Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2105(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0351/2006

Ingediende teksten :

A6-0351/2006

Debatten :

PV 30/11/2006 - 5
CRE 30/11/2006 - 5

Stemmingen :

PV 30/11/2006 - 8.24
CRE 30/11/2006 - 8.24
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0527

Aangenomen teksten
PDF 157kWORD 78k
Donderdag 30 november 2006 - Brussel
Situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: Europees Actieplan 2006-2007
P6_TA(2006)0527A6-0351/2006

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europees Actieplan 2006-2007 (2006/2105(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie over de situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europees Actieplan 2006-2007 (COM(2005)0604) (Actieplan voor personen met een handicap),

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC 591/2006),

–   gelet op artikel 13 van het EG-Verdrag en artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie over de bestrijding van discriminatie, ook discriminatie die stoelt op verschillende vormen en soorten van handicaps, en gelet op artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 14 van het Europees Verdrag over de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat alle vormen van discriminatie verbiedt,

–   gelet op artikel 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie over de integratie van personen met een handicap en hun recht op maatregelen die deze integratie moeten bewerkstelligen,

–   gelet op naar Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(1),

–   gelet op Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend(2),

–   gelet op Besluit 2001/903/EG van de Raad van 3 december 2001 over het Europees Jaar van personen met een handicap 2003(3),

–   gelet op het Ontwerpverdrag van de Verenigde Naties over de rechten van mensen met een handicap,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 17 juni 1988 over gebarentaal voor doven(4), van 18 november 1998 over gebarentaal(5) en van 4 april 2001 over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking(6), en zijn standpunt van 15 november 2001 over het voorstel voor een besluit van de Raad over het Europees Jaar van personen met een handicap 2003(7),

–   gezien het Groenboek van de Commissie "De geestelijke gezondheid van de bevolking verbeteren: Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie" (COM(2005)0484),

–   gezien het Groenboek van de Commissie "Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties" (COM(2005)0094),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0351/2006),

A.   overwegende dat non-discriminatie en de bevordering van de mensenrechten de belangrijkste doelstelling moet zijn van de strategie van de Gemeenschap ten behoeve van personen met een handicap zoals bepaald in artikel 13 van het EG-Verdrag en in de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

B.   overwegende dat het Portugese voorzitterschap van de Europese Unie in 2000 onderstreepte dat er geen 'hiërarchie van vormen van discriminatie' is en dat na de goedkeuring van een richtlijn die voorziet in omvattende bepalingen inzake non-discriminatie op grond van ras in 2000 steun voor een omvattende antidiscriminatiewetgeving op basis van artikel 13 van het EG-Verdrag zou volgen; voorts overwegende dat de voormalige commissaris voor Werkgelegenheid en Sociale zaken het voornemen van de Commissie aankondigde om dergelijke omvattende antidiscriminatiewetgeving voor te stellen ten behoeve van personen met een handicap in 2003,

C.   overwegende dat de ad-hocgroep van de Verenigde Naties het voorstel voor een Internationaal Verdrag over de rechten van mensen met een handicap heeft goedgekeurd, dat naar verwachting door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in december 2006 zal worden goedgekeurd, en overwegende dat de maatregelen van de Commissie nu in overeenstemming moeten zijn met de beginselen als vastgelegd in dat Verdrag,

D.   overwegende dat het werkloosheidpeil onder personen met een handicap onaanvaardbaar hoog blijft,

E.   overwegende dat werk een van de basisvoorwaarden is voor maatschappelijke integratie,

F.   overwegende dat voor veel personen met een handicap, vooral voor personen met een ernstige handicap, een gewone baan niet tot de mogelijkheden behoort, en overwegende dat er daarom een noodzaak is om te voorzien in een breed scala aan werkmogelijkheden, waaronder beschermd en begeleid werk,

G.   overwegende dat het belangrijk is dat mensen vaardigheden opdoen, onderhouden en constant vernieuwen teneinde zo goed mogelijk op de arbeidsmarkt te kunnen functioneren,

