Resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2005 (2006/2117(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2005,
– gelet op artikel 195 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van ombudsman(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 oktober 2005 over "Machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen" (SEC(2005)1227),
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties betreffende de activiteiten van de Europese ombudsman, inzonderheid de resolutie van 4 april 2006 over het speciaal verslag van de Europese ombudsman naar aanleiding van de ontwerpaanbeveling aan de Raad van de Europese Unie in verband met klacht 2395/2003/GG betreffende de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad wanneer die als wetgever optreedt(2),
– gelet op artikel 195, lid 2, tweede en derde zin van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6-0309/2006),
A. overwegende dat het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2005 op 13 maart 2006 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Europees Parlement en dat de ombudsman, Nikiforos Diamandouros, zijn verslag op 3 mei 2006 heeft voorgelegd aan de Commissie verzoekschriften,
B. overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie tijdens de Europese Raad van Nice op 7 december 2000 officieel is afgekondigd en dat de politieke wil bestaat om deze verklaring juridisch bindend te maken,
C. overwegende dat artikel 41 van het Handvest van de grondrechten bepaalt dat "eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld",
D. overwegende dat artikel 195 van het EG-Verdrag en artikel 43 van het Handvest van de grondrechten bepalen dat "iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak",
E. overwegende dat het van essentieel belang is dat de Gemeenschapsinstellingen en organen van de nodige budgettaire middelen worden voorzien om te voldoen aan hun verplichting te garanderen dat de burgers een snel en zinvol antwoord op hun vragen, klachten en verzoekschriften krijgen,
F. overwegende dat de ombudsman ervoor heeft gepleit dat alle Gemeenschapsinstellingen en organen met betrekking tot de code van goed administratief gedrag en zijn resolutie van 6 september 2001(3) daarover een gemeenschappelijke aanpak volgen,
G. overwegende dat in 2005 het hoogste aantal klachten tot nog toe bij de Europese ombudsman werd ingediend(4) en in overweging van het feit dat de ombudsman in 2005 in meer dan 75% van alle gevallen waarmee hij zich heeft beziggehouden, inclusief de onontvankelijke klachten, op doeltreffende wijze heeft geholpen door een onderzoek naar de zaak in te stellen of deze naar een bevoegde instantie te verwijzen of door adviezen te geven tot welke instanties burgers zich dienen te richten om tot een snelle en effectieve oplossing voor hun problemen te komen,
H. overwegende dat niettemin nog altijd bijna 70% van de ontvangen klachten buiten het bevoegdheidsgebied van de Europese ombudsman valt, en dat dit in 93,7% van de gevallen te wijten is aan het feit dat de klachten inhoudelijk niet tot de bevoegdheid van de ombudsman behoort omdat zij niet tegen een instelling of orgaan van de Gemeenschap zijn gericht,
I. overwegende dat de activiteiten van de Europese ombudsman en de Commissie verzoekschriften elkaar kunnen overlappen wanneer de Europese ombudsman onderzoekt of de Commissie inbreukprocedures tegen een lidstaat in overeenstemming met de algemene beginselen van het EU-recht en goed bestuur heeft doorgevoerd en wanneer de Commissie verzoekschriften tegelijkertijd verzoekschriften onderzoekt over vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht van diezelfde lidstaat aangaande hetzelfde onderwerp,
J. overwegende dat de ombudsman in 2005 in totaal 627 onderzoeken heeft behandeld en overwegende dat de resultaten van de afgeronde onderzoeken laten zien dat in 114 gevallen (ofwel 36% van de onderzochte klachten) geen wanbeheer kon worden vastgesteld, voorts overwegende dat 89 gevallen door de betreffende instelling of het betreffende orgaan na een klacht aan de ombudsman zelf in orde werden gebracht en dat 22 minnelijke schikkingen werden voorgesteld;
K. overwegende dat onderzoeken van de ombudsman vaak tot positieve resultaten voor de klagers leiden en ertoe bijdragen de kwaliteit van het bestuur te verbeteren doordat de betreffende instellingen en organen gepaste maatregelen goedkeuren en ten uitvoer leggen,
L. overwegende dat de Europese ombudsman in 2005 drie speciale verslagen aan het Parlement heeft voorgelegd en dat het indienen van een speciaal verslag bij het Parlement een waardevol middel is met behulp waarvan de ombudsman het Parlement en zijn Commissie verzoekschriften om politieke steun kan verzoeken teneinde genoegdoening te verkrijgen voor burgers wier rechten zijn geschonden en tevens het niveau van het Europees bestuur verder kan verbeteren,
