Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2246(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0474/2006

Ingediende teksten :

A6-0474/2006

Debatten :

PV 31/01/2007 - 26
CRE 31/01/2007 - 26

Stemmingen :

PV 01/02/2007 - 7.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0014

Aangenomen teksten
PDF 218kWORD 95k
Donderdag 1 februari 2007 - Brussel
Mainstreaming van duurzaamheid in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
P6_TA(2007)0014A6-0474/2006

Resolutie van het Europees Parlement over mainstreaming van duurzaamheid in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid (2006/2246(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 177, 178, 179, 180 en 181 van het EG-Verdrag,

–   gezien de vernieuwde EU-strategie inzake duurzame ontwikkeling die op 15-16 juni 2006 in Brussel door de Europese Raad is goedgekeurd, en gelet op de eerdere EU-strategie inzake duurzame ontwikkeling, die in 2001 door de Europese Raad in Gotenburg was goedgekeurd, en op de externe dimensie van de strategie die door de Europese Raad is toegevoegd in Barcelona in 2002,

–   gezien het uitvoeringsplan van Johannesburg dat is goedgekeurd op de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (WSSD) in 2002,

–   gezien Agenda 21, goedgekeurd op de VN conferentie inzake milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992,

–   gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds(1), ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, in het bijzonder de artikelen 19, 23 en 32 daarvan,

–   gezien de Millenniumverklaring aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN in 2000, de daarin neergelegde millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) en het rapport van de VN uit 2005 inzake investeren in ontwikkeling,

–   gezien de Verklaring van Parijs inzake de effectiviteit van de hulp van 2 maart 2005 van het Parijse forum op hoog niveau,

–   gezien de Monterrey Consensus van 2002 aangenomen tijdens de VN-conferentie over financiering van ontwikkeling,

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "EU-bijstand: meer, beter en sneller helpen" (COM(2006)0087), en de conclusies van de Raad (Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen) die daarop gebaseerd is, van 11 april 2006,

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: De Europese Consensus(2), ondertekend op 20 december 2005,

–   gelet op de EU-strategie "De EU en Afrika: naar een strategisch partnerschap", goedgekeurd door de Europese Raad op 15 en 16 december 2005 te Brussel bijeen, en de mededeling van de Commissie getiteld "Een EU-Caribisch Partnerschap voor groei, stabiliteit en ontwikkeling" (COM(2006)0086),

–   gelet op de mededeling van de Commissie getiteld "Herziening van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling: een actieplatform" (COM(2005)0658),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Herziening 2005 van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling: eerste balans en krachtlijnen voor de toekomst" (COM(2005)0037) en bijlage (SEC(2005)0225)),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken" (COM(2005)0134),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Waterbeheer in ontwikkelingslanden – beleid en prioriteiten in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie" (COM(2002) 0132),

–   gezien het Waterinitiatief van de EU (EUWI), aangekondigd op de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002,

–   gezien het Europees energie-initiatief, aangenomen op de WSSD, en de mededeling van de Commissie betreffende de toekomstige ontwikkeling van het EU energie-initiatief en de voorwaarden voor de oprichting van een Energiefaciliteit voor de ACS-landen (COM(2004)0711),

–   gezien de economische samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU en de zes regio's van de ACS-landen, welke in 2008 in werking zullen treden,

–   gezien het Doha-werkprogramma, dat op 2 augustus 2004 door de Algemene Raad van de WTO is goedgekeurd,

–   gezien het rapport inzake de veertiende vergadering van de VN-commissie voor duurzame ontwikkeling, 22 april 2005 en 1-12 mei 2006,

–   gezien de mededeling van de heer Almunia aan de leden van de Commissie getiteld "Duurzame ontwikkelingsindicatoren voor het monitoren van de implementatie van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling" (SEC(2005)0161),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "EU-strategie voor Afrika: naar een Europees-Afrikaans pact voor een snellere ontwikkeling van Afrika" (COM(2005)0489),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Sneller vorderingen boeken om de ontwikkelingsdoelstellingen van het millennium te bereiken – Financiering met het oog op de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp" (COM(2005)0133),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken – De bijdrage van de Europese Unie" (COM(2005)0132),