H.   overwegende dat er een verschuiving nodig is van het medische model van handicaps, onder naleving van de werkelijke behoeften aan reïntegratie van elke individuele persoon, naar een sociaal model en een benadering op basis van rechten, gebaseerd op en ter bevordering van de beginselen van gelijkheid, gelijkheid voor de wet en gelijke kansen, of een benadering gebaseerd op de overeenstemmende rechten,

I.   overwegende dat de buitensporige medicalisering van handicaps tot nu toe een volledige onderkenning van de maatschappelijke waarde en relevantie wat betreft rechten, en niet alleen het recht op een uitkering, in de weg heeft gestaan, en overwegende dat het daarom noodzakelijk is om deze tamelijk beperkte zienswijze op handicaps geleidelijk te verlaten,

J.   overwegende dat veel ouderen de komende jaren gehandicapt zullen raken en dat veel personen met een handicap ouder zullen worden,

K.   overwegende dat participatie van personen met een handicap en van hun vertegenwoordigende organisaties een essentieel onderdeel vormt van een dergelijke op rechten gebaseerde benadering,

L.   overwegende dat de kwestie van de kwaliteit van diensten opgenomen dient te worden als een van de horizontale punten in het Actieplan voor personen met een handicap,

M.   overwegende dat de mededeling van de Commissie getiteld "Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees Actieplan" (COM(2003)0650) een welkom vervolg betekende op het Europees Jaar van personen met een handicap 2003, en dat het belangrijk is dat er voortdurend vooruitgang geboekt wordt met het bevorderen van de rechten en omstandigheden van Europeanen met een handicap, zoals verklaard is tijdens het Europees Jaar,

N.   overwegende dat Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen(8) de allereerste EG-wetgeving is die exclusief is gericht op verbetering van de rechten van personen met een handicap,

O.   overwegende dat een voorstel van de Commissie om het concept van zelfstandig leven met een handicap als uitgangspunt te nemen een centrale eis was van twee historische "vrijheidstochten" van voornamelijk in instellingen levende personen met een handicap naar het Parlement, die georganiseerd waren door het European Network on Independent Living, en dat de invoering van dit concept door de Commissie een uitstekend voorbeeld vormt van de manier waarop de Europese Unie kan reageren op eisen van haar burgers,

P.   overwegende dat het niet te rechtvaardigen is dat er met middelen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling of andere structuurfondsen nieuwe infrastructuur wordt aangelegd die niet toegankelijk is voor personen met een handicap,

1.   dringt bij de Commissie en die lidstaten die niet de noodzakelijke maatregelen hebben genomen voor 2 december 2003 voor de EU-15 en voor 1 mei 2004 voor de EU-10 (sommige EU-15 landen hebben om uitstel verzocht), aan op daadwerkelijke uitvoering van Richtlijn 2000/78/EG, die voorziet in een juridisch kader voor gelijke behandeling in arbeid en is verheugd over de reeds genomen maatregelen van de lidstaten;

2.   onderstreept dat non-discriminatie bij de toegang tot goederen en diensten gegarandeerd moet zijn voor elke EU-burger en dringt er daarom bij de Commissie op aan een specifieke richtlijn inzake personen met een handicap overeenkomstig artikel 13 van het EG-Verdrag voor te leggen;

3.   verzoekt de lidstaten alle nationale wetgeving te schrappen die personen met een handicap discrimineren en in strijd zijn met artikel 13 van het EG-Verdrag;

4.   is van oordeel dat Richtlijn 2001/85/EG zou moeten worden aangescherpt, zodat zij aansluit bij de huidige EG-wetgeving inzake rechten van gehandicapte vliegtuigpassagiers; steunt en moedigt de Commissie aan om in de loop der tijd voor personen met een handicap dezelfde wettelijke rechten met betrekking tot alle wijzen van transport te laten gelden; herinnert eraan dat gelijke toegang tot het openbaar vervoer van vitaal belang is voor gehandicapte personen om hun werkplek te bereiken en om sociale en familiebanden te onderhouden; is voorts verheugd over Verordening (EG) nr. 1107/2006 welke de allereerste EG-wetgeving is die specifiek is gericht op personen met een handicap;

