieve actie om oudere werknemers aan de slag te houden of opnieuw aan de slag te doen gaan en van eerlijke toegang tot en meer flexibiliteit bij de keuze van pensioenregelingen; verzoekt de Commissie zich te buigen over nationale inspanningen om de invloed van demografische wijzigingen op de financierbaarheid van de pensioenen en armoede onder gepensioneerden aan te pakken en doeltreffender toezicht uit te oefenen op de uitvoering van bestaande wetgeving inzake het verbod op discriminatie op grond van leeftijd;
29. vestigt de aandacht op de situatie van vrouwen wier pensioenrechten niet mogen worden aangetast, omdat ze getrouwd zijn of hun werk in verband met moederschaps-, ouderschaps- of kinderzorgverlof hebben onderbroken;
30. erkent de voordelen van 'flexicurity"-systemen die de lidstaten, afhankelijk van de omstandigheden, moeten hanteren ter vrijwaring van het potentieel van werknemers om een baan te behouden/te bemachtigen door hun mobiliteit en/of hun professionele vaardigheden via vakopleidingen en levenslang leren te verbeteren en ziet deze als een middel om een goede balans tussen werk en vrije tijd en concepten in verband met werk en levenscycli te bevorderen;
31. neemt nota van de oprichting van een fonds voor aanpassing aan de globalisering als mogelijke aanvulling op het Europees Sociaal Fonds, alsook van de inspanningen van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau om werknemers bij het zoeken van een nieuwe of betere baan specifieke steun te verlenen;
32. herinnert eraan dat gender- en rassengelijkheid en het beginsel van non-discriminatie als vastgelegd in artikel 13 van het EG-Verdrag, dat voorziet in een rechtsgrond voor adequaat optreden ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, in alle vormen van het sociaal beleid moeten worden opgenomen; is van oordeel dat het nieuwe EU-integratiebeleid in feite een concrete vorm van sociaal beleid is en verder moet worden ontwikkeld; is van mening dat het bewerkstelligen van een goede integratie van vrouwen, mannen, etnische minderheden en immigranten de maatschappij ten goede komt en sociale voordelen voor de samenhang en het voorbereid zijn op de arbeidsmarkt oplevert;
33. onderstreept meer bepaald het belang van stappen die zorgen voor de sociale en beroepsmatige integratie van benadeelde personen die moeilijkheden ondervinden om zonder bijstand de arbeidsmarkt te betreden, zoals bepaald door Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun(5), met het oog op praktische maatregelen ter bestrijding van discriminatie en om de betrokkenen ook een bron van inkomsten en onafhankelijkheid en een middel tot persoonlijke ontwikkeling en integratie in de samenleving te bieden dat ofwel een alternatief vormt voor het beschermende stelsel van de welzijnszorg of dit aanvult;
Sociale bescherming
34. benadrukt dat sociale beschermingsstelsels efficiënt moeten zijn om hun doelstellingen,het voorkomen en bestrijden van armoede en sociale uitsluiting, te bereiken, met bijzondere nadruk op het tegengaan van armoedevallen;
35. is van oordeel dat werk van doorslaggevend belang is om tot sociale integratie te komen; pleit daarom voor hervormingen waarbij overheidsgeld wordt besteed aan maatregelen die tot meer werkgelegenheid en herintreding op de arbeidsmarkt leiden en tot werk aanzetten door armoedevallen en andere vormen van sociale uitsluiting tegen te gaan en waarmee de werkloosheid onder vrouwen en bepaalde etnische minderheden, van wie velen maatschappelijke of structurele belemmeringen ondervinden om tot de arbeidsmarkt toe te treden, dringend worden aangepakt; is voorts van mening dat de specifieke problemen van vrouwen uit etnische minderheden en immigrantenvrouwen aandacht moeten krijgen en moeten worden aangepakt;
36. erkent dat, in het kader van de 'flexicurity' benadering, de totstandbrenging en handhaving van adequate sociale beschermingsmechanismen een onmisbare voorwaarde voor flexibiliteit is, en krachtige bescherming moet bieden tegen onrechtmatig ontslag;
Externe dimensie
37. bevestigt nogmaals dat de Europese Unie, alleen als ze haar economische en sociale samenhang kan behouden, haar belangen op internationaal niveau met succes zal kunnen verdedigen;
38. erkent dat de globalisering, ongeacht de positieve effecten ervan, tot economische en sociale wanverhoudingen leidt en de burgers van Europa dan ook grote zorgen baart, vooral in de lidstaten met een hoge werkloosheid en in de regio's die het meest door bedrijfsverplaatsingen worden getroffen; verzoekt de lidstaten bijgevolg de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren, wil de EU aantrekkelijk blijven op het wereldtoneel, met producten en diensten van hoge kwaliteit;
39. benadrukt dat de Europese Unie haar sociale waarden van solidariteit en sociale rechtvaardigheid met vertrouwen in alle onderhandelingen en akkoorden over handel en ontwikkeling moet promoten;
40. dringt er bij de Europese Unie en de lidstaten op aan politieke acties te ondernemen ten aanzien van derde landen met een sterke economische groei (Brazilië, Rusland, India en China) om een ontwikkelingsmodel te bereiken dat eerbiediging van de mensenrechten, democratie, vrijheid, arbeids- en milieunormen en sociale rechtvaardigheid garandeert; dringt er bij de Europese Unie op aan een wereldwijd evenwicht tussen economische groei en hoge sociale en milieunormen te helpen vinden;
41. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan bij fora zoals de IAO, de OESO, en multilaterale milieuagentschappen met één stem te spreken; is met name van oordeel dat het werk van de IAO beter in WTO-overeenkomsten moet worden geïntegreerd en is van mening dat de belangrijkste arbeidsnormen van de IAO geïntegreerd moeten worden in de EU-strategieën voor WTO- en bilaterale onderhandelingen; verzoekt de Commissie er via bilaterale akkoorden voor te zorgen dat ten minste de IAO-normen worden nageleefd, zodat kinderarbeid wordt uitgeroeid en humane arbeidsomstandigheden worden gegarandeerd;
42. is verheugd over de invoering van de SAP+-regeling (Systeem Algemene Preferenties Plus), die stimulansen biedt voor hogere sociale en milieunormen, en dringt erop aan deze benadering uit te breiden tot bilaterale handelsovereenkomsten; wijst erop dat de Commissie de tenuitvoerlegging van de regeling op de voet dient te volgen ten einde naleving van deze normen te kunnen garanderen;
o o o
43. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.