–   gezien de publicatie van de VN-conferentie inzake handel en ontwikkeling getiteld "Economische ontwikkeling in Afrika – een heroverweging van de rol van directe buitenlandse investeringen" uit 2005,

–   gezien het economische rapport over Afrika 2004 getiteld "Unlocking Africa's Trade Potential" van de Economische Commissie voor Afrika van de VN,

–   gezien het rapport van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) uit 2001 getiteld "De DAC-richtlijnen: Strategieën voor duurzame ontwikkeling",

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité getiteld "Een beoordeling van de Europese duurzaamheidsstrategie" van 28 april 2004,

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Klimaatverandering in de context van ontwikkelingssamenwerking" (COM(2003)0085),

–   gezien het werkdocument van de Commissie over "De integratie van milieuoverwegingen in het beleid op andere gebieden – een inventaris van het proces van Cardiff" (COM(2004)0394),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Bestrijding van plattelandsarmoede - Beleid en maatregelen van de Europese Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling en het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden" (COM(2002)0429),

–   gezien het syntheserapport van november 2004 inzake de evaluatie van de verordeningen betreffende het milieu en de tropische bossen 2493/2000 en 2494/2000, besteld door de gemeenschappelijke afdeling evaluatie van de Dienst voor Samenwerking Europe Aid, het Directoraat-generaal voor buitenlandse betrekkingen en het Directoraat-generaal Ontwikkeling,

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem op vrijwillige basis voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (COM(2004)0515),

–   gezien het werkdocument van de Commissie getiteld "De integratie van het milieu in economische en ontwikkelingssamenwerking" (SEC(2001)0609),

–   gezien de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen uit 2000,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 1999 over de EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven: naar een Europese gedragscode(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 april 2006 over de doeltreffendheid van hulp en de corruptie in ontwikkelingslanden(5),

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 18 januari 2006 over de milieuaspecten van duurzame ontwikkeling(6) en van 15 juni 2006 over de herziening van de duurzame ontwikkelingsstrategie(7),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0474/2006),

A.   overwegende dat duurzame ontwikkeling zoals gedefinieerd in het rapport-Brundtland uit 1987 van de wereldcommissie milieu en ontwikkeling inhoudt dat aan de behoeften van de huidige generatie tegemoet gekomen moet worden, zonder de kansen van toekomstige generaties daarbij teniet te doen; overwegende dat er met name voor moet worden gezorgd dat de aarde ruimte kan blijven geven aan het leven in al zijn diversiteit, dat de grenzen aan de natuurlijke rijkdommen gerespecteerd worden en dat duurzame productie en consumptie bevorderd worden, zodat de koppeling tussen economische groei en de aantasting van het milieu doorbroken kan worden,

B.   overwegende dat het concept van duurzame ontwikkeling een fundamentele doelstelling is geweest van de EU sinds 1997, toen deze in het Verdrag werd opgenomen als een overkoepelend principe, en dus ten grondslag zou moeten liggen aan al het beleid en alle handelingen van de Europese Unie,

C.   overwegende dat in het concept van duurzame ontwikkeling sociale, milieu- en economische thema's niet als tegenstrijdige thema's worden beschouwd, maar juist als van elkaar afhankelijke en elkaar versterkende zaken,

D.   overwegende dat een van de belangrijkste doelstellingen van de herziene EU-strategie voor duurzame ontwikkeling het actief wereldwijd bevorderen van duurzame ontwikkeling is,

E.   overwegende dat de ontwikkelingssamenwerking van de EU gericht is op het cultiveren van duurzame economische, milieu- en sociale ontwikkeling in ontwikkelingslanden, het zacht en geleidelijk integreren van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie en leveren van een bijdrage aan een campagne voor armoedevermindering in ontwikkelingslanden,

F.   overwegende dat de voortgang van niet-duurzame trends in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden op vele gebieden, zoals grondpotentieel, transport, klimaatverandering, visserij, verarming van de biodiversiteit of het gebruik van natuurlijke hulpbronnen vooral negatieve gevolgen heeft voor de armen in ontwikkelingslanden,