5.   is verheugd over de toenemende trend om de vele vormen van discriminatie die personen met een handicap ondervinden bij gebruik van lucht-, land- of zeetransport te elimineren en vraagt om inspanningen teneinde het risico te vermijden nieuwe vormen van discriminatie te creëren die op het ogenblik niet bestaan, zoals het geval kan zijn wat betreft financiële discriminatie;

6.   is verheugd over de inspanningen van de Commissie om de toegankelijkheid van informatie- en communicatietechnologie te verbeteren; stelt evenwel vast dat meer dan 80% van de openbare websites, met inbegrip van die van de Europese instellingen, vaak niet toegankelijk zijn voor personen met een handicap; stelt dat de toegankelijkheid van informatie- en communicatietechnologieën bij kan dragen tot het effectief terugdringen van de hoge werkeloosheid onder personen met een handicap;

7.   vraagt de Commissie en de lidstaten om in het kader van hun respectieve bevoegdheden de actieve integratie te bevorderen van personen met een handicap in het onderwijs, beroepsopleidingen, eLearning, levenslang leren, cultuur, sport, vrijetijdsbesteding, de informatiemaatschappij en de massamedia;

8.   roept de Commissie en de lidstaten op de toegankelijkheid van het internet voor personen met een handicap te bevorderen, met name voor wat betreft de openbare websites en sites over onderwijs en beroepsopleiding;

9.   verzoekt de lidstaten specifieke actie te ondernemen teneinde te bereiken dat alle websites van overheidsinstellingen toegankelijk zijn voor personen met een handicap;

10.   dringt erop aan dat op het gebied van infrastructuur meer wordt gedaan om de reeds gebouwde en nieuw ontworpen omgeving toegankelijk te maken voor personen met een handicap, waarbij het wijst op het belang van een goede toegang personen met een handicap vanaf de fase van de planning en de bestuurlijke goedkeuring, van standaardontwerpen voor gebouwen, voorzieningen en inrichting, en van de eliminatie van architectonische barrières; dringt er bij de Commissie op aan in dezen ten volle haar verantwoordelijkheid te nemen door in de periode 2007-2013 de Structuurfondsverordeningen ten uitvoer te brengen en dringt er bij de Europese instellingen op aan de noodzakelijke maatregelen te treffen om hun gebouwen voor iedereen toegankelijk te maken;

11.   vraagt de Commissie en de lidstaten passende maatregelen te nemen, waar nodig met gebruikmaking van moderne technologieën, om de toegang en de deelname van personen met een handicap aan de culturele infrastructuur en de culturele activiteiten te bevorderen;

12.   beklemtoont dat maatregelen moeten worden genomen om de artistieke expressie en creativiteit van personen met een handicap te ondersteunen en om gelijke kansen te verzekeren op het gebied van de productie en de promotie van hun werk en hun deelname aan culturele uitwisselingen;

13.   wijst op de noodzaak voorlichtingscampagnes op te zetten om ervoor te zorgen dat werkgevers het in dienst nemen van iemand met een handicap zonder enig vooroordeel bezien, met name vooroordelen over de financiële kosten van tewerkstelling en de capaciteiten van de kandidaat; benadrukt dat er meer moet worden gedaan om de communicatiemogelijkheden vergroten, teneinde goede praktijken uit te wisselen en werkgevers bewust te maken van hun plichten en verantwoordelijkheid, en adequate handhaving van de regels tegen discriminatie te stimuleren door de nationale rechtbanken, met name met betrekking tot Richtlijn 2000/78/EG; stelt voor dat kwesties in verband met handicaps als een nieuwe dienst voor bedrijven worden behandeld, met het doel het behoud van werkgelegenheid te verzekeren (als een vorm van preventie) of reïntegratie in het arbeidsproces (als een vorm van rehabilitatie) voor mensen die op de werkplek het gevaar lopen gehandicapt te raken;

