Resolutie van het Europees Parlement over het actieplan 2006-2008 voor de vereenvoudiging en verbetering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2006/2053(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel "Actieplan 2006-2008 voor een vereenvoudiging en verbetering van het visserijbeleid" (COM(2005)0647),
– gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Vooruitzichten voor de vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid " (COM(2004)0820) en het werkdocument van de diensten van de Commissie met als titel "Analyse van de mogelijkheden tot vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid en de tenuitvoerlegging ervan" (SEC(2004)1596),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel "Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap - Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving" (COM(2005)0535),
– gezien de conclusies van de Raad van 15 april 2005 betreffende de mededeling van de Commissie met als titel "Vooruitzichten voor de vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid" (8077/2005),
– gezien het op 16 december 2003 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gesloten interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven"(1),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0228/2006),
A. overwegende dat de verbetering en vereenvoudiging van de regelgeving, teneinde deze doeltreffender en doorzichtiger te maken, een van de prioritaire acties van de Europese Unie is ten gunste van de burgers en in het kader van de versterking van het concurrentievermogen, de groei en de duurzame ontwikkeling, als een bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon,
B. overwegende dat de betrokken beroepssector en de nationale overheidsdiensten de versnippering en opeenhoping van maatregelen, het gebrek aan duidelijkheid en toegankelijkheid van de bestaande teksten en de administratieve last als gevolg van het grote aantal, soms redundante verplichtingen betreuren,
C. overwegende dat de vissers en de andere betrokken partijen ten volle moeten worden betrokken bij de vereenvoudiging van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB),
D. overwegende dat de visserijsector moet worden geraadpleegd binnen termijnen die het hem mogelijk maken daadwerkelijk en vanaf een vroeg stadium deel te nemen aan de besluitvorming;
E. overwegende dat de doeltreffendheid van het GVB nauw samenhangt met de invoering van een geharmoniseerd inspectie- en toezichtssysteem dat op al wie in de visserijsector werkt, wordt toegepast,
1. verwelkomt ten zeerste dit sectoraal actieplan voor de vereenvoudiging en verbetering van het GVB;
2. onderschrijft ten volle de door de Commissie geformuleerde doelstellingen, met name vereenvoudiging en verbetering van de leesbaarheid van de bestaande teksten, verbetering van de toegankelijkheid ervan, vermindering van de administratieve lasten en kosten van de met visserij belaste overheidsdiensten en verlichting van de lasten en verplichtingen voor de vissers;
3. uit zijn voldoening over de door de Commissie voorgestelde methode, met name de opstelling van een driejarenactieplan voor de periode 2006-2008;
4. onderschrijft het standpunt van de Commissie dat de inspanningen inzake vereenvoudiging moeten worden geconcentreerd op het instandhoudingsbeleid en het toezicht op de visserijactiviteit;
5. acht het van essentieel belang dat de prelegislatieve raadpleging van alle bij de voorgestelde maatregelen betrokken partijen daadwerkelijk wordt versterkt en zo vroeg mogelijk geschiedt, teneinde de betrokkenen in staat te stellen een effectieve bijdrage te leveren aan de werkzaamheden met het oog op de opstelling van een wetgevingsvoorstel;
6. is van oordeel dat alle wetgevingsvoorstellen moeten worden voorafgegaan door effectenbeoordelingen, en dat deze analyses moeten steunen op precieze, objectieve en volledige informatie, en tijdig openbaar moeten worden gemaakt;
7. acht het van fundamenteel belang dat ervoor wordt gezorgd dat de periode tussen de datum van aanneming en de datum van toepassing van elke nieuwe regelgeving lang genoeg is, teneinde de betrokken partijen in staat te stellen zich aan te passen;
8. is van oordeel dat de reglementaire teksten preciezer en beter begrijpelijk moeten zijn voor de betrokken partijen;
9. is van oordeel dat de doeltreffendheid en de tenuitvoerlegging van de vastgestelde maatregelen systematisch dienen te worden geëvalueerd, op basis van objectieve en duidelijk omschreven indicatoren;
10. beklemtoont dat de adviesorganen (met name de regionale adviesraden en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur) een wezenlijke rol moeten spelen in het proces van vereenvoudiging en evaluatie van de doeltreffendheid en de tenuitvoerlegging van bestaande en nieuwe maatregelen; is ervan overtuigd dat nauwer overleg met deze organen ertoe zal leiden dat degenen die bij de visserijsector betrokken zijn zich sterker zullen identificeren met de regelgeving op visserijgebied;
11. is van oordeel dat de juridische structuur van de voorschriften met betrekking tot technische maatregelen, maatregelen voor het beheer van de visserij-inspanningen, toezichtsmaatregelen en vangstbeperkingsmaatregelen dient te worden herzien, met name om de teksten duidelijker te maken, hun leesbaarheid en hun onderlinge samenhang te verbeteren, verouderde bepalingen te schrappen, en de bepalingen met betrekking tot elk hoofdstuk van het GVB te condenseren en te consolideren;
12. onderschrijft de in het actieplan opgesomde krachtlijnen van de actie voor de vereenvoudiging van de regelgeving met betrekking tot de totale toegestane vangsten (TAC's)/quota en de visserij-inspanning, met name afzonderlijke behandeling van de huidige componenten, afstemming van de besluiten op homogene groepen en ontwikkeling van een meerjarenaanpak;
13. juicht het voornemen van de Commissie toe om de bestaande wetgeving te hervormen door een geleidelijke hergroepering van de technische maatregelen per visserijtak, waarbij bestaande bepalingen zullen worden verduidelijkt en zal worden gestreefd naar grotere samenhang en harmonisering van de hele regelgeving;
