Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2043(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0363/2006

Ingediende teksten :

A6-0363/2006

Debatten :

PV 25/10/2006 - 17
CRE 25/10/2006 - 17

Stemmingen :

PV 26/10/2006 - 6.13
CRE 26/10/2006 - 6.13
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0462

Aangenomen teksten
PDF 135kWORD 58k
Donderdag 26 oktober 2006 - Straatsburg
Publiek-private samenwerkingen en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten
P6_TA(2006)0462A6-0363/2006

Resolutie van het Europees Parlement over publiek-private samenwerkingen en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten (2006/2043(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Groenboek van de Commissie over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten (COM(2004)0327),

–   gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder artikel 5, lid 2 over het subsidiariteitsbeginsel en de artikelen 43 tot 49 over de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, evenals de daarvan afgeleide principes van transparantie, gelijke behandeling, evenredigheid en wederzijdse erkenning,

–   gelet op de vigerende richtlijnen over overheidsopdrachten,

–   gezien het Europees Handvest voor plaatselijk zelfbestuur van de Raad van Europa van 15 oktober 1985,

–   gelet op artikel I-5 van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0363/2006),

A.   overwegende dat gedurende het afgelopen decennium in vele lidstaten van de Europese Unie een groot aantal publiek-private samenwerkingen (PPS) is gevormd,

B.   overwegende dat er tot nu toe noch een voor heel Europa geldende definitie, noch specifieke rechtsvoorschriften binnen het geldende Gemeenschapsrecht bestaan die alle verschillenden vormen van PPS omvatten,

C.   overwegende dat een PPS als een langlopende, contractueel geregelde samenwerking tussen overheid en de privé-sector voor het vervullen van publieke taken kan worden omschreven, waarbij de noodzakelijke geldmiddelen onder gezamenlijk beheer geplaatst zijn en projectrisico's in overeenstemming met de risicomanagementcompetentie van de projectpartners evenredig worden verdeeld,

D.   overwegende dat een PPS vaak een juridisch, financieel-technisch en commercieel gecompliceerde structuur heeft waarin private ondernemingen en overheidsinstanties samenwerken om gezamenlijk infrastructurele projecten uit te voeren en te beheren of openbare diensten te verlenen,

E.   overwegende dat PPS-projecten voornamelijk door plaatselijke en gemeentelijke instanties worden geïnitieerd, maar dat hieraan ook op Europees niveau behoefte bestaat, met name voor de realisatie van de trans-Europese verkeersnetten,

F.   overwegende dat PPS geen stap in de richting van een privatisering van overheidstaken is,

G.   overwegende dat PPS-contracten bedoeld zijn om de overheidsinstanties hun voordeel te laten doen met de ontwerp-, bouw- en beheercompetenties van particuliere ondernemingen en, zo nodig, van hun financieringcapaciteiten,

H.   overwegende dat een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven synergieën en algemeen nut met zich mee kan brengen, een efficiënter omgaan met overheidsgelden mogelijk maakt, in tijden van krappe budgetten als alternatief voor privatisering kan dienen en door het verkrijgen van knowhow uit de particuliere sector kan bijdragen aan een modernisering van het bestuur,

I.   overwegende dat PPS principieel onderworpen is zowel aan de regels inzake de interne markt van het Verdrag, in het bijzonder die van transparantie, gelijke behandeling, evenredigheid en wederzijdse erkenning, als aan het afgeleide Gemeenschapsrecht over overheidsopdrachten,

J.   overwegende dat private investeerders garanties moeten krijgen dat de looptijd van een contract niet zal worden veranderd tijdens de duur van het contract,

K.   overwegende dat elk juridisch stelsel voor PPS het recht op gemeentelijk en regionaal zelfbestuur moet respecteren, voor zover dat in het nationale recht van de lidstaten is verankerd is,

L.   overwegende dat PPS een van de mogelijkheden vormt om de uitvoering van overheidstaken te organiseren en dat de overheid ook in de toekomst moet kunnen beslissen of ze een taak zelf, door eigen bedrijven of door derden in de particuliere sector laat uitvoeren,

M.   overwegende dat de burgers meer bewust gemaakt moeten worden over de gevolgen van PPS,

Algemene opmerkingen

1.   is verheugd over de indiening door de Commissie van het bovengenoemde Groenboek over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, een verslag over de openbare raadpleging van dit Groenboek en een mededeling over mogelijke vervolgmaatregelen met betrekking tot PPS (COM(2005)0569);