14.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de noodzakelijke voorwaarden te scheppen waardoor de "uitkeringsval" en vervroegde uittreding kan worden vermeden, en er voor personen met een handicap arbeidszekerheid wordt gecreëerd;

15.   dringt er bij de lidstaten op aan toepassing en bescherming van de rechten van personen met een handicap overeenkomstig Richtlijn 2000/78/EG te bevorderen en dringt er bij de vakbonden op aan alles in het werk te stellen om hun leden voor te lichten over hun rechten overeenkomstig die richtlijn;

16.   dringt er bij de Commissie op aan zich krachtiger in te zetten voor het mainstreamen van gehandicaptenkwesties in arbeidswetgeving en elders, met name in de Europese werkgelegenheidsstrategie, bij openbare aanbestedingen, het Europees Sociaal Fonds en het levenslang leren, en de rechten van personen met een handicap zichtbaarder te maken in de Lissabon-strategie;

17.   vraagt de Commissie de betrokkenheid te vergroten van personen met een handicap bij de nieuwe meerjarenprogramma's van de volgende financieringsperiode 2007-2013, zoals de programma's "Cultuur", "Levenslang leren", "Jeugd in actie", "MEDIA 2007" en "Europa voor de burgers";

18.   verzoekt de lidstaten terdege rekening te houden met de problemen van ouders van kinderen met een handicap, die daardoor vaak gedwongen buiten de arbeidsmarkt blijven, en verzoekt beleidsmaatregelen te stimuleren om deze ouders te helpen en te ondersteunen;

19.   is verheugd over het voornemen van de Commissie in het ESF rekening te houden met de opleidingsbehoeften van personeel dat personen met een handicap ondersteunt, thuis, in een instelling of een combinatie van beide;

20.   is verheugd over de bepaling van het ESF inzake personen met een handicap;

21.   verzoekt de lidstaten gebarentaal zo veel mogelijk te gebruiken, te bevorderen en te verspreiden, overeenkomstig de reeds aangehaalde resolutie die het Europees Parlement op 17 juni 1988 heeft aangenomen;

22.   wijst erop dat bij het opzetten van industriële risicopreventieplannen en -programma's rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van personen met een handicap;

23.   dringt er bij de lidstaten op aan economische en sociale instrumenten te gebruiken om de mogelijkheden van zorgverlening aan personen met een handicap uit te breiden als onderdeel van de solidariteit tussen de generaties;

24.   dringt er bij de Commissie op aan samen met de lidstaten te streven naar de integratie van personen met een handicap vanaf jonge leeftijd in het reguliere onderwijs, waar dit ook maar mogelijk is, maar daarbij te erkennen dat in bepaalde gevallen bijzondere scholen nodig zijn, en het recht van de ouders te erkennen om hun kinderen naar een school van hun keuze te sturen; dringt erop aan de toegang te bevorderen voor personen met een handicap tot alle niveaus van onderwijs en opleiding en de nieuwe technologieën, overeenkomstig hun vaardigheden en wensen; verzoekt de Commissie samen met de lidstaten onderzoek te doen naar en overleg te plegen over de mogelijkheid om het recht vast te leggen van alle gehandicapte kinderen en hun familie die daarvoor kiezen om regulier onderwijs te volgen; erkent en stimuleert de bijdrage die personen met een handicap kunnen leveren aan de Europese economie terwijl ze daarbij voor zichzelf tegelijkertijd een grotere onafhankelijkheid ontwikkelen;

