Resolutie van het Europees Parlement over een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu (2006/2174(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu (COM(2005)0504),
– gelet op het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (6de MAP)(1),
– gelet op het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Richtlijn mariene strategie) (COM(2005)0505),
– gelet op Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid(2) (de Waterkaderrichtlijn), die onder meer tot doel heeft bij te dragen aan de bescherming van territoriale en mariene wateren en aan het voorkomen en bestrijden van mariene verontreiniging,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 juni 2003 over de mededeling van de Commissie "Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"(3),
– gelet op het laatste rapport over de toestand van het milieu van het Europees Milieuagentschap (EMA), uitgebracht in 2005(4),
– gelet op de beleidsnota van het Instituut voor Europees milieubeleid (IEEP)(5),
– gelet op het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS)(6),
– gelet op het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu van de Oostzee (Helsinki-Commissie)(7),
– gelet op het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR)(8),
– gelet op het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen vervuiling en de bijkomende protocollen (het Verdrag van Barcelona)(9),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0364/2006),
A. overwegende dat het mariene milieu zwaar onder druk staat en voornoemd rapport van het EMA in de ecosystemen van de Europese zee- en kustwateren de eerste tekenen signaleert van structurele veranderingen in de voedselketen, hetgeen blijkt uit de verdwijning van essentiële soorten, de verschijning van grote concentraties van voornamelijk planktonachtige soorten die andere soorten verdringen, en de verbreiding van invasieve soorten. Dit alles is het gevolg van klimaatverandering en de immer uitdijende activiteit van de mens,
B. overwegende dat het 6de MAP prioriteit verleent aan acties voor betere bescherming van mariene gebieden en sterkere integratie van het milieubeleid in andere communautaire beleidsvelden,
C. overwegende dat de EU-wateren de grootste ter wereld zijn en dat de oppervlakte ervan groter is dan het totale EU-grondgebied. Twintig lidstaten hebben een of meer kusten die bij elkaar opgeteld een lijn vormen van bijna 70 000 km, en bijna de helft van de bevolking in de EU woont op minder dan 50 km afstand van de kust. In 2004 namen de maritieme regio's van de 15 lidstaten reeds meer dan 40% van het BNP voor hun rekening. Scheepsbouw, havens, visserij en daarmee verwante diensten bieden werk aan tweeëneenhalf miljoen mensen. De EU heeft 1 200 havens: 90% van haar externe handel en 41% van haar interne handel is aangewezen op goederenvervoer over zee,
D. overwegende dat toerisme, visserij en aquacultuur activiteiten zijn die alleen gedijen in een marien milieu dat in een goede milieutoestand verkeert,
E. overwegende dat tijdens de Wereldtop in Johannesburg over duurzame ontwikkeling in 2002 de partijen zijn overeengekomen de achteruitgang van de mariene biodiversiteit tegen 2012 aanzienlijk te vertragen, een voornemen dat tijdens de conferentie over biodiversiteit in Curitiba in 2006 werd herhaald,
F. overwegende dat de lidstaten alle passende maatregelen moeten nemen om natuurlijke habitats en biologische diversiteit in de zee in stand te houden en de ecosystemen in hun kustwateren te beschermen; overwegende dat zulke maatregelen ook moeten worden genomen om het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen in hun zeeën te waarborgen,
G. overwegende dat goed beleid afhangt van informatie van hoge kwaliteit, en het gebruik van wetenschappelijke informatie op verschillende bestuursniveaus is vereist, waardoor leemten in de kennis worden herkend en aangevuld, dubbele gegevensinzameling en research worden tegengegaan en de harmonisering, ruime verspreiding en het gebruik van mariene wetenschap en gegevens worden bevorderd,
H. overwegende dat niet genoeg kan worden benadrukt dat de criteria ter definiëring van een goede milieutoestand ruim genoeg moeten worden gekozen, aangezien deze kwaliteitsdoelstellingen waarschijnlijk voor lange tijd bepalend zullen zijn voor de maatregelenprogramma's,