G.   overwegende dat meer dan een miljard mensen, met name in de minst ontwikkelde landen (MOL), in extreme armoede leven, met minder dan 1 USD per dag te besteden, en dat tussen de 1,5 en 3 miljard mensen onder de armoedegrens van 2 USD per dag leven,

H.   overwegende dat twee derde van de arme wereldbevolking op het platteland leeft en voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van natuurlijke rijkdommen(8), dat 90% van de meer dan een miljard extreem armen afhangt van de aanwezigheid van bossen(9), en dat voor meer dan een miljard mensen ter wereld, voor het merendeel in arme gemeenschappen, vis de bron is van ten minste 30% van hun dierlijke eiwitten(10),

I.   overwegende dat de officiële ontwikkelingshulp (ODA) die voor Afrika bestemd is nog steeds behoorlijk onder de piek van 1990 ligt en dat er volgens een schatting een jaarlijks tekort is dat tussen de 20 en 25 miljard USD ligt,

J.   overwegende dat de EU-lidstaten zich ertoe hebben verbonden om de ODA-doelstelling van een bijdrage van 0,7% van het bruto nationaal inkomen (BNI) te bereiken tegen 2015, en dat de nieuwe lidstaten zich ertoe hebben verbonden om de ODA/BNI-verhouding te verhogen tot een niveau van 0,33% tegen 2015,

K.   overwegende dat het uitroeien van de armoede slechts kan leiden tot duurzame consumptie en duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen in ontwikkelingslanden als het is verankerd in pogingen om het niveau van onderwijs, gezondheidszorg en institutionele capaciteit te verhogen; overwegende dat armoedebestrijding alleen positieve resultaten zal opleveren als ecologische en natuurlijke hulpbronnen op een duurzame manier worden beheerd,

L.   overwegende dat het naleven van democratische standaarden en het oprichten en versterken van transparante en efficiënte staatsinstellingen en in het bijzonder administratieve diensten cruciaal zijn om economische, sociale en milieutechnische problemen in ontwikkelingslanden op een effectieve manier op te lossen,

M.   overwegende dat corruptie de doeltreffendheid van hulp ondermijnt en daarmee ook de ontwikkelingsbeleidsmaatregelen van de EU, en dus een serieuze belemmering vormt voor de ontwikkeling in partnerlanden van de EU,

N.   overwegende dat nieuwe aanpakken nodig zijn om ervoor te zorgen dat markten zodanig functioneren dat duurzame ontwikkeling haalbaar is; net zo moet de particuliere sector zich inzetten om rechtvaardige en duurzame samenlevingen te realiseren,

O.   overwegende dat het ontbreken van een effectief rechtssysteem en van economische en intellectuele eigendomsrechten een ernstige obstakel vormt in het genereren van een investeringsklimaat dat duurzame economische ontwikkeling en daarmee ook sociale vooruitgang in vele van de minst ontwikkelde landen stimuleert,

P.   overwegende dat krachtig ontwikkelingsbeleid en substantiële ontwikkelingshulp belangrijk zijn, maar slechts tot veranderingen zullen leiden als ze efficiënt worden vertaald in coherent ontwikkelingsbeleid in de ontvangende landen en als die de mogelijkheden en bedreigingen in het leefmilieu durven te erkennen en op een duurzame manier durven aan te pakken,

Q.   overwegende dat de reeds aangehaalde publicatie getiteld "Economische ontwikkeling in Afrika – een heroverweging van de rol van directe buitenlandse investeringen" laat zien dat het verbinden van hulp aan milieubescherming armoede werkelijk kan doen verminderen,

R.   overwegende dat illegale houtkap schade toebrengt aan het milieu, de overheden in ontwikkelingslanden miljarden dollars kost aan verloren inkomsten, corruptie bevordert, de rechtsstaat en behoorlijk bestuur ondermijnt en gewapende conflicten financiert,

S.   overwegende dat 2,6 miljard mensen, meer dan 40% van de wereldbevolking, geen toegang hebben tot schoon drinkwater, en dat een miljard mensen onveilige drinkwaterbronnen gebruiken,