25.   roept de Commissie en de lidstaten op om in het kader van hun respectieve bevoegdheden uitvoering te geven aan de resoluties van de Raad van 6 februari 2003 betreffende "e-toegankelijkheid" - verbeteren van de toegang van mensen met een functiebeperking tot de kennismaatschappij(9), van 5 mei 2003 over gelijke kansen in onderwijs en opleiding voor leerlingen en studenten met een functiebeperking(10) en van 6 mei 2003 over de toegankelijkheid van de culturele infrastructuur en van culturele activiteiten voor mensen met een handicap(11);

26.   vraagt de Europese Unie een vervolg te geven aan het Europees Jaar van personen met een handicap (2003) en het Europees Jaar van opvoeding door sport (2004), door zich verder in te spannen voor het opheffen van de verschillende vormen van uitsluiting van personen met een handicap; beveelt aan bijzondere aandacht te besteden aan de dimensie van gehandicapten in het kader van de acties van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007);

27.   vraagt de Commissie en de lidstaten extra aandacht te besteden aan vergemakkelijking van de toegang tot mobiliteit in onderwijs en opleiding voor mensen met een handicap;

28.   onderstreept de belangrijke rol van de sport als factor om de levenskwaliteit, het zelfrespect, de zelfstandigheid en de sociale integratie van personen met een handicap te verbeteren;

29.   roept de lidstaten op de toegankelijkheid van sportfaciliteiten te verbeteren, de obstakels die jongeren met een handicap de toegang tot sportactiviteiten belemmeren op te heffen, een grotere deelname van personen met een handicap aan sportactiviteiten te stimuleren en sportevenementen en wedstrijden voor personen met een handicap, zoals de Paralympische Spelen, te bevorderen;

30.   benadrukt dat het een plicht is van de lidstaten te zorgen voor de inclusie van leerlingen met een handicap in het regulier onderwijs, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke ondersteuning die nodig is om aan de speciale onderwijsbehoeften van de leerlingen te beantwoorden;

31.   wijst erop dat door de Europese instellingen geproduceerde documentatie op verzoek altijd in een toegankelijke versie beschikbaar moet worden gesteld, met name formulieren, die volledig toegankelijk zouden moeten zijn voor blinden en slechtzienden, alsmede voor personen met leermoeilijkheden; benadrukt dat er duidelijke en eenvoudige taal moet worden gebruikt en dat technische taalgebruik zo veel mogelijk vermeden dient te worden;

32.   onderstreept dat er veel vormen van handicaps zijn, zoals mobiliteitsproblemen, visuele en auditieve handicaps, geestelijke-gezondheidsproblemen, chronische ziekten en leermoeilijkheden; benadrukt dat personen met meervoudige handicaps met enorme problemen worden geconfronteerd, evenals personen die aan meervoudige discriminatie worden blootgesteld, en dat meer aandacht geschonken dient te worden aan ouderen en vrouwen met een handicap;

33.   wijst erop dat de verschillende soorten handicaps een op de persoon toegesneden zorg vereisen die op gepaste wijze rekening houdt met de handicaps van opgroeiende kinderen en die van volwassenen;

34.   wijst erop dat speciale aandacht moet worden geschonken aan mensen met een handicap die al gediscrimineerd worden, zoals ouderen, vrouwen en kinderen; verzoekt de Commissie programma´s voor het diagnosticeren van handicaps bij kinderen op jonge leeftijd te steunen, zodat hun maatschappelijke en arbeidsintegratie nadien vergemakkelijkt wordt;

35.   onderstreept de noodzaak om initiatieven te stimuleren die de interactie tussen het publiek en verstandelijk gehandicapten bevorderen, en die personen met geestelijke-gezondheidsproblemen destigmatiseren; en dringt aan op de noodzakelijke steun voor de families van personen met een zware handicap;

36.   onderstreept de hoofdrol van de massamedia bij het opheffen van de stereotypen en de vooroordelen met betrekking tot personen met een handicap en bij de maatschappelijke bewustmaking van de problemen waarmee zij in het dagelijks leven worden geconfronteerd;