I. overwegende dat, teneinde het mariene milieu in een specifiek marien gebied te verbeteren, internationale maatregelen vereist zijn in alle sectoren die het betrokken gebied beïnvloeden, d.w.z. er kunnen maatregelen vereist zijn binnen het mariene gebied zelf, de aangrenzende mariene gebieden en kustgebieden, het stroomgebied en, in het geval van bepaalde grensoverschrijdende verspreiding van stoffen, in overige regio's,
J. overwegende dat sommige arctische wateren van belang zijn voor de Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte, en dat sommige lidstaten (Denemarken, Finland en Zweden) deel uitmaken van de Arctische Raad,
K. overwegende dat de Zwarte Zee na de komende EU-uitbreiding in 2007 met Bulgarije en Roemenië tot de Europese wateren zal behoren,
L. overwegende dat de Gemeenschap en haar lidstaten partij zijn bij verschillende internationale overeenkomsten die belangrijke verplichtingen inhouden inzake de bescherming van mariene wateren tegen vervuiling, met name de HELCOM- en de OSPAR-overeenkomsten en de Overeenkomst voor de bescherming van de Middellandse Zee tegen vervuiling,
M. overwegende dat de bescherming en versterking van het mariene milieu niet bereikbaar zijn door nationale inspanningen alleen, maar nauwe regionale samenwerking en andere passende internationale maatregelen vereisen,
Vaststelling van het juiste ambitieniveau
1. verwelkomt de Thematische Strategie van de Commissie voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu en de overkoepelende doelstelling het duurzame gebruik van de zeeën en het behoud van mariene ecosystemen te bevorderen; constateert met teleurstelling dat het voorstel voor een richtlijn mariene strategie in deze vorm de regionale en lokale autoriteiten niet zal bewegen tot het nemen van de juiste maatregelen;
2. gelooft in de leidende rol van de EU in dit proces en roept daarom op tot een krachtig EU-beleid op het gebied van mariene bescherming, dat verdere achteruitgang van de biodiversiteit en verslechtering van het mariene milieu moet verhinderen en herstel van de mariene biodiversiteit moet bevorderen;
3. vraagt om de invoering in de richtlijn van een gemeenschappelijke, voor de gehele EU geldende definitie van goede milieutoestand, op te vatten als de milieutoestand waarbij alle mariene ecosystemen binnen een bepaalde mariene regio zodanig worden beheerd dat zij op een evenwichtige en zelfstandige wijze, tegen de achtergrond van ecologische verandering kunnen functioneren, en daarbij zowel de biodiversiteit als de menselijke activiteiten kunnen onderhouden. Dit zou een doelmatiger uitvoering van de richtlijn mariene strategie ten goede komen;
4. merkt op dat een goede toestand van het milieu van de Europese regionale zeeën alleen bereikbaar is door krachtig en gecoördineerd optreden op regionaal niveau en niet zozeer door individueel optredende lidstaten, en verlangt daarom dat in de richtlijn mariene strategie de wettelijke verplichting voor de lidstaten wordt opgenomen om een goede toestand van het milieu tot stand te brengen; is daarom van mening dat de strategie moet resulteren in bindende supranationale verplichtingen die tevens gemeenschappelijke toezeggingen in derde landen kunnen omvatten;
5. pleit voorts voor opneming van een lijst van generieke kwalitatieve descriptoren, criteria en normen aan de hand waarvan een goede milieutoestand zich laat herkennen, dat wil zeggen een bestaande lijst die door de belanghebbenden op marien gebied algemeen wordt aanvaard, waarbij verdere verbetering en uitwerking van de lijst mogelijk blijft;
6. vindt het belangrijk dat de doelstellingen, maatregelen, bewoordingen en concepten zoals opgenomen en gebruikt in de richtlijn mariene strategie en overige richtlijnen inzake het mariene milieu, zoals de waterkaderrichtlijn en de habitatrichtlijn(10), met elkaar in overeenstemming worden gebracht ten behoeve van de duidelijkheid en om coördinatie tussen deze richtlijnen mogelijk te maken;
