Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2149(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0478/2006

Ingediende teksten :

A6-0478/2006

Debatten :

PV 18/01/2007 - 3
CRE 18/01/2007 - 3

Stemmingen :

PV 18/01/2007 - 9.10
CRE 18/01/2007 - 9.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0010

Aangenomen teksten
PDF 128kWORD 48k
Donderdag 18 januari 2007 - Straatsburg
Geïntegreerde benadering van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de werkzaamheden van de commissies
P6_TA(2007)0010A6-0478/2006

Resolutie van het Europees Parlement over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de werkzaamheden van de commissies (2005/2149(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op het EG-verdrag, in het bijzonder artikel 2, artikel 3, lid 2, artikel 13 en artikel 141, lid 4,

–   gelet op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het herziene Europees Sociaal Handvest en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,

–   gezien de werkzaamheden van het Directoraat mensenrechten van de Raad van Europa, en in het bijzonder de Stuurgroep voor Gelijkheid tussen Vrouw en Man van de Raad van Europa,

–   gezien de in september 1995 in Beijing gehouden Vierde Wereldvrouwenconferentie, de Verklaring en het Actieplatform die in Beijing zijn aangenomen, alsmede de op de daaropvolgende, als Beijing+5 en Beijing+10 bekend staande speciale zittingen van de Verenigde Naties aangenomen slotdocumenten inzake verdere maatregelen en initiatieven ter uitvoering van de Verklaring en het Actieplatform van Beijing, die respectievelijk op 9 juni 2000 en 11 maart 2005 zijn goedgekeurd,

–   gezien Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden(1),

–   onder verwijzing naar haar resolutie van 13 maart 2003 over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen ("gender mainstreaming") in het Europees Parlement(2),

–   gezien het werkdocument van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de werkzaamheden van de commissies, opgesteld naar aanleiding van de antwoorden op een vragenlijst voorgelegd aan de voorzitters en ondervoorzitters die belast zijn met de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en die zijn benoemd door de tweeëntwintig parlementaire commissies,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0478/2006),

A.   overwegende dat een meerderheid van de commissies altijd of soms de geïntegreerde benadering van gelijkheid van vrouwen en mannen belangrijk vindt, terwijl een minderheid van de commissies zich er zelden of nooit voor interesseert,

B.   overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht is en volgens artikel 2 van Verdrag een van de taken is die door de Gemeenschap moeten worden ondersteund,

C.   overwegende dat het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen is neergelegd in artikel 3, lid 2 van het Verdrag, aangezien daarin is bepaald dat de Gemeenschap er bij elk in dat artikel bedoelde optredens naar moet streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen,

D.   in overweging van de sinds 2005 ingezette dynamiek onder verantwoordelijkheid van zijn commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid,

E.   overwegende dat een voorzitter of een ondervoorzitter die in de werkzaamheden van de respectievelijke parlementaire commissie belast is met de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen, actief heeft deelgenomen aan elke vergadering van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid,

F.   overwegende dat het percentage vrouwelijke leden van het Europees Parlement constant is gestegen van 17,5% in 1979 tot 30,33% in 2004,

G.   overwegende dat op bestuurlijk niveau binnen het Europees Parlement vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in verantwoordelijke functies in de politieke besluitvormingsorganen,

H.   overwegende dat er bij de acht directoraten-generaal slechts twee vrouwen tot directeur-generaal zijn benoemd, betreurt het dat er niet voldoende kandidaturen van vrouwen zijn voor de posten van directeur-generaal en spoort derhalve de vrouwen aan ernstig te overwegen zich kandidaat te stellen voor verantwoordelijke posten binnen zijn administratie,

I.   overwegende dat, hoewel de meerderheid van de commissies voorstander is van integratie van vraagstukken betreffende gelijkheid tussen vrouwen en mannen, de meeste commissies hun toekomstige politieke prioriteiten hebben vastgesteld zonder hierin enige strategie met betrekking tot een geïntegreerde benadering van de gelijkheid te hebben opgenomen,

J.   overwegende dat tot op heden geen enkele commissie concrete doelstellingen heeft geformuleerd voor de ontwikkeling van een strategie met betrekking tot een geïntegreerde benadering van de gelijkheid,

K.   overwegende dat de helft van de commissies van mening is dat hun deskundigheid op dit gebied wordt ontwikkeld en dat een zelfde aantal commissies bijzondere belangstelling toont voor scholing met betrekking tot de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van mannen en vrouwen binnen hun secretariaat,

L.   overwegende dat de politieke en bestuurlijke samenwerking van de parlementaire commissies met de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid varieert van regelmatig tot sporadisch,

M.   overwegende dat overeenkomstig artikel 46, lid 6, van zijn Reglement een meerderheid van de commissies geregeld de rapporteurs voor advies van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid uitnodigt voor deelname aan de vergadering van de ten principale bevoegde commissie, wanneer het betreffende rapport wordt behandeld,

N.   overwegende dat, ten einde de communautaire regelgeving te verbeteren, de meerderheid van de commissies voorstander is van de integratie van vraagstukken betreffende gelijkheid tussen vrouwen en mannen en de helft hiervan reeds gebruik heeft gemaakt van het advies van deskundigen met betrekking tot de gelijkheid tussen vrouwen en mannen,

Evaluatie van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen

1.   onderstreept dat de eis inzake gelijkheid tussen vrouwen en mannen dient te worden vertaald in een praktische benadering die mannen en vrouwen niet verdeelt;

2.   onderstreept dat de geïntegreerde benadering van de gelijkheid zowel voor vrouwen als voor mannen positieve ontwikkelingen met zich meebrengt;

