Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in het Midden-Oosten
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over het Midden-Oosten, met name die van 1 juni 2006 over de humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden en de rol van de EU(1),
– gelet op de resoluties van de VN-Veiligheidsraad 1701(2006), 1559(2004), 520(1982), 426(1978), 338(1973) en 242(1967),
– gezien de verklaring van de Conferentie van voorzitters van het Europees Parlement van 20 juli 2006,
– gezien de verklaring van de covoorzitters van de Internationale Conferentie van Rome over Libanon van 26 juli 2006,
– gezien de conclusies van de buitengewone bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 25 augustus 2006,
– gezien de verklaring van het Bureau van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering (EMPV) van 24 augustus 2006,
– gezien de conclusies van de Conferentie van Stockholm voor de snelle wederopbouw van Libanon van 31 augustus 2006,
– gelet op de Conventies van Genève inzake het internationale humanitaire recht,
– gezien de verklaring van de Speciale rapporteur over de situatie van de mensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden, tijdens de bijzondere zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten op 5 juli 2006 te Genève,
– gelet op de artikelen 15, 16 en 19 van het EU-Verdrag,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het conflict in Libanon tot een humanitaire ramp heeft geleid, met honderden doden en gewonden aan beide zijden, omvangrijke schade aan civiele infrastructuur en honderdduizenden ontheemden, en waaraan door het staakt-het-vuren nog geen einde is gekomen,
B. diep geschokt door het losbarsten van de vijandelijkheden in Zuid-Libanon, de aanvallen van de Hezbollah, het buitenproportionele geweld waarmee het Israëlische leger hierop heeft gereageerd, waardoor de internationale vrede en veiligheid ernstig in gevaar zijn gebracht,
C. overwegende de oproep van de Hoge Commissaris van de VN voor de Mensenrechten om na te gaan of er tijdens het conflict schendingen van het internationaal recht hebben plaatsgevonden;
D. overwegende de ernst van de Israëlische bombardementen en het afvuren door Hezbollah en gewapende Palestijnse groepen van raketten op burgers,
E. overwegende dat resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad verlangt dat de Libanese regering haar gezag over het nationale grondgebied uitbreidt door middel van haar eigen legitieme strijdkrachten, dat is besloten de UNIFIL-troepen (UN Interim Force in Lebanon) te versterken en hun mandaat uit te bereiden,
F. overwegende dat resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad van de Israëlische regering verlangt al haar troepen uit Zuid-Libanon terug te trekken zodra met de stationering van de UNIFIL-troepenmacht wordt begonnen, en de blokkade van vliegvelden en havens in Libanon te beëindigen,
G. overwegende dat een volstrekt democratisch en soeverein Libanon een hoofdrol kan vervullen in het vinden van een oplossing voor de crisis in het Midden-Oosten en in de totstandbrenging van een sterk Euro-Mediterraan partnerschap,
H. overwegende dat de humanitaire crisis in de bezette gebieden ernstiger wordt ondanks het feit dat er door de internationale gemeenschap een Tijdelijk Internationaal Mechanisme (TIM) is opgezet om de Palestijnse bevolking te blijven steunen,
I. overwegende dat het vredesproces in het Midden-Oosten zich volledig in het politieke en diplomatieke slop bevindt hoewel een rechtvaardige en duurzame oplossing van het Palestijnse vraagstuk onontbeerlijk is voor de totstandbrenging van vrede en veiligheid in de gehele regio;
J. overwegende dat de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor vrede en veiligheid in het Midden-Oosten, dat zich in de nabijheid van Europa bevindt, en dat daarom de instrumenten en methoden voor de coördinatie van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid moeten worden verbeterd, mede door vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt in het kader van het GBVB op de grondslag van de artikelen 15 en 16 EU-Verdrag,