7. vindt dat er snel maatregelen moeten worden genomen om de kwaliteit van het water te verbeteren en maakt zich daarom zorgen over de langgerekte tijdsplanning die is opgesteld in het voorstel voor een richtlijn mariene strategie; is van mening dat het beter zou zijn om de tijdsplanning overeen te stemmen met de tijdsplanning voor de waterkaderrichtlijn;
8. merkt op dat de tijdsplanning voor de waterkaderrichtlijn, waarbij een goede ecologische toestand van de kustwateren in 2015 moet zijn bereikt, al door de lidstaten is doorgevoerd; vindt het niet logisch en juist om gelijktijdig een minder ambitieuze doelstelling voor te stellen voor gedeeltelijk overlappende en aangrenzende mariene gebieden; benadrukt dat in een aantal kustwateren alleen een goede milieutoestand bereikbaar is als er een dienovereenkomstig goede toestand van het milieu in de aangrenzende mariene gebieden wordt bewerkstelligd;
Synergieën met EU-beleid
9. verwelkomt het Groenboek "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie"(COM(2006)0275), waarin een integrale benadering wordt voorgestaan voor de duurzame ontwikkeling van de oceanen, maar waarschuwt voor al te grote nadruk op een economische benadering en benadrukt dat er een balans moet worden gevonden tussen economische en ecologische belangen; verwacht dat de richtlijn mariene strategie, de ecologische pijler waarop dit berust, het juridisch kader voor het behoud en de integriteit van het mariene milieu zal bieden en daarmee ook het juridische kader voor de juiste beheerseenheden - de mariene regio's en strategieën - voor planning en besluitvorming op marien gebied;
10. vindt dat als de doelen en maatregelen met betrekking tot de mariene milieubescherming niet voldoende vergaand zijn, de implicaties voor lidstaten moeten worden verhelderd, d.w.z. dat er moet worden nagedacht over hoe het doel van de richtlijn – goede toestand van het milieu – feitelijk kan worden bereikt;
11. merkt op dat de lidstaten de naleving van de bestaande mariene bestanddelen van het Natura 2000-netwerk op een lager pitje hebben gezet; moedigt de lidstaten aan om overeenkomstig de vogel(11)- en habitatrichtlijnen, mariene beschermingsgebieden aan te wijzen die vanuit wetenschappelijk oogpunt of oogpunt van biodiversiteit van belang zijn of die onder zware druk staan;
12. heeft een voorkeur voor langlopende inspanningen waarmee ecologische doelstellingen in het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) worden geïntegreerd en zo aan de vereisten wordt voldaan voor duurzame ontwikkeling, maar blijft eraan vasthouden dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om meer dwingende maatregelen op de korte termijn te implementeren, bijvoorbeeld de instelling van gesloten gebieden (mariene natuurreservaten) of mariene beschermingsgebieden om de meest kwetsbare mariene ecosystemen te beschermen;
13. betreurt het dat de Commissie, zowel in haar mededeling als in de richtlijn mariene strategie, voorbij gaat aan de mariene wateren van Franse overzeese departementen en rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, niettegenstaande de in artikel 299 van het EG-Verdrag genoemde voorwaarden, alsmede aan de mariene wateren van de overzeese landen en gebieden zoals opgesomd in bijlage II van het Verdrag;
Budgettaire bezwaren
14. is bezorgd over het ontbreken van financiële toezeggingen voor de tenuitvoerlegging van de mariene strategieën; vraagt de Commissie en de lidstaten de maatregelen aan te wijzen die wegens hun bijzondere belang voor het bereiken van een goede milieutoestand in de Europese mariene wateren, voor cofinanciering via Life+ in aanmerking komen;
15. is van mening dat economische en milieubelangen waar mogelijk op lokaal niveau moeten worden afgestemd teneinde het subsidiariteitsbeginsel en de betrokkenheid van plaatselijke belanghebbenden te waarborgen, maar dat dit waar passend en nodig tevens plaats moet vinden op hoger niveau (regionaal, EU en international);
16. wijst erop dat de diverse mariene regio's binnen de EU zeer van elkaar verschillen en daarom op verschillende manieren moeten worden beschermd; is daarom van mening dat voor sommige regio's in vergelijking met andere meer verreikende financiële maatregelen op EU-niveau vereist kunnen zijn, zodat een goede toestand van het milieu en duurzaamheid kunnen worden bereikt;
