Resolutie van het Europees Parlement over het Verdrag tot verbod van biologische en toxinewapens (BTWC), clusterbommen en conventionele wapens (CWC)
Het Europees Parlement,
– gezien de derde toetsingsconferentie van het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens van 1980 (CWV), die van 7 t/m 17 november 2006 in Gèneve plaatsvindt,
– gezien de zesde toetsingsconferentie van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens uit 1972 (BTWC), die van 20 november t/m 8 december 2006 in Genève wordt gehouden,
– gezien het gemeenschappelijk optreden 2006/184/GBVB van 27 februari 2006 betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens(1) met als doelstelling de bevordering van het universele karakter van het BTWC en de ondersteuning van de uitvoering daarvan door de staten die partij zijn opdat deze de internationale verplichtingen van het BTWC omzetten in hun nationale wetgeving en bestuursmaatregelen,
– gezien het parallel met het gemeenschappelijk optreden besliste actieplan inzake het BTWC waarin de lidstaten hebben toegezegd de resultaten van vertrouwenwekkende maatregelen aan de Verenigde Naties voor te leggen en lijsten van geschikte deskundigen en laboratoria bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in te dienen, teneinde onderzoeken naar het vermeende gebruik van chemische en biologische wapens te vergemakkelijken,
– gezien Gemeenschappelijk standpunt 2006/242/GBVB van de Raad van 20 maart 2006 betreffende de conferentie ter toetsing van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC)(2), waarin als doelstellingen worden genoemd een verdere versterking van het BTWC en de bevordering van een gunstig resultaat van de zesde toetsingsconferentie,
– gezien de veiligheidsstrategie van de EU en de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens zoals aangenomen door de Europese Raad van Brussel van 12 en 13 december 2003 en gezien zijn resolutie van 17 november 2005 over de rol van het Europees Parlement bij de non-proliferatie van massavernietigingswapens(3),
– gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het BTWC, dat vanaf 1972 kon worden ondertekend en in 1975 in werking trad, het eerste multilaterale ontwapeningsverdrag is waarmee een gehele wapencategorie wordt verboden en dat momenteel 155 staten partij bij het verdrag zijn, waarbij nog eens 16 staten het verdrag hebben ondertekend, maar nog niet geratificeerd,
B. overwegende dat de zesde toetsingsconferentie, die van 20 november t/m 8 december 2006 in Genève wordt gehouden, de staten die partij zijn bij dit verdrag de eerste kans zal bieden het functioneren van het verdrag te onderzoeken sinds de in 2002 afgesloten vijfde toetsingsconferentie, en dat het de verdragsluitende partijen de gelegenheid zal geven opnieuw te bevestigen dat zij vastbesloten zijn om tot een volledig verbod van biologische wapens te komen en eventuele problemen of tekortkomingen bij de uitvoering van het verdrag aan te pakken,
C. overwegende dat het eerste gedeelte van de vijfde toetsingsconferentie in een mislukking eindigde die voornamelijk was te wijten aan het feit dat de regering van de VS zich terugtrok uit de onderhandelingen over de opzet van een juridisch bindend mechanisme om de naleving af te dwingen,
D. overwegende dat het aantal verdragssluitende partijen gestaag toeneemt ( in januari 2006 hadden 100 landen het voorlopige kaderakkoord ondertekend), maar dat het CWV verre van universeel van aard is en dat het aantal ondertekenaars van de vijf protocols die het corpus voor praktische tenuitvoerlegging van het verdrag vormen nog aanzienlijk lager ligt,
1. onderstreept dat de Europese Unie ernaar moet streven voort te bouwen op het succes van de BTWC-regeling, het BTWC verder te versterken en een positief resultaat van de zesde toetsingsconferentie te bevorderen;
2. spreekt zijn voldoening uit over de niet aflatende diplomatieke inspanningen van de Raad en de Commissie het internationale streven naar versterking van het BTWC levend te houden en erkent de rol van de EU bij het bevorderen van het zoeken naar mogelijkheden voor vrijwillige niet-bindende inspecties als "vertrouwenwekkende maatregelen" en bij het versterken van de nationale wetgeving in de voorbereidingsperiode van de toetsingsconferentie;
3. hecht er daarom groot belang aan dat het functioneren van het BTWC grondig en volledig wordt onderzocht om de maatregelen voor een verdere versterking van het verdrag te kunnen aangeven, bespreken en goedkeuren;
4. dringt er bij de Raad en de lidstaten op aan een universele toetreding van alle staten tot het BTWC te bevorderen, daarbij ook een beroep te doen op alle staten die geen partij zijn onverwijld tot toetreding over te gaan en te streven naar een verklaring dat het verbod op biologische en toxinewapens een universeel bindende internationale rechtsregels is;
5. moedigt de EU daarom aan dit punt in de transatlantische fora, met name de NAVO aan de orde te stellen en de regering van de VS ervan te overtuigen dat zij haar unilaterale zienswijze moet laten varen en een bijdrage moet leveren tot het opnieuw opzetten van een verbeterd multilateraal kader,
6. verzoekt de Raad en de Commissie te bevorderen dat volledig wordt voldaan aan de verplichtingen op grond van het BTWC en dat zonodig wordt overgegaan tot versterking van de nationale uitvoeringsmaatregelen, met inbegrip van de strafwetgeving en de controle op ziekteverwekkers en toxinen in het kader van de BTWC;