37.   roept de lidstaten en de Commissie op met name in het kader van het MEDIA-2007-programma, de productie en verspreiding van films en tv-programma's die een positiever beeld geven van personen met een handicap te stimuleren ;

38.   vraagt de lidstaten de faciliteiten die de digitale televisie biedt volledig te exploiteren om tegemoet te komen aan de bijzondere behoeften van personen met een handicap, zoals verbeterde ondertiteling, geluidscommentaar en gebruik van symbolen, en om tegelijk in het kader van de analoge televisie het veralgemeend gebruik van ondertiteling en gebarentaal te bevorderen;

39.   roept de lidstaten op extra aandacht aan vrouwen met een handicap te schenken, die immers met meervoudige discriminatie te maken hebben, een verschijnsel dat alleen kan worden aangepakt door een combinatie van maatregelen op het gebied van mainstreaming en positieve actie die in samenwerking met vrouwen met een handicap en met de betrokken organisaties in de samenleving moeten worden ingevuld;

40.   roept de lidstaten op krachtdadig op te treden tegen alle vormen van geweld jegens mensen met een handicap, in het bijzonder vrouwen, ouderen en kinderen, die vaak het slachtoffer zijn van geestelijk, lichamelijk en seksueel geweld; merkt op dat bijna 80% van alle vrouwen met een handicap het slachtoffer van geweld worden en dat zij meer kans lopen dan andere vrouwen om seksueel te worden misbruikt; merkt op dat geweld niet alleen regelmatig in het dagelijks leven van vrouwen met een handicap voorkomt, maar soms ook de oorzaak van hun handicap is;

41.   acht het een goede zaak dat wordt afgestapt van het in instellingen onderbrengen van personen met een handicap; merkt op dat hiervoor voldoende in de samenleving verankerde kwaliteitsdiensten nodig zijn die een zelfstandig bestaan, het recht op assistentie en volledige participatie aan het maatschappelijk leven in de lidstaten bevorderen; vraagt speciale aandacht te schenken aan mogelijke drempels die de toegang tot zulke diensten verhinderen in de vorm van te betalen bijdragen, en het beginsel van universele toegang te steunen; beveelt de regeringen van de lidstaten aan de bestaande steun te concentreren op diensten die de integratie in de samenleving en de deelname aan het arbeidsproces van personen met een handicap stimuleren; onderstreept de noodzaak het overheidsbeleid aan te scherpen om ervoor te zorgen dat er in de praktijk gelijke rechten bestaan; moedigt de Commissie aan tot ontwikkeling en/of erkenning van Europese kwaliteitsindicatoren voor sociale dienstverlening;

42.   is verheugd over het voornemen van de Commissie om een gemeenschapsbeleid te ontwikkelen met betrekking tot sociale zorg in de volgende fase van het Actieplan voor personen met een handicap en om dienstverleners een passende bijdrage te laten leveren; dringt er niettemin op aan dat onderzoek, training, conferenties en andere initiatieven dienaangaande consequent moeten uitgaan van de gebruikers, en verzoekt de Commissie er goed over te waken dat personen met een handicap zelf deelnemen aan al dit soort activiteiten;

43.   verzoekt de Commissie, in het kader van een lopend debat over maatschappelijke diensten van algemeen belang, rekening te houden met de functie die diensten vervullen met betrekking tot het bevorderen van de mensenrechten en volledige participatie in de samenleving; is derhalve van mening dat bij het bepalen van kwaliteitsdiensten de actieve participatie van gebruikers onontbeerlijk is;

44.   verzoekt de lidstaten regelingen te treffen om tot een gezond en transparant management te komen en ervoor te zorgen dat alle diensten die aan personen met een handicap worden verleend, hetzij thuis, in een instelling of een combinatie van beide, voldoen aan de kwaliteitseisen die aan de hulp worden gesteld;

45.   benadrukt dat van alle lidstaten moet worden verlangd dat zij overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen om slechte behandeling (gebruik van onderdrukkende middelen, fysiek en psychisch geweld, enz.) te voorkomen, ongeacht de manier waarop een persoon met een handicap hulp ontvangt - thuis, in een instelling of een combinatie van beide - ;