M. overwegende dat het grootste aantal onderzoeken naar klachten handelde over een vermeend gebrek aan transparantie en overwegende dat hier sprake is van een probleem met betrekking tot de democratische verantwoordingsplicht van de Unie,
N. overwegende dat 68% van de onderzoeken van de Europese ombudsman betrekking had op de Commissie; overwegende dat de Commissie op 4 oktober 2005 nieuwe interne procedures heeft aangenomen voor de verdere behandeling van onderzoeken van de ombudsman,
O. overwegende dat de Europese ombudsman in 2005 de constructieve werkrelaties met andere Europese instellingen en organen door bijeenkomsten en gezamenlijke manifestaties verder heeft opgebouwd; overwegende dat de ombudsman in datzelfde jaar het Europese netwerk van ombudsmannen verder heeft uitgebreid en gestimuleerd door informatie-uitwisselingen en de uitwisseling van beste praktijken te ontwikkelen en overwegende dat de Commissie verzoekschriften deelneemt aan dat netwerk,
P. overwegende dat de instelling van de Europese ombudsman in 2005 haar tienjarig bestaan vierde en overwegende dat de voorlichtingsactiviteiten van de Europese ombudsman naar aanleiding van dat jubileum ten doel hadden de burgers beter bewust te maken van hun rechten, van de wijze waarop zij die rechten kunnen uitoefenen en zich tot de Europese ombudsman kunnen wenden,
1. is van oordeel dat de Europese ombudsman zijn werkzaamheden om de effectiviteit van zijn instelling te verbeteren teneinde goed bestuur en de eerbiediging van de rechtsstaat te bevorderen, succesvol heeft voortgezet ;
2. beschouwt de rol van de Europese ombudsman inzake de verbetering van de openheid en verantwoordingsplicht in de besluitvormingsprocessen en bestuurlijke activiteiten van de Europese Unie als een essentiële bijdrage aan een Unie waarin de besluiten in overeenstemming met artikel 1, alinea 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie "in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen";
3. wenst een stroomlijning van de interne procedures bij het Parlement om voor de toekomst een snellere behandeling van het jaarverslag van de ombudsman in de Commissie verzoekschriften te waarborgen;
4. roept ertoe op alle Gemeenschapsinstellingen en organen van de nodige budgettaire middelen te voorzien om te waarborgen dat de burgers snelle en zinvolle antwoorden op hun vragen, klachten en verzoekschriften krijgen;
5. herhaalt zijn reeds in vroegere resoluties gedane oproep aan alle Gemeenschapsinstellingen en organen om een gemeenschappelijke aanpak te volgen met betrekking tot de code van goed administratief gedrag op basis van zijn voornoemde resolutie van 6 september 2001;
6. is het met de Europese ombudsman eens dat de wijze waarop een bestuursorgaan ingaat op een gegronde klacht de voornaamste maatstaf is voor de mate van aansluiting van instellingen en organen bij de burgers, en dat er op dit punt nog veel ruimte voor verbeteringen is;
7. is verheugd dat klagers, ook in gevallen waar geen misstanden rond het bestuurlijk handelen konden worden vastgesteld, verder geholpen zijn, waarbij het onderzoek werd benut als een gelegenheid om de kwaliteit van het bestuurlijk handelen te verbeteren;
8. uit zijn voldoening over het publieke profiel van de Europese ombudsman, die tot taak heeft het publiek van informatie te voorzien, en is van oordeel dat informatie van hoge kwaliteit kan bijdragen tot een vermindering van het aantal klachten waarvoor de ombudsman niet bevoegd is; roept de Europese ombudsman tegelijkertijd op klachten waarvoor hij niet bevoegd is onmiddellijk via het, vanuit het gezichtpunt van subsidiariteit, meest geschikte netwerk op nationaal of lokaal niveau door te sturen;
9. verwelkomt de over het algemeen constructieve samenwerking tussen de ombudsman en de instellingen en organen van de Gemeenschap en bevestigt de rol van de ombudsman als extern controlemechanisme en als waardevolle bron van voortdurende verbeteringen in het Europese bestuur;
10. neemt kennis van het feit dat de ombudsman drie speciale verslagen heeft gepresenteerd, waarvan twee reeds door het Parlement zijn behandeld en de behandeling van het overgebleven verslag over de afronding van gerechtelijke procedures nu kan beginnen;
11. is van mening dat de noodzakelijke aanpassing van het statuut van de Europese ombudsman van 9 maart 1994, waarom reeds in het vorige verslag van zijn Commissie verzoekschriften over het jaarverslag over 2004 van de ombudsman werd gevraagd, zo snel mogelijk moet worden gerealiseerd en is verheugd over het feit dat de ombudsman op 11 juli 2006 een substantieel voorstel voor een dergelijke aanpassing heeft ingediend bij de Voorzitter van het Parlement;
12. spreekt zijn waardering uit over de goede samenwerking van de Europese ombudsman met zijn Commissie verzoekschriften;