1. uit zijn diepe bezorgdheid over de uitbreiding en intensivering van het gewapende conflict in Zuid-Libanon en betreurt ten diepste de slachtoffers die zijn gevallen onder de burgerbevolking, soldaten en VN-waarnemers in Libanon en Israël, alsmede de grootschalige vernietiging van infrastructuur; stelt nogmaals dat er geen militaire oplossing is voor het conflict in het Midden-Oosten;
2. wijst er in dat opzicht op dat een staakt-het-vuren niet duurzaam kan zijn zonder de politieke wil van de partijen die er direct of indirect bij betrokken zijn om de wortels en de oorzaken van de recente crisis aan te pakken;
3. herhaalt de oproep om onmiddellijke vrijlating van de ontvoerde Israëlische soldaten en van de leden van de Palestijnse regering en de Palestijnse Wetgevende Raad die door Israël worden vastgehouden;
4. verwelkomt de unanieme aanvaarding in de VN-Veiligheidsraad van resolutie 1701 die de voorwaarden schept voor stopzetting van de militaire operaties, UNIFIL versterkt met een krachtig mandaat dat tot doel heeft de mogelijkheden voor het voorkomen van schendingen van het staakt-het-vuren te vergroten, de Libanese regering bij te staan bij de uitoefening van haar volledige soevereiniteit en daadwerkelijke controle over het nationaal grondgebied, met inbegrip van de territoriale wateren, de volledige uitvoering van resolutie 1559 van de VN-Veiligheidsraad te ondersteunen en bij te dragen tot de bescherming van de burgerbevolking en van UNIFIL zelf;
5. is verheugd over het besluit van de Libanese regering om haar troepen in Zuid-Libanon te stationeren en over de toezegging van het Israëlische leger om zijn troepen achter de Blauwe Lijn terug te trekken, zoals bepaald in resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad; is verheugd over de krachtige steun van de Libanese regering voor een uitgebreidere rol van UNIFIL;
6. is van mening dat uit het UNIFIL-mandaat de serieuze bereidheid moet blijken om de Libanese regering adequate hulp te bieden bij de vestiging van haar daadwerkelijk gezag en invoering van de veiligheidsregelingen zoals omschreven in de VN-resoluties 1559 en 1701;
7. is verheugd over het resultaat van de reeds aangehaalde zitting van de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, en met name over de volledige steun van de Raad voor de tenuitvoerlegging van resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad en over de toezegging van de lidstaten om ongeveer 7000 man beschikbaar te stellen voor een UNIFIL-troepenmacht van maximaal 15.000 man;
8. benadrukt de actieve rol van Frankrijk en Italië; steunt volledig het besluit dat Frankrijk tot februari 2007 het bevel over UNIFIL zal blijven voeren en dat Italië vervolgens de controle op de grond op zich zal nemen; beklemtoont niettemin dat een verdubbeling van bevelstructuren moet worden voorkomen;
9. beklemtoont niettemin het belang van een duidelijke en adequate omschrijving van het mandaat en de regels voor gevechtshandelingen, de structuur en de bevoegdheden van UNIFIL, die zo nodig moet worden overeengekomen overeenkomstig een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad waarbij rekening wordt gehouden met de lering die is getrokken uit de eerdere inzet van VN-vredestroepen, met name in Bosnië en Herzegovina;
10. acht het van vitaal belang dat alle wapeninvoer in Libanon uitsluitend naar het officiële Libanese leger gaat en vraagt de Libanese regering in samenwerking met UNIFIL zorg te dragen voor volledige tenuitvoerlegging van resolutie 1559 van de Veiligheidsraad; wijst er eveneens op dat het voor alle lidstaten van belang is de eisen na te leven die in resolutie 1701 zijn gesteld met betrekking tot wapenleveranties; beklemtoont dat deze oplossing moet leiden tot ontwapening van alle milities, met inbegrip van Hezbollah en moet voorkomen dat wapens Libanon binnenkomen;