46.   verzoekt de Commissie aan te dringen op een Europees handvest inzake de kwaliteit van de hulp aan personen met een handicap teneinde een hoge mate van integratie en participatie te waarborgen, hoe deze hulp ook geboden wordt - thuis, in een instelling of een combinatie van beide;

47.   verzoekt de Commissie een evaluatie te stimuleren en uit te voeren van de tenuitvoerlegging van haar richtsnoeren inzake handicaps bij de verlening van EU-ontwikkelingshulp; vraagt het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten zijn steun aan projecten die wereldwijd de rechten van personen met een handicap bevorderen voort te zetten en uit te breiden; benadrukt dat in het EU-jaarverslag over de mensenrechten het hoofdstuk over personen met een handicap in de toekomst gedetailleerder dient te zijn;

48.   geeft uiting aan zijn bezorgdheid dat de Commissie de mensenrechten van personen met een handicap onvoldoende heeft betrokken bij het bepalen of aan de criteria van Kopenhagen werd voldaan binnen het proces van uitbreiding van de Europese Unie; verzoekt de Commissie haar inspanningen op dit gebied te verdubbelen en ervoor te zorgen dat personen met een handicap en hun organisaties in kandidaat-lidstaten volledige toegang hebben tot fondsen van het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA);

49.   roept de Raad en de Commissie op het Actieplan voor personen met een handicap ten uitvoer te leggen en het Parlement op de hoogte te houden van de vooruitgang op dit terrein; vraagt de groep van vertegenwoordigers op hoog niveau betreffende handicaps de Negen principes van uitmuntendheid voor diensten voor personen met een handicap opnieuw te bekijken en zo nodig aan te passen;

50.   is verheugd over het voornemen van de Commissie om haar aandacht te verleggen van de specifieke bevordering van werk (2004-2005) naar "actieve inclusie" en vraagt om een evenwichtige nadruk op alle terreinen waarop personen met een handicap participeren en om vaststelling van specifieke criteria om deze uitvoeringsfase van het Actieplan in goede banen te leiden;

51.   onderkent de belangrijke rol die NGO's, non-profitwelzijnsorganisaties en gehandicaptenorganisaties vervullen bij de ontwikkeling en toepassing van de rechten van personen met een handicap en benadrukt dat de Commissie in sterkere mate advies moet inwinnen bij gehandicaptenorganisaties, zodat het gehandicaptenbeleid een actievere betrokkenheid bewerkstelligt van de groepen mensen die deel uitmaken van deze sector;

52.   is verheugd over de essentiële rol die het European Disability Forum en de andere specifiek op gehandicapten gerichte Europese netwerken op dit vlak spelen, en verzoekt de Commissie haar financiële steun aan deze organisaties zorgvuldig te controleren met eerbiediging van hun onafhankelijkheid, teneinde een sterke en levendige maatschappelijke dialoog in stand te houden met personen met een handicap op Europees niveau;

53.   verzoekt de lidstaten om samen met ondernemingen, de sociale partners en andere competente organen intensiever te onderzoeken hoe personen met een handicap een baan kan worden aangeboden;

54.   dringt aan op een meer coherente gegevensverzameling in de lidstaten, door gebruikmaking van systemen die de inhoud en kwaliteit van Europese en nationale statistieken kunnen verbeteren, met name wat betreft de verschillende problemen die personen met uiteenlopende handicaps ondervinden; verzoekt daarom de Commissie het gehandicaptenaspect op te nemen als een indicator in de EU-SILC-gegevens over inkomen en levensomstandigheden;

55.   dringt aan op een gemeenschappelijke Europese definitie van handicap;

56.   verwelkomt het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 2006 in Zaak C-13/05, Chacón Navas(12), met betrekking tot een gemeenschappelijke EG-definitie van handicap: is van mening dat dit van groot belang is voor de naleving en verbetering van de rechten en behandeling van personen met een handicap in alle lidstaten;