17. gelooft dat optimaal profijt kan worden getrokken van de coördinatie van bestaande programma's door op EU-niveau de tijdsplanning voor mariene strategie af te stemmen op overige belangrijke programma's; gelooft verder dat de coördinatie van de volgende programmeringsperiode voor het landbouwfonds van de EU (vanaf 2014) van groot belang is voor regio's waar de landbouw verantwoordelijk is voor een substantieel deel van de lozingen in mariene regio's;
18. gelooft dat er voor alle sectoren moet worden overwogen om een financiële prikkel te geven, zoals (om maar een werkend voorbeeld uit de Oostzee te noemen) haven- en vaarwatergelden die variëren afhankelijk van het milieu; is van mening dat in dit opzicht in bepaalde regio's ingrijpendere maatregelen vereist zouden kunnen zijn;
Gegevensuitwisseling
19. bepleit een nieuwe benadering voor het beoordelen en volgen van het mariene milieu, die gebaseerd is op bestaande programma's, waaronder de verordening inzake gegevensinzameling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en zodanig aangepast dat zij volledig verenigbaar is met terzake relevante nieuwe initiatieven van de Commissie op het gebied van ruimtelijke gegevensinfrastructuur en GMES (Global Monitoring for Environment and Security), met name de mariene diensten;
20. herinnert aan de opdracht aan het Europees Milieuagentschap om regelmatige pan-Europese evaluaties uit te voeren van het mariene milieu, gebaseerd op bestaande indicatoren en andere op nationaal niveau beschikbare gegevens en informatie; benadrukt dat de nationale rapportage verder moet worden verbeterd, onder meer door specifieke protocollen voor de uitwisseling van gegevens over bijvoorbeeld informatiestromen, ter ondersteuning van de uitwerking van kernindicatoren door het Agentschap;
21. vindt het cruciaal om maatregelen en programma's voor traceerbaarheid en aantoonbaarheid door te voeren om zo de vervuiling bloot te leggen en de bron te traceren, en op deze manier effectief het probleem aan te pakken;
22. vindt het cruciaal om samen te werken met gedecentraliseerde instellingen (het Europees milieuagentschap, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid etc.) en met het Europees onderzoekscentrum om zo gegevens te verzamelen over de kwaliteit van de mariene wateren en vervuiling aan te tonen, te lokaliseren en te bestrijden;
Betrekkingen met conventies en derde landen
23. is ingenomen met de uitstekende bijdragen van een aantal regionale mariene verdragen aan de bescherming van het mariene milieu, dankzij hun wetenschappelijke en technische knowhow en hun functioneren als brug met niet-EU-landen en verwacht van hen dat zij belangrijke partners worden in de implementering van de richtlijn mariene strategie; pleit voor de opneming van expliciete toezeggingen om de internationale samenwerking met derde landen en organisaties te bevorderen opdat dat deze de mariene strategieën ten aanzien van regio's of subregio's met Europese mariene wateren eveneens aannemen;
24. vraagt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen, ter vermijding van onnodige bureaucratische belasting bij de uitvoering van de richtlijn mariene strategie, hetzij dat de regionale mariene verdragen de nodige juridische en administratieve capaciteit krijgen, hetzij dat er mechanismen komen voor gezamenlijke uitvoering van de strategie door de verschillende regionale organen die binnen dezelfde mariene regio actief zijn. In beide gevallen is daarbij de ruimst mogelijke betrokkenheid nodig van de verschillende sectoren en belanghebbenden;
25. doet een beroep op de Commissie om de mogelijkheid te bestuderen om van de Oostzee een proefzone te maken, dit met het oog op het feit dat het een uiterst gevoelig zeegebied betreft en dat de omringende lidstaten er waarschijnlijk mee zullen instemmen om de plannen en stappen sneller te implementeren vanwege de werkzaamheden van HELCOM en overige organen; merkt op dat het toekomstige Actieplan voor de Oostzee van de Helsinki Conventie (HELCOM) goed zou kunnen fungeren als proefprogramma voor de implementatie van de doelstellingen van de Strategie in de mariene regio van de Oostzee;