11. verzoekt de lidstaten de gedragscode inzake wapenexport met betrekking tot alle wapenleveranties aan de regio strikt na te leven;
12. verzoekt de Europese Unie er zich toe te verbinden met alle betrokken partijen samen te werken en verzoekt deze laatsten hun beloften voor de volledige uitvoering van resolutie 1701 nauwgezet na te komen opdat de humanitaire noodhulp de getroffen gebieden kan bereiken en de ontheemden in zo goed mogelijke veiligheidsomstandigheden terug kunnen keren; dringt in dat verband aan op opheffing van de lucht- en zeeblokkade van Libanon en wijst er, gelet op de desbetreffende bepalingen in resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad andermaal op dat met voorrang doelmatige maatregelen moeten worden geformuleerd inzake wapens, aanverwant materieel, opleiding of steun;
13. wijst erop dat er aanzienlijke, snelle en effectieve initiatieven nodig zijn voor de wederopbouw van Libanon; is in dit verband verheugd over de conclusies van de Conferentie van Stockholm voor de snelle wederopbouw van Libanon en waar donorlanden hebben besloten in ruime mate bij te dragen aan de wederopbouw van het land, terwijl de Commissie en de lidstaten 120 miljoen EUR voor humanitaire hulp hebben aangekondigd;
14. vraagt de Raad en de Commissie hun inspanningen voor de totstandbrenging van een levend partnerschap met democratische politieke krachten en maatschappelijke organisaties voort te zetten teneinde de verdere democratisering van Libanon, na de gebeurtenissen van maart 2005, te steunen;
15. doet een dringend beroep op Iran en Syrië om een constructieve rol te spelen, vooral als het gaat om de tenuitvoerlegging van resoluties 1559 en 1701 van de VN-Veiligheidsraad; verzoekt met name Syrië om de controles aan de Syrische kant van de Libanees-Syrische grens te verscherpen overeenkomstig resolutie 1701 die verlangt dat buurlanden de levering van wapens aan niet-staatsorganisaties verhinderen;
16. vraagt de Raad en de Commissie een echte dialoog met Syrië te hervatten, om dit land te winnen voor vredesinspanningen die tot een alomvattende regeling van het conflict moeten leiden; gaat ervan uit dat het in resolutie 1701 aangekondigde verslag van de secretaris-generaal van de VN over de bepaling van de internationale grenzen in Libanon, o.m. het geschil over het landbouwgebied Shebaa, zal bijdragen tot vooruitgang op dit gebied;
17. pleit voor een omvattend internationaal onderzoek, dat op hoog niveau onder de hoede van de VN-secretaris-generaal in Libanon en Israël moet worden verricht , met de opdracht een onderzoek in te stellen naar de gerapporteerde ernstige schendingen van de mensenrechten, de nood onder de slachtoffers en de schending van het humanitair recht,
18. is in dit verband van mening dat de Europese Unie, als belangrijke donor, en de internationale gemeenschap moeten onderzoeken hoe mogelijke voorwaarden inzake rekenschap kunnen worden gecreërd;
19. spreekt zijn waardering uit voor het snelle optreden van het centrum voor controle en voorlichting van de Commissie dat voornemens is de olieverontreiniging aan te pakken waardoor meer dan 50 km de Libanese kust wordt vervuild; beklemtoont de noodzaak om maatregelen te treffen ter bestrijding van de vervuiling in bepaalde gebieden en met name van de rampzalige gevolgen van de olievlek voor de Libanese kust; verzoekt de lidstaten en de Commissie om steun en ingrijpen in het kader van het Protocol bij het Verdrag van Barcelona ter voorkoming van vervuiling en door het Regionaal Centrum voor het aanpakken van noodsituaties bij de verontreiniging van de Middellandse Zee, dat in het kader van het Mediterrane Actieplan functioneert;
20. betreurt intens dat de situatie van de bevolking en de civiele infrastructuur in Gaza en op de westelijke Jordaanoever slechter wordt; verzoekt alle partijen de vicieuze cirkel van aanvallen en tegenaanvallen te doorbreken die honderden doden en gewonden en omvangrijke schade aan de civiele infrastructuur heeft opgeleverd;