57.   is verheugd over de overeenstemming over het Ontwerpverdrag van de Verenigde Naties over de rechten van mensen met een handicap; feliciteert de Commissie, de lidstaten en de Europese organisaties van personen met een handicap vanwege de wezenlijke rol die zij hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit resultaat; roept op tot een EU-brede campagne voor een snelle ondertekening en ratificatie van het Verdrag nadat dit is goedgekeurd, zowel binnen Europa als door onze partners elders in de wereld;

58.   onderstreept hoe belangrijk het is dat de beginselen die zijn neergelegd in het voorstel voor een algemeen en integraal VN-verdrag over de bescherming en bevordering van de rechten en de waardigheid van mensen met een handicap, ook op EU-niveau worden bevorderd en nageleefd;

59.   verwelkomt de aanvaarding van het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van mensen met een handicap; is van oordeel dat dit verdrag een mijlpaal betekent en de mogelijkheid in zich draagt het leven van personen met een handicap wereldwijd te verbeteren; herinnert eraan dat het in Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van mensen met een handicap dat wettelijk bindend zal zijn voor die lidstaten die dit hebben geratificeerd, wordt gespecificeerd dat handicaps vallen onder de mensenrechten, die moeten worden beschermd;

60.   dringt er bij de Commissie op aan de projecten die reeds in het kader van het Actieplan voor personen met een handicap van start zijn gegaan, in haar tekst duidelijker te omschrijven;

61.   roept de Commissie op om in de nieuwe fasen van het Actieplan voor personen met een handicap meer aandacht aan het genderperspectief en aan specifieke informatie over vrouwen met een handicap te besteden, alsook aan de situatie van ouders van kinderen met een handicap;

62.   steunt de oproep van het Britse voorzitterschap in 2005 tot een jaarlijkse bijeenkomst van de ministers van de lidstaten die gehandicaptenkwesties in hun portefeuille hebben;

63.   verzoekt de Commissie om na adequate evaluaties elke twee jaar een voortgangsverslag te herzien en te publiceren over het beleid en goede praktijken voor personen met een handicap in de afzonderlijke lidstaten in de verschillende betrokken sectoren;

64.   verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het gehandicaptenaspect van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen 2007 voortbouwt op de resultaten van het Europees Jaar van personen met een handicap 2003 en er niet simpelweg een kopie van zal zijn;

65.   vraagt om grotere inspanningen met betrekking tot oudere personen met een handicap, teneinde hun integratie of reïntegratie op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en vervroegde uittreding van personen met een handicap tot een minimum te beperken; stelt vast dat in lijn met demografische veranderingen het aantal ouderen met een handicap aanzienlijk toeneemt; is van oordeel dat ouderen met een handicap vooral behoefte hebben aan holistische zorg en aan een grotere mate van maatschappelijke integratie; verzoekt de Commissie te bestuderen wat er op dit gebied in de lidstaten wordt gedaan om te garanderen dat mensen de zorg krijgen die aansluit bij hun behoeften; beveelt aan dat de resultaten van deze studie worden weergegeven in de vorm van een vergelijking van beste praktijken;

66.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, van de toetredende landen en van de kandidaat-lidstaten.

(1) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(2) PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1.
(3) PB L 335 van 19.12.2001, blz. 15.
(4) PB C 187 van 18.7.1988, blz. 236.
(5) PB C 379 van 7.12.1998, blz. 66.
(6) PB C 21 E van 24.1.2002, blz. 246.
(7) PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 599.
(8) PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1.
(9) PB C 39 van 18.2.2003, blz. 5.
(10) PB C 134 van 7.6.2003, blz. 6.
(11) PB C 134 van 7.6.2003, blz. 7.
(12) PB C 69 van 19.3.2005, blz. 8 (nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd).

Juridische mededeling - Privacybeleid