26. is van mening dat de huidige internationale regels moeten worden herzien opdat de internationale wateren (meer dan 12 nautische mijlen van de kust) niet langer kunnen worden gebruikt voor storting van rioolwater;
27. merkt op dat voor bescherming van de Middellandse Zee de nodige milieuwetgeving ontbreekt of althans de politieke wil om de nog wel bestaande wetgeving te handhaven. Het bereiken van de doelstellingen van het Verdrag van Barcelona ter bevordering van het integrale beheer van de kustgebieden wordt bemoeilijkt door een twee-snelhedenontwikkeling van de regio's, namelijk enerzijds de zuidelijke en oostelijke mediterrane landen en anderzijds de noordelijke mediterrane landen;
28. merkt op dat de ecosystemen van de Oostzee als gevolg van de lage watertemperatuur en de geringe waterwisseling zeer gevoelig zijn voor vervuiling en dat de mariene ecologie van de Baltische regio naar verwachting bijna onherstelbare schade heeft opgelopen. Dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan om speciale maatregelen te nemen, onder andere ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), teneinde de milieutoestand in de Oostzee te verbeteren. Bovendien moet de samenwerking tussen de EU en Rusland worden verbeterd. Binnen deze context is het programmeringsfonds voor milieupartnership van het programma van de noordelijke dimensie van de EU van cruciaal belang om de waterbescherming in de Oostzee te verbeteren.
29. vraagt de Commissie om met voorstellen te komen voor relevante maatregelen voor de bescherming van de arctische wateren, een uiterst fragiel ecosysteem dat voortdurend en steeds ernstiger wordt bedreigd, en programma's en projecten uit te werken en te steunen waarin bij de aanpak van het duurzame gebruik van de natuurlijke rijkdommen van het arctisch gebied ook de rechten en de noden van de inheemse bevolking aan bod komen;
30. roept de Commissie op de voorwaarden te bestuderen om het noordpoolgebied tot beschermd natuurgebied uit te roepen, vergelijkbaar met de zuidpool, dat is aangewezen als "natuurreservaat gewijd aan rust en wetenschap", en uiterlijk in 2008 aan het Parlement en de Raad hierover te rapporteren;
31. doet een beroep op de lidstaten en de Commissie om in de context van de internationale en regionale overeenkomsten van de EU met derde landen die de soevereiniteit of jurisdictie over wateren hebben die grenzen aan Europese mariene wateren, het doorvoeren van maatregelen en programma's te bevorderen overeenkomstig het voorstel voor een Richtlijn mariene strategie, waarvan het goedkeuringsproces momenteel aan de gang is;
32. bepleit de toevoeging van de Zwarte Zee als een van de mariene regio's die onder de richtlijn mariene strategie komen te vallen; grenzend aan deze belangrijke mariene regio liggen Bulgarije en Roemenië, landen die in 2007 tot de EU zullen toetreden en reeds deelnamen aan de uitvoering van de Waterkaderrichtlijn - als onderdeel van de werken onder leiding van de Internationale Commissie voor de bescherming van de Donau -, en Turkije, waarmee toetredingsonderhandelingen worden gevoerd;
33. betreurt het ontbreken van een milieugarantie in verband met de aanleg van de Noord-Europese gasleiding die een mogelijke milieuramp in het gebied van de Oostzee moet voorkomen; vraagt de Commissie een milieu-impactbeoordeling voor het geplande project op te stellen en eventuele besluiten omtrent de cofinanciering van dit project uit te stellen;
34. pleit ervoor om in alle gevallen voorafgaand overleg te hebben met aangrenzende landen en overige betrokken landen waar projecten effect kunnen hebben op het gemeenschappelijke milieu, zelfs als het desbetreffende project wordt uitgevoerd in internationale wateren; merkt op dat de ervaring leert dat de milieueffectbeoordelingen vaak tekortkomingen tonen en dat deze niet in overleg met andere staten worden uitgevoerd; roept de Commissie derhalve op om een verplicht onderhandelingsmechanisme tussen de lidstaten voor te stellen en verzoekt de Raad met klem op internationaal niveau op te treden voor invoering van verplichte milieueffectbeoordelingen in de relaties van de EU met derde landen;
o o o
35. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).