21. wijst erop dat het vredesproces voor het Midden-Oosten weer bovenaan op de internationale politieke agenda moet worden geplaatst; verzoekt het Kwartet (VN, EU, VSA en Rusland) de tenuitvoerlegging van de routekaart nieuw leven in te blazen voor de jaarlijkse algemene vergadering van de VN die in september 2006 wordt gehouden; herhaalt dat de tweestatenoplossing in het kader waarvan een Israëlische en een Palestijnse staat naast elkaar bestaan in vrede en veiligheid een wezenlijke voorwaarden is voor een vreedzame en blijvende regeling in het Midden-Oosten;
22. vraagt de Raad en de Commissie om samen met de internationale gemeenschap de Palestijnse bevolking te blijven verzekeren van de meest essentiële humanitaire hulp; verlangt versterking en uitbreiding van het TIM zowel in tijdsduur als met middelen; roept de Israëlische regering op tot hervatting van de overdracht van ingehouden Palestijnse belasting- en douaneontvangsten; dringt er bij Israël op aan het verkeer van personen in Rafah en andere grensovergangen in Gaza toe te staan met inachtneming van de overeenkomst inzake vervoer en toegang;
23. betuigt nogmaals zijn steun aan Mahmoud Abbas, president van de Palestijnse Autoriteit, bij diens inspanningen ter bevordering van een nationale dialoog tussen de verschillende Palestijnse partijen met als doel een nieuwe Palestijnse regering te vormen;
24. geeft uiting aan zijn wens dat de aanwezigheid van een multinationale troepenmacht in Libanon als voorbeeld zou worden overgenomen in het onderhandelingsproces voor een regeling van het Israëlisch-Palestijnse conflict;
25. dringt er bij de Raad op aan alles in het werk te stellen om een internationale vredesconferentie te beleggen - zoals de Conferentie van Madrid in 1991 - om op basis van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad een allesomvattende, duurzame en levensvatbare oplossing te vinden voor de problemen in de regio, met inbegrip van het recht van de staat Israël om binnen veilige en erkende grenzen te leven en het recht op een levensvatbare staat voor de Palestijnen, gebaseerd op de bezette gebieden en waarbij uitgebreid ingegaan wordt op de veiligheids- en ontwapeningsaspecten; is in dit verband van mening dat eenzijdige benaderingen van alle betrokken partijen moeten worden verworpen;
26. beschouwt de betrokkenheid van de Liga van Arabische Staten in dit verband als essentieel ; beschouwt het " Plan van Beiroet" van 2002, dat was overeengekomen door de landen van de Liga van Arabische Staten, en het initiatief van Genève als belangrijke bijdragen tot de onderhandelingen waar terdege rekening mee zou moeten worden gehouden;
27. is van mening dat de EMPV, de enige parlementaire vergadering van het Proces van Barcelona waarin verkozen vertegenwoordigers van de volkeren ten zuiden van de Middellandse Zee en de Europese Unie verenigd zijn, haar plicht moet doen om hervatting van de dialoog en de samenwerking tussen de partijen die bij het conflict in het Midden-Oosten betrokken zijn te vergemakkelijken; steunt het verzoek van het Bureau van de EMPV om zo spoedig mogelijk een buitengewone bijeenkomst te beleggen van de Euromed-Raad van ministers van Buitenlandse Zaken van het proces van Barcelona;
28. is van mening dat op middellange en lange termijn de oprichting van instellingen die de landen van het Middellandse-Zeebekken verenigen, bijvoorbeeld een Euro-Mediterrane ontwikkelingsbank, het beste middel is om te zorgen voor duurzame vrede en menselijke ontwikkeling; verzoekt alle EU-lidstaten te streven naar de oprichting van dergelijke instellingen en niet naar bilaterale overeenkomsten;
29. is voorstander van het zenden van een onderzoeksdelegatie naar Libanon, Palestina en Israël om zich van de situatie op de hoogte te stellen, met speciale aandacht voor de humanitaire en politieke omstandigheden;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, de regeringen en parlementen van Israël, Libanon, de Palestijnse Autoriteit, Syrië, Iran, de VS en Rusland en de secretaris-generaal van de Liga van Arabische Staten.