3.   wijst erop dat de geïntegreerde benadering van de gelijkheid de reorganisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsprocessen impliceert, en wel zo dat de actoren die normaliter bij de beleidsvorming zijn betrokken het gelijkekansenperspectief op alle niveaus en in alle stadia in alle beleidssectoren integreren;

4.   onderstreept dat geïntegreerde benadering van de gelijkheid niet in de plaats kan treden van specifieke beleidsmaatregelen ter rechtzetting van situaties die het gevolg zijn van ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen, en beklemtoont voorts dat specifiek gelijkekansenbeleid en geïntegreerde benadering van de gelijkheid hand in hand gaan en complementaire strategieën zijn en dat ze naast elkaar moeten bestaan om het gelijkekansenideaal te kunnen verwezenlijken;

5.   bedankt het Oostenrijke en Finse voorzitterschap, die bij de Raad van Ministers de nadruk hebben gelegd op het belang van de mannen bij de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid;

6.   wijst erop dat de geïntegreerde benadering van de gelijkheid impliceert dat ervoor gezorgd wordt dat de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het streven naar gelijke behandeling bij alle activiteiten centraal staan, dus zowel bij beleidsontwikkeling als bij onderzoek, verdediging en dialoog, wetgeving, allocatie van middelen, planningimplementatie en het toezicht op de kalender van programma's en projecten;

7.   verbindt zich tot het invoeren en toepassen binnen zijn administratie van een strategie voor de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van mannen en vrouwen met specifieke doelstellingen voor de communautaire beleidsterreinen en draagt zijn terzake bevoegde commissie op uiterlijk tegen het einde van de lopende zittingsperiode een dergelijke strategie uit te werken;

8.   roept de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid op om dit proces als geheel te blijven bevorderen en aan te moedigen, zich daarbij baserend op de informatie die geregeld wordt verstrekt door de commissies en door de voorzitter van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid, en de lidstaten ertoe aan te sporen een soortgelijk beleid te voeren;

9.   onderstreept de belangrijke rol die politieke partijen kunnen vervullen bij de aanmoediging en ondersteuning van vrouwen om ten volle aan het openbare leven deel te nemen middels de toepassing van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid en evaluatie ervan, in hun programma's en activiteiten en door vrouwen aan te moedigen meer aan de verkiezingen voor het Europees Parlement en de nationale verkiezingen deel te nemen;

10.   feliciteert de parlementaire commissies die de geïntegreerde benadering van de gelijkheid hebben toegepast in hun werkzaamheden en roept de overige commissies op hetzelfde te doen;

11.   spoort de secretaris-generaal ertoe aan de scholing van ambtenaren op het gebied van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid voort te zetten;

12.   merkt op dat het Directoraat-generaal intern beleid het hoogste aantal vrouwelijke administrateurs telt; verzoekt alle directoraten-generaal bij het Parlement de communautaire wetgeving inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van tewerkstelling in praktijk te brengen;

13.   vraagt dat elk secretariaat van de commissies van de directies van de DG intern beleid en DG extern beleid een ambtenaar benoemt die speciaal geschoold is in de geïntegreerde benadering van gelijkheid en moedigt de vorming aan van een netwerk van dergelijke ambtenaren dat gecoördineerd wordt door de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid, teneinde op regelmatige basis beste praktijken uit te wisselen;

14.   betreurt dat het statuut van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen niet voorziet in voldoende maatregelen waardoor ambtenaren een echte keuze kunnen maken om gezins- en beroepsleven te combineren;

15.   dringt erop aan dat bij de bekendmaking van vacatures bij de EU-instellingen rekening wordt gehouden met de geïntegreerde benadering van de gelijkheid;

Toekomst van de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid

16.   onderstreept het belang van het gebruik van een terminologie en zorgvuldig geformuleerde definities overeenkomstig internationale normen, bij het gebruik van termen met betrekking tot de geïntegreerde benadering van de gelijkheid;

17.   onderstreept de noodzaak van passende instrumenten binnen de parlementaire commissies ten einde goede kennis te verkrijgen over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid, zoals naar geslacht uitgesplitste indicatoren en statistieken, en de noodzaak van verdeling van de begrotingsmiddelen vanuit het oogpunt van gelijkheid tussen vrouwen en mannen door aanmoediging tot gebruikmaking van zowel interne deskundigheid (secretariaat van de bevoegde commissie, beleidsdepartement, bibliotheek etc.) als externe deskundigheid van overige lokale, regionale, nationale en supranationale, publieke en particuliere instellingen, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, alsmede universiteiten die werken op het gebied van gelijkheid tussen vrouwen en mannen;

18.   roept de voorzitter van de bevoegde commissie op de Conferentie van voorzitters van de commissies geregeld te informeren over de vorderingen terzake teneinde haar toe te laten deze te evalueren;

19.   onderstreept dat de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen rekening dient te houden met de specificiteit van iedere parlementaire commissie afzonderlijk, verzoekt om een tweejaarlijkse evaluatie onder auspiciën van de commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid op basis van de vragenlijst voorgelegd aan de voorzitters en ondervoorzitters, die belast zijn met de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de tweeëntwintig parlementaire commissies, met inbegrip van de tekortkomingen terzake in de werkzaamheden van de commissies en delegaties, alsmede de voortgang inzake de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde benadering van de gelijkheid binnen elke commissie;

o
o   o

20.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan de Raad van Europa.

(1) PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.
(2) PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 384.

Juridische mededeling - Privacybeleid