2.   acht een beoordeling van de effecten van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten prematuur en is derhalve tegenstander van een herziening van deze richtlijnen; is tevens tegenstander van een specifieke juridische regeling voor PPS; acht het daarentegen noodzakelijk dat er een wetgevingsinitiatief komt inzake concessieovereenkomsten waarbij de beginselen van de interne markt en drempelwaarden in acht worden genomen, eenvoudige regels voor de aanbestedingsprocedure worden geformuleerd en dat er duidelijkheid wordt geschapen op het vlak van de geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen;

3.   verzoekt de Commissie bij de regulering van toekomstige PPS'en en bij de huidige effectbeoordeling van de wettelijke voorschriften inzake concessieovereenkomsten serieus rekening te houden met de belangen van regionaal zelfbestuur en vertegenwoordigers van regionale en lokale belangen te betrekken bij het opstellen van toekomstige regelingen;

4.   bepleit, om rechtsonzekerheid te vermijden, overgangstermijnen voor bestaande contracten die in goed vertrouwen op basis van de nationale wetgeving zijn afgesloten;

5.   wijst iedere omzeiling van de wetgeving inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten van de hand;

6.   acht de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten principieel noodzakelijk zodra een partner uit de particuliere sector moet worden gekozen;

7.   is van mening dat de uitbesteding van diensten van algemeen belang de overheid verplicht om het contract op basis van een openbare aanbesteding te gunnen;

8.   is van oordeel dat het opnieuw in publiek beheer nemen van taken die reeds samen met private partijen naar tevredenheid zijn uitgevoerd, geen zinvol alternatief voor een PPS kan vormen dat strookt met de mededingingsbeginselen;

9.   is van oordeel dat gemeenten met hun dochterbedrijven alleen dan buiten de mededingingsregels mogen blijven wanneer het gaat om zuiver plaatselijke taken die geen enkele relatie hebben tot de interne markt;

10.   benadrukt dat transparantie in het omgaan met gemeenschapsgelden uiteraard geboden is, en dat transparantie ook dient in te houden dat de gekozen vertegenwoordigers het recht hebben contracten en documenten in te zien;

11.   beveelt de lidstaten aan om transparante mechanismen te creëren die garanderen dat de juridische en financiële belangen van private investeerders worden beschermd gedurende de looptijd van een contract;

12.   is van mening dat transparante aanbestedingsregels de concurrentie bevorderen en corruptie helpen voorkomen, tot nut van de burger;

13.   onderstreept dat het begrip "belangenconflict" op EU-niveau moet worden gedefinieerd met name om een rechtvaardige en billijke risicoverdeling te garanderen;

14.   beveelt aan bij de uitvoering van PPS te zorgen voor een bindende verantwoordingsplicht jegens de burger opdat veiligheid, efficiëntie en kwaliteitsnormen gewaarborgd zijn;

15.   beveelt aan dat de lidstaten het werk van de overheid vergemakkelijken door een betere opleiding te geven aan de beleidsmakers die voor PPS private partners moeten selecteren;

16.   verwacht dat de lidstaten voorzorgsmaatregelen treffen, zodat met de gevolgen voor ambtenaren van plaatselijke instanties vroegtijdig en naar behoren rekening kan worden gehouden, en men streeft naar eerlijke overeenkomsten inzake de overplaatsing van werknemers (uit de publieke en private sector) en hun arbeidsvoorwaarden en dat men deze nakomt, overeenkomstig Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen(1);

17.   verwacht dat de bepalingen van Richtlijn 2001/23/EG door de overheid in de lidstaten worden gerespecteerd;

18.   richt zich tegen het instellen van een Europees agentschap voor PPS, juicht evenwel andere manieren toe om ervaringen wat betreft "best" en "worst practices" uit te wisselen, zoals de oprichting van een netwerk van nationale en regionale autoriteiten die PPS beheren;

19.   moedigt de Commissie en de Europese Investeringsbank aan om hun deskundigheid samen te brengen en met name te verbreiden in de lidstaten waar de overheid niet met publiek-private samenwerking vertrouwd is;

20.   benadrukt dat de ervaringen die zijn opgedaan met PPS een herhaling van fouten en mislukte methodes kunnen helpen voorkomen;

21.   keert zich tegen het opstellen van regelgeving inzake het toekennen van contracten voor overheidsopdrachten onder de drempelwaarden op EU-niveau; onderstreept dat de lidstaten aansprakelijk zijn voor de efficiënte uitvoering van de verdragsbeginselen van transparantie, non-discriminatie en vrije dienstverlening in het kader van contracten voor overheidsopdrachten onder de drempelwaarden; bevestigt zijn standpunt dat het opstellen van regels betreffende het toekennen van contracten voor overheidsopdrachten op EU-niveau het voorrecht is van de Raad en het Parlement;

22.   verzoekt de Commissie door middel van de communautaire controle op de overheidssteun erop toe te zien dat bij de toekenning van subsidies geen discriminatie optreedt tussen de diverse actoren, zij het particuliere, openbare of gemengde;