13. pleit echter voor een duidelijke afbakening van de rol van de Europese ombudsman ten opzichte van de rol van zijn Commissie verzoekschriften, en roept de ombudsman op om in zijn inspanningen om de burgers van dienst te zijn, de grenzen van zijn bevoegdheden ook in de toekomst niet te overschrijden;
14. is niettemin van oordeel dat wanneer de ombudsman en zijn Commissie verzoekschriften, in het kader van hun respectievelijke opdrachten en bevoegdheden, elkaar overlappende kwesties onderzoeken, bijvoorbeeld wanneer zij zowel de wijze waarop de Commissie een inbreukprocedure heeft doorgevoerd alsook de vermeende inbreuk zelf nagaan, door samenwerking tot zinvolle synergieën kunnen komen;
15. roept de Europese ombudsman op om ambtshalve van zijn controlebevoegdheid gebruik te maken waar het gaat om de waarborging van de transparantie en van een reglementair verloop van alle procedures inzake de aanwerving van personeel, of deze nu door het Europees bureau voor personeelsselectie (EPSO) geschiedt of rechtstreeks door de Europese instellingen en organen, met inbegrip van de diensten van de ombudsman zelf;
16. verwelkomt het speciale verslag over de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad wanneer die als wetgever optreedt en verzoekt de Raad zijn voornoemde resolutie van 4 april 2006 op te volgen en voortaan in het openbaar en publiek altijd toegankelijk bijeen te komen wanneer hij in zijn wetgevende hoedanigheid optreedt;
17. wenst dat de toekomstige voorzitterschappen van de Raad in het kader van hun inspanningen voor meer transparantie hun internetpagina's bij voorkeur in alle officiële talen van de Europese Unie aanbieden (in overeenstemming met bijlage I bij de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 juni 2006) om zo veel mogelijk burgers (betere) toegang te geven tot hun werkzaamheden;
18. stelt daarenboven voor om, in het kader van de inspanningen om meer aansluiting bij de burgers te creëren, het startportaal http://europa.eu in te richten als overkoepelende startsite voor alle Gemeenschapsinstellingen, zodat de burgers via een zo helder en eenvoudig mogelijk overzicht een beter beeld krijgen van de institutionele structuur, de verdeling van de bevoegdheden en de besluitvormingsprocessen binnen de Europese Unie, en onnodige verwarring door parallel naast elkaar bestaande sites wordt voorkomen;
19. verwelkomt de invoering van nieuwe interne procedures voor de reacties op onderzoeken van de Europese ombudsman bij de Commissie als voornaamste betrokkene, waarbij individuele Commissieleden de verantwoordelijkheid voor een concreet geval op zich nemen, en roept de Commissie op een dergelijke procedure ook in te voeren voor de behandeling van verzoekschriften;
20. verwelkomt de oprichting van het Europese netwerk van ombudsmannen en de samenwerking van de Europese ombudsman met ombudsmannen en vergelijkbare instellingen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau in de lidstaten, en pleit voor een verdere versterking van de uitwisseling van beste praktijken;
21. roept de Europese ombudsman op de Commissie verzoekschriften regelmatig over zijn activiteiten in de lidstaten en zijn contacten met de nationale ombudsmannen te informeren;
22. verwelkomt in het bijzonder de speciale schriftelijke procedure waarin nationale of regionale ombudsmannen via de Europese ombudsman schriftelijke antwoorden kunnen krijgen op vragen over het Gemeenschapsrecht en de uitleg daarvan, als een waardevolle bijdrage aan een betere omzetting en toepassing van het Gemeenschapsrecht;
23. roept de Europese ombudsman op om ook in de toekomst groot belang te hechten aan evenementen voor de burgers - en dus de potentiële klagers - zelf, omdat het kennelijk zo is dat de afbakening van bevoegdheden en de besluitvormingsprocessen tussen de Europese, nationale en regionale niveaus voor vele burgers en ondernemingen nog steeds niet doorzichtig genoeg zijn;
24. spreekt zijn erkenning uit voor de inspanningen van de Europese ombudsman om de burgers beter bewust te maken van hun recht om een klacht bij de Europese ombudsman in te dienen, maar roept hem op om, gezien het grote aantal klachten dat buiten zijn bevoegdheidsgebied ligt, zijn inspanningen te versterken om duidelijke voorlichting te geven over zijn bevoegdheden;
25. is verheugd over de toenemende medewerking van de media bij de bekendmaking van de werkzaamheden van de Europese ombudsman;
26. hecht zijn goedkeuring aan het door de Europese ombudsman ingediende jaarverslag over 2005 en spreekt in het bijzonder zijn waardering uit over de gedetailleerde uitsplitsing van de klachten naar gevolgde procedure, type, beweerd wanbeheer, betrokken instelling, enz.;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van zijn Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke organen van de lidstaten.
In totaal 3 920 klachten, ofwel een stijging van 5% ten opzichte van het voorafgaande jaar. Hierbij moet wel worden vermeld dat 335 klachten over hetzelfde onderwerp gingen en in één enkel onderzoek werden behandeld.