Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2061(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0233/2006

Ingediende teksten :

A6-0233/2006

Debatten :

PV 25/09/2006 - 14
CRE 25/09/2006 - 14

Stemmingen :

PV 26/09/2006 - 7.5
CRE 26/09/2006 - 7.5
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0367

Aangenomen teksten
PDF 146kWORD 66k
Dinsdag 26 september 2006 - Straatsburg
Thematische strategie voor het stadsmilieu
P6_TA(2006)0367A6-0233/2006

Resolutie van het Europees Parlement over de thematische strategie voor het stadsmilieu (2006/2061 (INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 13 oktober 2005 over de stedelijke dimensie in de context van de uitbreiding(1) en van 18 januari 2006 over de milieuaspecten van duurzame ontwikkeling(2),

–   onder verwijzing naar de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een Thematische strategie voor het stadsmilieu (COM(2005)0718),

–   onder verwijzing naar de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Naar een thematische strategie voor het stadsmilieu" (COM(2004)0060),

–   onder verwijzing naar Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (6e MAP)(3),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0233/2006),

A.   overwegende dat 80% van de bevolking van Europa in steden leeft, maar de verdediging van hun behoeften en belangen in de Europese fondsen, projecten, initiatieven en strategieën soms tekortschiet,

B.   overwegende dat het doel van de thematische strategie voor het stadsmilieu (TSUE) is bij te dragen aan de algemene milieuprestatie van steden in Europa door middel van het verminderen van bureaucratie, het vergroten van de efficiëntie van de uitvoering van het milieubeleid en het bevorderen van milieuplanning voor de lange termijn op plaatselijk niveau,

C.   overwegende dat er, hoewel het aandeel van het openbaar vervoer in de nieuwe lidstaten weliswaar daalt, maar nog altijd hoger is dan in de oude lidstaten, nagedacht dient te worden over maatregelen die een verdere daling van het gebruik van het openbaar vervoer kunnen doen stoppen,

D.   overwegende dat het 6e MAP met name gericht was op het aanpakken van de toenemende vervoersvolumes en het loskoppelen van vervoersgroei en BBP-groei,

E.   overwegende dat de energieafhankelijkheid van de Europese Unie ook op stadsniveau moet worden aangepakt, met de grootste toename van het energieverbruik in de vervoerssector, en verder overwegende dat maatregelen met betrekking tot andere sectoren zoals huisvesting en de keuze van de energiebronnen voor de verwarming in de regel op plaatselijk niveau worden genomen,

1.   is verheugd over de mededeling van de Commissie over de TSUE; is evenwel van oordeel dat deze niet voldoende zal zijn om de doelstellingen van het 6e MAP te verwezenlijken;

2.   is met name verheugd over het feit dat de Mededeling ook erkent dat steden een belangrijke rol vervullen als motoren van de economie;

3.   deelt de analyse van de Commissie dat de milieuproblemen in de steden uitermate ingewikkeld zijn, aangezien hun oorzaken met elkaar verbonden zijn, en sluit zich aan bij de waarschuwing van de Commissie dat plaatselijke initiatieven voor het oplossen van een bepaald probleem tot problemen ergens anders kunnen leiden;

4.   betreurt het feit dat, anders dan met de voornemens in het 6e MAP tot uitdrukking werd gebracht, de Commissie geen wettelijke bindende maatregelen en deadlines voorstelt voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het 6e MAP;

5.   betreurt daarnaast het feit dat de TSUE niet streeft naar evenwicht in het Europees beleid tussen stedelijke en plattelandsgebieden, alsook tussen steden in het centrum en steden in de periferie;

6.   dringt er bij de Commissie op aan richtsnoeren vast te stellen betreffende de toepassing van de aanstaande richtlijn over luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, en te zorgen voor goede handhaving van dit stuk wetgeving;

7.   beklemtoont dat de Commissie, samen met de nationale overheden, elke agglomeratie met meer dan 100.000 inwoners ertoe zou moeten aansporen een plan voor duurzaam stadsbeheer (SUMP) en een plan voor duurzaam stadsvervoer (SUTP) op te stellen;