PPS als overheidsopdracht

23.   is het eens met de opvatting van de Commissie dat bij de gunning van openbare bouw- of dienstverleningsopdrachten de keuze van de partner uit het bedrijfsleven principieel alleen volgens de richtlijnen inzake overheidsopdrachten moet verlopen als keuze en gunning samenvallen;

24.   is van mening dat de overheidsinstantie moet kunnen kiezen tussen de openbare en de niet-openbare procedure;

25.   is van mening dat vanwege de transparantie de onderhandelingsprocedure zich tot de uitzonderingsgevallen zou moeten beperken waarin in de desbetreffende bepalingen van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten is voorzien;

26.   bepleit omwille van de flexibiliteit een gunning in de vorm van een concurrentiële dialoog, indien het een opdracht met "juridische en financiële complexiteit" betreft, en verzoekt de Commissie om de beoogde toepassingsvoorwaarde "juridische en financiële complexiteit" zo te concretiseren dat er een zo groot mogelijke onderhandelingsruimte overblijft; is van mening dat er van juridische en financiële complexiteit sprake is bij de aanwezigheid van typische PPS-kenmerken als het levenscyclusconcept en een langdurige risico-overdracht naar de private partner; is van mening dat het bij een concurrentiële dialoog uitgesloten moet zijn dat vertrouwelijke informatie buiten deze procedure openbaar wordt gemaakt;

PPS als concessieovereenkomst

27.   neemt nota van het feit dat de Commissie na het uitvoeren van een uitgebreide effectbeoordeling wettelijke stappen wil zetten; is van mening dat, indien de Commissie voorstellen voor dergelijke wetgeving doet, deze de overheid de mogelijkheid zouden moeten bieden om, door flexibele, transparante en niet-discriminatoire procedures, de beste partner te kiezen, overeenkomstig de criteria die daarvoor vooraf worden vastgesteld;

28.   verwacht van een eventuele wetgeving een duidelijke definitie van concessieovereenkomsten ter onderscheiding van overheidsopdrachten, evenals de vastlegging van objectief verifieerbare selectiecriteria;

29.   is van mening dat concessieovereenkomsten een beperkte maar variabele looptijd moeten hebben, afhankelijk van de afschrijvingstijd van de private investering, om ervoor te zorgen dat gegadigden niet onnodig lang van mededinging uitgesloten zijn; is van oordeel dat de duur van het partnerschap zodanig moet zijn dat de vrije mededinging in principe slechts zo ver wordt ingeperkt als nodig is om de afschrijving van de investeringen, een passende rentabiliteit van het ingebrachte kapitaal en herfinanciering van toekomstige investeringen te garanderen;

30.   is van mening dat het principe van transparantie met zich meebrengt dat de beginselen waarop het vastleggen van de looptijd van het contract is gebaseerd, in de aanbestedingsdocumentatie bekend moeten worden gemaakt, opdat inschrijvers hiermee bij het uitwerken van hun offerte rekening kunnen houden;

31.   is van mening dat een totale aanpak van de aanbesteding (levenscyclusconcept) en een innovatieve mededinging van de kant van de inschrijvers alleen tot efficiëntiewinst leiden, indien bij de gemeenschappelijke realisatie van projecten de risico's optimaal worden gespreid en er sprake is van functionele prestatieomschrijvingen alsook van een betalingsmechanisme dat dit zoveel mogelijk stimuleert;

32.   verzoekt de Commissie om haar conclusies te trekken uit de ervaringen die zijn opgedaan met de concurrentiële dialoog, zodat de Commissie aanbevelingen kan doen voor een passende aanbestedingsprocedure op het gebied van concessies, omdat de flexibiliteit van de concurrentiële dialoog in de regel recht doet aan de complexiteit van de concessieovereenkomsten zonder de naleving van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en evenredigheid geweld aan te doen;

33.   ondersteunt de Commissie bij haar onderzoek of voor alle vormen van PPS op contractuele basis uniforme aanbestedingsregels moeten worden opgesteld, onafhankelijk van de kwalificatie van de betreffende PPS als overheidsopdracht of concessieovereenkomst;

Geïnstitutionaliseerde PPS en in-housetransacties

34.   ondersteunt het streven van de Commissie maatregelen te nemen op het gebied van de geïnstitutionaliseerde PPS, gezien de duidelijk bestaande rechtsonzekerheid op dat terrein;

35.   erkent de wens vanuit de praktijk dat de toepassing van het recht inzake overheidsopdrachten op de oprichting van publiek-private ondernemingen, waarmee de gunning van een opdracht of concessie in verband staat, wordt verduidelijkt en verzoekt de Commissie om zo spoedig mogelijk op dit gebied duidelijkheid te verschaffen;