7. verzoekt de Raad en de lidstaten bij te dragen tot verbetering van de mechanismen waarmee de naleving door de verdragsluitende partijen kan worden gecontroleerd door inspanningen om tot meer transparantie te komen te stimuleren met de uitwisseling van meer informatie onder de staten die partij bij het verdrag zijn, waaronder het vaststellen van maatregelen om de landendekking en het nut van de mechanismen waarmee vertrouwen moet worden opgebouwd te beoordelen en te versterken;
8. verzoekt de Raad en de lidstaten de naleving te bevorderen van de verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, met name ter voorkoming van het risico dat biologische of toxinewapens worden aangeschaft of gebruikt voor terroristische doeleinden en dat terroristen toegang krijgen tot materialen, apparatuur en kennis die kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling en de productie van biologische en toxinewapens;
9. verzoekt de Raad en de lidstaten te bevorderen dat gekeken wordt naar en dat besluiten worden genomen over verdere maatregelen betreffende de tot dusverre in het programma tussen de bijeenkomsten in de periode 2003 tot 2005 verrichte werkzaamheden en het streven naar bespreking en bevordering van algemeen begrip van en doeltreffende actie op met name de volgende punten: verbetering van de internationale mogelijkheden om te reageren op gevallen van het beweerde gebruik van biologische of toxinewapens of verdachte ziekte-uitbraken, om deze te onderzoeken en de gevolgen ervan op te vangen; intensivering en verbreding van de nationale en internationale inspanningen van instellingen en van de bestaande mechanismen voor het toezicht op, de detectie van, het diagnosticeren en het bestrijden van infectieziekten die mensen, dieren en planten kunnen aantasten; het vaststellen van de inhoud, de verspreiding en aanneming van gedragscodes voor wetenschapsbeoefenaren op gebieden die van belang zijn voor het verdrag om dit meer onder de aandacht te brengen en de desbetreffende actoren te helpen zich aan hun wettelijke, regelgevende en professionele verplichtingen en ethische beginselen te houden;
10. verzoekt de Raad en de lidstaten hun steun te geven aan een programma ter voortzetting van de werkzaamheden in de periode tussen de zesde en de zevende toetsingsconferentie, specifieke gebieden en procedures te omschrijven om verdere vooruitgang op grond van dit werkprogramma te bereiken en te bevorderen dat de zevende herzieningsconferentie in het kader van het BTWC niet later dan 2011 plaatsvindt;
11. verzoekt de EU en haar lidstaten zich ervoor in te zetten dat het toepassingsgebied van CWV-protocol III inzake brandwapens wordt uitgebreid om te voorkomen dat witte-fosforgranaten nog langer worden ingezet tegen militaire en burgerdoelen, en om een einde te maken aan het gebruik van (verarmd) uranium bevattende springkoppen;
12. spreekt zijn waardering uit voor het feit dat het vijfde CWV-protocol inzake ontplofbare overblijfselen van gevechtshandelingen op 12 november 2006 in werking is getreden en daardoor internationaal bindende wetgeving is geworden; wijst erop dat dit betekent dat staten hun grondgebied moeten zuiveren van niet-ontplofte munitie om het aantal burgerslachtoffers na conflicten terug te dringen; wijst er eveneens op dat de voor de overblijfselen verantwoordelijke partijen volgens dit protocol gehouden zijn te helpen bij het opruimen, zelfs als zij in het gebied in kwestie geen zeggenschap hebben; wijst er met klem op dat het protocol geldt voor alle soorten niet-ontplofte munitie, met inbegrip van clustermunitie;
13. is er niettemin van overtuigd dat veel meer staten het CWV en de bijbehorende vijf protocollen zouden moeten ondertekenen en ratificeren; verzoekt de Raad en de Commissie alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat alle lidstaten het vijfde protocol prompt ondertekenen en ratificeren en dat alle landen die ontwapeningshulp krijgen het protocol ook ondertekenen en ratificeren, zelfs indien zij tot dusverre nog niet tot het CWV toetraden (bijvoorbeeld Libanon);
14. verzoekt de EU en de lidstaten om in de geest van het doel van het CWV om protocollen over bepaalde wapensystemen vast te stellen als daaraan behoefte is en in afwachting van een specifiek verdrag op dit punt, te verzoeken om vaststelling van een specifiek protocol VI inzake een ondubbelzinnig verbod op productie, opslag, overdracht en gebruik van alle soorten clustermunitie (fragmentatiebommen);
15. spreekt in dit verband met name zijn waardering uit voor de positieve manier waarop door een coalitie van meer dan 30 staten (waaronder tal van lidstaten, o.m. België, Zweden, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Denemarken, Spanje en de Tsjechische republiek) is gereageerd op de oproep die Kofi Annan en Jan Egeland aan het begin van de CWV-toetsingsconferentie hebben gedaan onverwijld onderhandelingen te beginnen voor de totstandbrenging van een alomvattend en doelmatig verdrag om clustermunitie overal ter wereld te verbieden, zoals ook is gedaan met betrekking tot antipersoneelmijnen; verzoekt de EU en alle lidstaten dit initiatief zo actief mogelijk te steunen;
16. dringt er bij de lidstaten, de Raad en de Commissie op aan zich in te spannen om te bewerkstelligen dat zowel het BTWC, als het CWV binnen afzienbare tijd de beschikking krijgen over een permanent secretariaat dat toezicht houdt op de geslaagde tenuitvoerlegging van deze Verdragen, vergelijkbaar met de Organisatie voor het verbod op chemische wapens die voor dit doel in het leven is geroepen door het Chemische Wapensverdrag;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten en aan de parlementen en regeringen van de staten die partij zijn bij het BTWC en het CWV, alsook aan de relevante gespecialiseerde NGO's.