8.   dringt er bij de Commissie op aan dat zij in haar document met richtsnoeren gemeenschappelijke kernindicatoren opneemt die aansluiten bij de verplichtingen en doelstellingen van het relevante milieubeleid van de EU (d.w.z. lucht-, lawaai-, water- en afvalrichtlijnen, energie-efficiëntie en klimaatbeleid), om vergelijkingen en benchmarking tussen Europese steden mogelijk te maken;

9.   is van oordeel dat de SUMP onder andere met de volgende documenten rekening moeten houden:

   - afvalstoffenplan (Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen, als gewijzigd(4)),
   - geluidbelastingkaarten en actieplannen, indien beschikbaar (Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai(5)),
   - plaatselijk luchtvervuilingsplan of programma, indien beschikbaar (Richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(6)),
   - plaatselijke milieuplannen en programma's zoals bedoeld in Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's(7);

10.   is van oordeel dat SUMP's als volgt moeten worden opgezet:

  a) verzameling van gegevens en relevante informatie over:
   - de gebieden die genoemd worden in paragraaf 9 van deze resolutie,
   - verhouding tussen bebouwde zones enerzijds en het platteland en het plattelandsmilieu anderzijds,
   - toekomstperspectieven bij de demografische groei en de behoefte aan nieuwe stedelijke centra,
   - communicatiekanalen, mobiliteit, integratie in steden en toegankelijkheid van diensten,
   - plaatselijke broeikasgasemissies,
   - stadsstructuur en de hoeveelheid groene gebieden en stedelijke uitbreidingszones,
   - plaatselijk gebruik van biociden,
   - aan het milieu gerelateerde gezondheidsproblemen,
   - mogelijkheden van een milieu dat vrij is van belemmeringen voor personen met een handicap, ouderen en anderen;
   - beoordeling van het cultureel erfgoed, de bebouwde zones en het milieu, alsmede de gebieden van ecologisch belang en van de gevaren die deze bedreigen,
   - raming van de drinkwaterbehoefte in stedelijke gebieden en planning van de waterreiningings- en zuiveringsmaatregelen,
  b) doelstellingen betreffende:
   - verbetering van de situatie op de onder a) genoemde gebieden,
   - integratie van duurzaamheid in alle gebieden van het stadsbeleid,
   - afstemming met de DSVP's;
   c) praktische maatregelen en acties voor het verwezenlijken van de onder b) genoemde doelstellingen;

11.   benadrukt dat burgers, NGO's, business-organisaties en andere belanghebbenden betrokken moeten worden bij de voorbereiding van de SUMP'sen dat deze openbaar moeten worden gemaakt; is daarnaast van mening dat het essentieel is de geboekte vooruitgang regelmatig te evalueren en de resultaten van deze evaluaties te verspreiden;

12.   spoort de Commissie aan om in het kader van de overlegronde in 2009 over te gaan tot een tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van de technische richtsnoeren en steunt de werkzaamheden van de Commissie in verband met het opzetten van een thematisch internetportaal voor plaatselijke autoriteiten;

13.   dringt er bij de Commissie op aan een doelstelling te ontwikkelen voor groene gebieden per inwoner bij nieuwe stadsontwikkelingsprojecten en is van oordeel dat die doelstelling in SUMP's moet worden opgenomen, teneinde te voorkomen dat het aantal groene gebieden in stadszones die de doelstelling niet halen, afneemt;

Duurzaam stadsbeheer

14.   dringt er bij de lidstaten op aan om binnen hun nationale strategische referentiekaders en operationele programma's prioriteit toe te kennen aan financiering voor projecten die plannen voor duurzaam stadsbeheer en -vervoer ten uitvoer leggen, alsook voor projecten die minder aan ontwikkeling van nieuwe terreinen in ongerept gebied doen en méér aan ontwikkeling van verlaten en vervallen industrieterreinen en het planten van bomen in straten en het aanwijzen van meer groene ruimten te bevorderen;