36.   is van oordeel dat er niet meer aanbestedingsvrije "in-housetransacties" moeten komen, aangezien bepaalde sectoren zich dan niet zouden hoeven houden aan de regels op het gebied van de interne markt en de mededinging;

37.   acht het, gelet op het transparantiegebod en het discriminatieverbod, noodzakelijk dat bij de oprichting van een geïnstitutionaliseerde PPS of in geval van een overdracht van een belang in het kader van een geïnstitutionaliseerde PPS aan een private partner het aanbestedingsrecht wordt toegepast, voorzover deze oprichting of overdracht inhoudelijk en wat de timing betreft met de gunning van een overheidsopdracht samenhangt;

38.   begrijpt, gezien de gestaag uitdijende jurisprudentie, de algehele rechtsonzekerheid bij de toepassing van in-housecriteria en verzoekt de Commissie daarom op basis van de staande jurisprudentie van het Hof van Justitie criteria te ontwikkelen die een stabiel referentiekader voor de besluiten van overheden bieden, en de mogelijkheid te overwegen deze criteria in communautaire wetgeving op te nemen;

39.   is van oordeel dat een bepaalde drempelwaarde, ongeacht de definitie, voor minimale deelneming van de aanbestedende overheid in een gezamenlijke onderneming met privé-partners, zal leiden tot bepaalde permanente beschermde belangen en dat elke beperking die wordt voorgesteld daarom tot problemen zal leiden;

40.   is van mening dat wanneer de eerste oproep tot inschrijving ter oprichting van een publiek-private onderneming nauwkeurig en grondig is geweest, een verdere inschrijvingsprocedure niet nodig is;

41.   verlangt dat het concept "soortgelijke controle" die door de aanbestedende overheid wordt uitgeoefend over de dienstverlener, nader wordt gepreciseerd, met name voor gevallen waarin publiek-private ondernemingen diensten verrichten voor rekening van en in het kader van de uitvoering van opdrachten van de aanbestedende overheid, die in feite door deze laatste worden gefinancierd of waarvoor deze garant staat;

Samenwerking tussen overheden

42.   juicht omwille van de zelfstandigheid van gemeenten en een efficiënt bestuur principieel vormen van samenwerking tussen gemeenten toe, onder andere vanwege de synergetische effecten, mits deze geen mogelijkheid bieden tot misbruik dat leidt tot het afsluiten van de markt;

43.   acht het noodzakelijk dat de Commissie uitleg geeft over de rechtsonzekerheid betreffende samenwerkingsverbanden tussen overheden die is voortgekomen uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie;

44.   deelt de opvatting van het Hof van Justitie die blijkt uit diens arrest in zaak C-84/03 (Commissie tegen Spanje)(2) dat samenwerkingsovereenkomsten tussen overheidsinstanties door middel van een rechtsvorm onder nationaal recht niet zonder meer van het recht inzake overheidsopdrachten kunnen worden uitgesloten; is van mening dat een afbakening tussen maatregelen van louter administratieve of organisatorische aard en contracten tussen bestuursinstanties noodzakelijk is;

45.   is van oordeel dat samenwerking tussen overheden als niet-relevant voor de wetgeving inzake overheidsopdrachten geldt indien:

   - er sprake is van samenwerking tussen gemeentelijke autoriteiten,
   - de taken die deze gemeentelijke autoriteiten moeten vervullen, als een zaak van bestuurstechnische herstructurering beschouwd moet worden, ofwel indien de toezichtrechten van de desbetreffende lokale autoriteiten vergelijkbaar zijn met die welke zij over hun eigen diensten uitoefenen, en
   - de activiteiten voornamelijk voor de desbetreffende lokale autoriteiten plaatshebben;

46.   wijst de toepassing van het recht inzake overheidsopdrachten in die gevallen af waarin overheden binnen hun ruimtelijke werkingssfeer samen met andere overheden taken willen uitvoeren omwille van bestuurlijke reorganisatie, zonder aan derden op de markt te vragen of ze de betreffende prestaties willen leveren;

47.   beschouwt in dit verband de toepassing van het communautaire recht inzake overheidsopdrachten op de bevoegdheidsoverdracht tussen overheidsdiensten als onjuist;

48.   acht daarentegen de toepassing van het recht inzake overheidsopdrachten noodzakelijk telkens wanneer dienstverlening in het kader van hun samenwerking zoals private ondernemingen op de markt aanbieden, of publieke taken door private ondernemingen of andere overheidsinstanties laat verrichten buiten het kader van deze samenwerking;

o
o   o

49.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

(1) PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.
(2) Jur. 2005, I-139.

Juridische mededeling - Privacybeleid