14. verwerpt de door de Commissie voorgestelde mogelijkheid om aan de Raad een "beknopte" verordening met maatregelen van technische aard voor te leggen, die gevolgd zou worden door gedetailleerde verordeningen van de Commissie, aangezien een zo belangrijk aspect als het geheel van technische maatregelen die van toepassing zijn op de communautaire vloot niet mag worden onttrokken aan de behandeling en goedkeuring ervan door het Europees Parlement en de Raad;
15. is van oordeel dat de mogelijkheid om de lidstaten toe te staan bepaalde technische maatregelen met lokale toepassing vast te stellen zeer aandachtig dient te worden onderzocht, en dat om negatieve gevolgen voor het milieu te voorkomen de toepassing van dergelijke maatregelen regelmatig dient te worden geëvalueerd;
16. merkt op dat artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(2) de lidstaten reeds toestaat niet-discriminerende maatregelen te treffen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, en om het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen binnen de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf hun basislijnen tot een minimum te beperken; dringt er bij de Commissie op aan voorzichtigheid te betrachten bij elke uitbreiding van dit beginsel, omdat indien wordt toegestaan bepaalde technische maatregelen met lokale toepassing vast te stellen situaties kunnen ontstaan waarbij lidstaten worden gediscrimineerd;
17. is het eens met de uitwerking van een gerichte aanpak per regio of per visserijgebied, geval per geval, op basis van verantwoorde wetenschappelijke criteria voor de instandhouding van de voorraden en grondige analyses van de sociaal-economische impact, en is van oordeel dat alle betrokken partijen nauw dienen te worden betrokken bij de uitwerking van deze aanpak;
18. acht het noodzakelijk dat de door de Commissie in het kader van het GVB voorgestelde plannen voor het herstel van de visbestanden en het visserijbeheer worden versoepeld, afhankelijk van de situatie van de visserijsector in de diverse lidstaten;
19. is het eens met een intensiever gebruik van informatica, informatietechnologieën en automatisering, teneinde de toegang tot de communautaire wetgeving te vergemakkelijken en het verzamelen en overbrengen van gegevens voor de nationale overheidsdiensten en de betrokken beroepssector te vergemakkelijken en rationeler te maken;
20. is van oordeel dat de informatie over de wetgeving niet alleen via de institutionele kanalen moet worden verschaft, maar ook rechtstreeks de betrokken partijen moet bereiken, met name via verenigingen, regionale adviesraden, het internet en de opstelling van gedragscodes;
21. is van oordeel dat het intensiever gebruik van nieuwe technologieën aan boord van vissersvaartuigen geleidelijk aan moet geschieden, en dat daarbij moet worden voorzien in vrijstellingen voor de kleinste vaartuigen en in overgangsperioden die lang genoeg zijn, zodat de sector zich kan aanpassen;
22. acht het noodzakelijk dat wordt voorzien in communautaire steun voor de ontwikkeling van deze nieuwe technologieën en de nodige specifieke opleiding;
23. acht het van essentieel belang dat de voorschriften betreffende alle aspecten van het toezicht op en de bewaking van de visserijactiviteiten worden geconsolideerd en herzien;
24. verzoekt de Commissie de communautaire voorschriften inzake minimummaten te herzien, teneinde ze te harmoniseren;
25. wijst opnieuw op de dringende noodzaak een geharmoniseerd inspectie- en toezichtssysteem in te voeren dat op alle betrokkenen wordt toegepast, waarbij moet worden voorzien in een eenvormig stelsel van interpretatiebepalingen en sanctieprocedures, teneinde het vertrouwen van de vissers in het fundamentele beginsel van gelijke behandeling te versterken; is van oordeel dat het Communautair Bureau voor visserijcontrole dient bij te dragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling;
26. onderschrijft het algemene beginsel de rapporteringsverplichtingen van de lidstaten en de sector te rationaliseren, maar wijst op het cruciale belang van sommige verslagen van de Commissie, met name betreffende het toezicht op de uitvoering van het GVB;
27. is van oordeel dat het beheer van de vergunningen voor de visserij buiten de communautaire wateren en van de gegevens betreffende vangsten en visserij-inspanningen met betrekking tot deze activiteiten moet worden verduidelijkt, verbeterd en geïnformatiseerd, en verwelkomt de initiatieven die de Commissie in die zin reeds heeft genomen;
28. is het er met de Commissie over eens dat de gecompliceerde en langdurige procedures die de Europese Unie toepast voor de omzetting van de bepalingen van de regionale visserijorganisaties in de communautaire wetgeving totaal ongewenst zijn, maar is van oordeel dat deze complexiteit van de omzetting voor een groot deel te wijten is aan de ingewikkeldheid van de administratieve procedures bij de Commissie zelf, en verwerpt dan ook categorisch alle mogelijke vereenvoudigingsprocedures die ten koste gaan van de bevoegdheden van het Europees Parlement ten aanzien van de wetgevingsprocedures;
29. verzoekt de Commissie bovendien een "modelovereenkomst" uit te werken voor de twee grote categorieën van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied (gemengd en tonijnvisserij), op grond waarvan de rechten en verplichtingen van beide partijen (de Gemeenschap en derde landen) zullen worden bepaald;
30. beschouwt de herformulering en vereenvoudiging van de procedures voor de onderhandelingen over en de follow-up van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied als een prioriteit, en juicht de recente inspanningen van de Commissie in die zin toe;
31. verklaart zich bereid actief bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het proces van vereenvoudiging en roept op tot een permanente interinstitutionele dialoog, teneinde de wetgeving in het kader van het GVB te verbeteren;
32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.