15.   dringt er bij de lidstaten op aan het gebruik van het milieubeheer- en milieuauditsysteem door plaatselijke autoriteiten te bevorderen;

16.   roept de stedelijke autoriteiten op om in hun openbare aanbestedingen stelselmatig naar duurzaamheidscriteria te verwijzen en desbetreffend toezeggingen in hun SUMP's op te nemen;

17.   steunt het bevorderen van compostering, in plaats van verbranding, van groenafval ter voorkoming van plaatselijk voorkomende vervuiling;

18.   acht het ook van belang om burgers zowel in politieke, als in technische zin nauwer bij plaatselijke beslissingen te betrekken;

19.   is van oordeel dat er meer aandacht moet worden besteed aan het voorkomen en verwijderen van vuil, afval, graffiti, uitwerpselen van dieren en excessief lawaai van geluidsinstallaties in woningen en voertuigen;

Duurzaam stadsvervoer

20.   steunt het idee van DSVP's als instrument ter verbetering van het stadsmilieu, maar benadrukt dat dit instrument op flexibele wijze moet worden ingezet, zodat aan alle specifieke behoeften van de lidstaten en hun stedelijke gebieden, alsmede van regio's met specifieke beperkingen, voldoende tegemoet kan worden gekomen;

21.   benadrukt dat DSVP's concrete en kwantificeerbare doelen moeten omvatten en dat deze binnen het kader van een scorebord moeten worden gepresenteerd en gevolgd, waardoor de verspreiding van goede werkwijzen binnen de lidstaten wordt bevorderd; wijst op het feit dat DSVP's flexibel genoeg moeten zijn om op nieuwe ontwikkelingen te kunnen inspelen;

22.   is van mening dat het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmiddelen en technologieën een sleutelfactor is bij het streven naar een schoner stadsmilieu; wijst in dit verband met name op het gebruik van biobrandstoffen, technologieën voor hybride auto's, fietsen en vrachtwagens en bussen die aan de EEV(milieuvriendelijker gemaakt voertuig)-norm(8) van de EU voldoen; ziet derhalve met grote belangstelling uit naar het voorstel van de Commissie voor de invoering van schone voertuigen voor het openbaar vervoer en stelt voor dat de plaatselijke instellingen voor energiebesparing specifieke activiteiten krijgen toegewezen in verband met het stadsvervoer;

23.   is voorstander van de ontwikkeling van het openbaar vervoer met behulp van duurzame energiebronnen en pleit voor een beter evenwicht tussen het individuele en collectieve vervoer in stedelijke gebieden;

24.   wijst erop dat het gebruik van het openbaar en collectief vervoer in stedelijke gebieden moet worden gestimuleerd; is tevens van mening dat de stedelijke vervoersdiensten toegesneden moeten zijn op de behoeften van de ruimtelijke ordening (oude stadswijken, buitenstedelijke gebieden, verbindingen met luchthavens, stations, industriegebieden, winkelgebieden, enz.) en op de behoeften van de publieke en demografische veranderingen (ouderen, mensen met een handicap, enz.);

25.   roept de lidstaten op om, samen met de plaatselijke overheden, te streven naar een verschuiving van ten minste 5% in intra-stedelijke passagierskilometers naar duurzame vervoersmethoden zoals openbaar vervoer en de fiets in de periode 2002-2012;

26.   benadrukt dat toegang voor eenieder tot mobiliteit (ook diegenen die niet over een eigen auto beschikken) een sociale factor is, waar rekening mee moet worden gehouden;

27.   onderkent dat toegankelijkheid van centraal belang is voor duurzame ontwikkeling en moet worden benaderd door middel van een geïntegreerde stedelijke beleidsaanpak; roept de instellingen van de EU derhalve op uitwisselingen van goede praktijken tussen plaatselijke en nationale autoriteiten te stimuleren en verzoekt de Commissie de handhaving van de bestaande Europese wetgeving ter bevordering van de toegankelijkheid voor mensen met een handicap te bewaken, en met name de regels ten aanzien van de specifieke communautaire aanbestedingsprocedures, die uitdrukkelijk vereisen dat het betrokken ontwerp voor alle gebruikers geschikt moet zijn;

28.   is van oordeel dat DSVP's moeten aangeven op welke wijze plaatselijke autoriteiten gaan werken aan:

   - het bevorderen van niet-gemotoriseerde vervoerssoorten zoals fietsen en lopen, door middel van de aanleg van een uitgebreid netwerk van fietspaden en veilige wandelpaden en kruisingen voor voetgangers,
   - het bevorderen van openbaar vervoer en de ontwikkeling van openbaarvervoerinfrastructuur en het verspreiden van informatie over bestaande goede praktijken, zoals de invoering van een geïntegreerd prijs- en kaartjessysteem en de ontwikkeling van P+R-systemen,

29.   wijst de lidstaten op hun verantwoordelijkheid om bij de inrichting van steden rekening te houden met de meest kwetsbare verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door een verlaging van de toegestane maximumsnelheid of de instelling van autovrije zones in stadscentra of woonwijken, teneinde het aantal verkeersdoden tegen 2010 met de helft te verlagen, één van de doelstellingen in het Witboek over het Europees vervoersbeleid;

30.   stelt voor om logistieke stadsplannen op te stellen, teneinde het vervoer van goederen binnen steden terug te dringen en te verbeteren, waarbij in het bijzonder voor coördinatie van de distributie van goederen in de binnensteden moet worden gezorgd;

31.   herinnert eraan dat luchtvervuiling een belangrijke oorzaak van gezondheidsproblemen in de EU is; beklemtoont derhalve dat steden met veel luchtvervuiling moeten overwegen lage-emissiezones in te stellen;

32.   spreekt zich er voor uit om emissies aan de bron te bestrijden en om de milieuproblemen in de steden op te lossen met innovatieve maatregelen; wijst er nog eens op dat studies aangeven dat doorstromend goederenvervoer tot 38% minder emissies van fijne stofdeeltjes veroorzaakt dan goederenvervoer dat afwisselend remt en weer optrekt, en dat derhalve innovatieve maatregelen moeten worden genomen om de verkeersdoorstroming te bevorderen;

33.   dringt met het oog op een bepaalde mate aan coherentie aan op een betere coördinatie tussen de plaatselijke overheden; een tekort aan coherentie tussen de plaatselijke overheden leidt tot hogere leveringskosten, méér verkeer en daarmee tot een grotere milieubelasting;

Duurzame stadsplanning

34.   wijst erop dat de Commissie de problemen en de huidige situatie op dit vlak goed in kaart heeft gebracht, maar dat ze geen voorstellen heeft gedaan om de problemen op te lossen;

35.   benadrukt het belang van planning en design van woonwijken en flatgebouwen voor misdaadbestrijding, alsook van publieke ruimten zoals parkeergarages en routes van en naar treinstations;

36.   benadrukt verder de sociale dimensie van een duurzame stadsplanning en dringt aan op algehele bevordering van de levenskwaliteit in de binnensteden door middel van een holistische (met name sociale, culturele en milieu-) benadering;

37.   dringt er op aan om, met het oog op de instandhouding van de identiteit en de uiterlijke verschijning van de respectieve locaties, bij nieuwe stadswijken en stadsuitbreidingen inspanningen te ondernemen om de topografie en de natuurlijke opzet van het gebied te bewaren;

38.   stelt voor om bij stadsplanning, de uitbreiding van groene zones, stadsuitbreidingen en de aanleg van nieuwe woongebieden grote natuurgebieden onbebouwd te laten, zodat de inwoners een band met de natuur kunnen ontwikkelen;

39.   verlangt dat, met het oog op de instandhouding van historische centra of natuurlijke habitats, van rivieren, meren en wetlands, op deze plaatsen preventief ringvormige beschermingsgebieden worden aangelegd die slechts in zeer geringe mate mogen worden bebouwd om bebouwingsdruk te voorkomen;

40.   roept de Commissie en de lidstaten op onderzoek naar het verband tussen verschillende stedenbouwkundige modellen enerzijds en sociaal gedrag anderzijds te bevorderen, alsmede onderzoek naar de voorwaarden die de sociale harmonie en de gezondheid ten goede komen;

41.   beklemtoont dat sommige historische wijken - waardevolle onderdelen van ons gemeenschappelijk erfgoed - in steden er al decennia verlaten bijliggen; beveelt aan nationale, regionale of plaatselijke steunprogramma's te ontwikkelen, teneinde te bevorderen dat deze wijken op passende wijze worden gerenoveerd, onder andere met betrekking tot de architectuur, op open ruimtes en pleinen, alsook op rivieroevers, bruggen en andere openbare werken;

42.   is van oordeel dat, om het probleem van klimaatverandering in steden aan te pakken, zoals het gebrek aan natuurlijke ventilatie in periodes met zeer hoge temperaturen en zware luchtvervuiling, in het kader van stadsplanning ook aan stadsklimaatonderzoek moet worden gedaan, teneinde het windtunneleffect van hoge gebouwen te voorkomen; benadrukt dat het verlies aan groene ruimten tot minder natuurlijke ventilatie leidt;

43.   spoort de lidstaten aan prioriteit toe te kennen aan door de EU medegefinancierde projecten op het gebied van de ontwikkeling en modernisering van stadsverwarming, en steunt te geven aan een grootschaliger gebruik van stadsverwarmingsinstallaties; beklemtoont in dit verband dat in het geval van een energiecrisis het met stadsverwarming eenvoudiger is op een andere energiebron over te stappen;

44.   beklemtoont het feit dat nieuwe vormen van watermanagement in steden moeten worden ontwikkeld die erop gericht zijn om regenwater tijdens hete en droge zomers langer in steden vast te houden, en plotselinge overstromingen en de bouw van huizen en andere projecten in overstromingsgebieden te voorkomen;

45.   stelt voor om Gemeenschapsrichtsnoeren te ontwikkelen voor het bevorderen en toepassen van duurzaam beheer van watervoorraden in steden, gericht op het zich aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering, met inbegrip van eisen inzake waterefficiëntie in nieuwe gebouwen, wateropvang in natte periodes voor droge en warme periodes, bewaring van watermassa's in warme periodes als koelsystemen en duurzame stedelijke afwatering om het risico van afspoeling en overstroming te verminderen, bovenafdichting terug te dringen en waterbehoud te vergroten;

46.   is van mening dat bij de uitvoering van de thematische strategie niet alleen aandacht dient te worden besteed aan de waterkwantiteit, maar ook aan de waterkwaliteit; nodigt derhalve de Commissie uit om de verspreiding van goede praktijken op dit gebied te bevorderen, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de netwerken die reeds zijn opgezet in het kader van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water;

47.   benadrukt het belang van renovatie van oude waterleidingen en rioleringen in de steden;

Duurzame stedenbouw

48.   betreurt het feit dat "duurzaam bouwen" weliswaar als één van de vier aandachtsgebieden voor de thematische strategie voor het stadsmilieu is geïdentificeerd, maar dat de strategie desbetreffend geen enkele specifieke actie bevat;

49.   beklemtoont het belang van betere milieuprestaties van gebouwen door middel van energie-efficiënte ontwerpen (isolatie, gebruik van hernieuwbare energiebronnen, groene daken, passief/actief zondesign, laagenergiewoningen, enz.); steunt het gebruik van hernieuwbare alsook eventueel plaatselijk beschikbare energiebronnen in stedelijke omgevingen, alsook waterefficiënte woningontwerpen (opvang en hergebruik van regenwater, spaarknoppen op toiletten, waterzuinige wasmachines en vaatwassers); dringt daarnaast aan op benchmarking en de uitwisseling op EU-niveau van goede praktijken op het gebied van het verbeteren van de energie-efficiëntie, de invoering van hernieuwbare energiebronnen in en méér duurzame stadsbouw in het algemeen;

Financiering, onderzoek en uitwisseling van goede praktijken

50.   benadrukt de noodzaak om de invoering van dergelijke initiatieven met de nodige EU-middelen te ondersteunen, vooral uit speciale programma's en fondsen als CIVITAS(9); deelt het standpunt van de Commissie dat er mogelijkheden bestaan om voor de aanpak van milieuprioriteiten in stedelijke gebieden financiële bijstand te verkrijgen in het kader van de voorgestelde LIFE+-verordening, het Cohesiefonds, de structuurfondsen en het kaderprogramma voor onderzoek en is dan ook gekant tegen de inkrimping van de middelen voor deze instrumenten; wijst echter op de noodzaak om bronnen van aanvullende specifieke financiering te identificeren met het oog op de nieuwe uitdagingen die voortvloeien uit de strategie voor de stedelijke omgeving;

51.   staat achter de aanbevelingen van de Commissie om bij het beheer van het stadsmilieu een geïntegreerde aanpak te hanteren, is van oordeel dat een dergelijke aanpak, bij de toepassing ervan op lokaal niveau met steun van de lidstaten, een van de criteria dient te zijn voor de toekenning van middelen uit de structuurfondsen en van leningen van de Europese Investeringsbank (EIB);

52.   dringt er bij de EIB op aan haar leningsinstrumenten te verbeteren voor effectieve steun voor duurzame stadsontwikkeling en in bestaande programma's voorrang toe te kennen aan stadsprojecten met plannen voor duurzaam stadsbeheer, met name op de gebieden energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en duurzame infrastructuur voor stadsvervoer; roept de EIB daarnaast op ervoor te zorgen dat door haar gefinancierde investeringen niet indruisen tegen doelstellingen op het vlak van duurzaam stadsbeheer;

53.   benadrukt het belang van onderzoeksactiviteiten met betrekking tot het stadsbeleid, inclusief kwesties betreffende de elektriciteits- en gasvoorziening, verwarming, klimaatbeheersing en afvalverwerking; verzoekt de Commissie specifieke bepalingen rond deze problematiek opnieuw in het zevende kaderprogramma voor onderzoek op te nemen;

54.   acht de ondersteuning van een netwerk van nationale brandpunten voor stadsaangelegenheden, zoals het Europees stedelijk kennisnetwerk, van fundamenteel belang en is verheugd over de voortzetting van de steun voor het URBACT-programma in het kader van het voorgestelde cohesiebeleid 2007-2013;

55.   dringt aan op de bevordering van het uitwisselen van goede praktijken op EU-niveau tussen stedelijke autoriteiten over de tenuitvoerlegging van de strategie en SUMP's; stelt - ten einde misstappen op het gebied van stadsontwikkeling in de toekomst te voorkomen - daarnaast voor dat wordt gestreefd naar eerlijke en transparante uitwisseling, ook van negatieve ervaringen, middels zowel op ambtenaren als op gekozen vertegenwoordigers gerichte campagnes;

56.   dringt er bij de Commissie op aan dieper in te gaan op het belang van de relatie tussen steden en hun randgebieden voor duurzame stadsontwikkeling die bijdraagt tot een algehele samenhang van de EU; verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook zulke duurzame stadsontwikkeling te bevorderen;

57.   stelt voor dat communautaire middelen worden uitgetrokken en door de lidstaten gebruikt om gebouwen en wijken te vernieuwen;

Beter wetgeven

58.   dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om een interinstitutioneel akkoord te sluiten met het Parlement waarin de drie instellingen hun steun uitspreken voor de toepassing van alle in deze resolutie genoemde bestaande communautaire wetgeving; is ervan overtuigd dat een dergelijk akkoord zou bijdragen tot het verbeteren van de controleerbaarheid en derhalve tot 'beter wetgeven';

o
o   o

59.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0387.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0020.
(3) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
(4) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(5) PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12.
(6) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.
(7) PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.
(8) Richtlijn 2005/55/EG betreffende de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1).
(9) CIVITAS: CIty-VITAlity-Sustainability, CIVITAS I (2002-2006) en CIVITAS II (2005-2009) beschikken over een totale begroting van meer dan 300 miljoen EUR.

Juridische mededeling - Privacybeleid