T.   overwegende dat als men natuurlijke hulpbronnen blijft vervuilen, aantasten of uitputten, dit kan leiden tot conflictsituaties in vele ontwikkelingslanden,

U.   overwegende dat de economieën van ontwikkelingslanden verzwakt worden door schommelingen in de energieprijzen en lijden onder een gebrek aan energiediversificatie, waarbij dergelijke landen vaak een belangrijk deel van hun handelsoverschotten gebruiken voor de import van energie, hetgeen een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de economieën van die landen,

V.   overwegende dat een sterke bevolkingsgroei één van de uitdagingen is voor duurzame ontwikkeling, ten gevolge van het misbruiken van natuurlijke rijkdommen, wat leidt tot ernstige aantasting van het milieu,

1.   is verheugd over het feit dat de herziene EU-strategie voor duurzame ontwikkeling opnieuw benadrukt dat het bevorderen van duurzame ontwikkeling wereldwijd een van de belangrijkste doelstellingen is van de EU;

2.   is verheugd over het feit dat in de reeds aangehaalde Europese consensus inzake ontwikkeling het uitroeien van armoede in de context van duurzame ontwikkeling als hoofd- en overkoepelende doelstelling is geformuleerd van de ontwikkelingssamenwerking van de EU;

3.   is van mening dat het bevorderen van duurzame economische groei en het uitroeien van armoede, terwijl het milieu daarbij beschermd blijft, de belangrijkste uitdagingen vormen van het beleid van de EU inzake ontwikkelingssamenwerking, en dat ze niet bereikt kunnen worden zonder sociale en ecologische doelstellingen te formuleren, zoals bescherming van het milieu, een billijke toegang tot de voordelen van natuurlijke rijkdommen en een eerlijke verdeling ervan;

4.   benadrukt dat een verschuiving naar een gelijkwaardiger toegang tot en verdeling van natuurlijke hulp- en energiebronnen een eerste vereiste is voor duurzame ontwikkeling en een intrinsiek onderdeel vormt van de menselijke waardigheid;

5.   is verheugd over de opname van een thematisch programma voor milieu en duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en energie, in Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking(11);

6.   benadrukt het belang om de drie componenten van duurzame ontwikkeling, namelijk milieubescherming, sociale rechtvaardigheid en cohesie en economische welvaart, fatsoenlijk te integreren en te implementeren in al het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid; verzoekt de Commissie om dit proces regelmatig te evalueren;

7.   bepleit versterkte mechanismen voor het beoordelen van vooruitgang met het oog op het behalen van de doelen die vastgelegd zijn in het reeds aangehaalde uitvoeringsplan van Johannesburg en de MOD's, zoals een sterker engagement voor duurzame ontwikkeling, ervoor zorgen dat economische, sociale en milieuaspecten een vast onderdeel uitmaken van duurzame ontwikkeling en het bevorderen van de rechtsstaat en overheidsinstanties en overige zaken;

8.   herinnert eraan dat duurzame ontwikkeling een thema is dat op meerdere sectoren betrekking heeft en duurzame ontwikkeling slechts op harmonieuze wijze in de praktijk kan worden gebracht als er in alle sectoren een versterking plaats vindt van de beleidscoherentie;

9.   benadrukt dat meer inspanningen nodig zijn om de huidige niet-duurzame ontwikkelingen te bestrijden, met name die welke leiden tot de uitstoot van broeikasgassen, het uitputten van de visstand en de verarming van de biodiversiteit; wat het laatstgenoemde betreft verzoekt het Parlement alle betrokken belanghebbenden om de benodigde maatregelen te nemen om werkelijk de doelstelling van het omwerpen van de verarming van de biodiversiteit voor 2010 te behalen;

10.   dringt er bij de Commissie op aan om haar inspanningen inzake milieukwesties, zoals het beheer van natuurlijke rijkdommen, in belangrijke onderdelen van het ontwikkelingsbeleid te "mainstreamen";

11.   verzoekt de Commissie de verlening van de steun in de landen waar zij actief is, af te stemmen op de nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling;

12.   verzoekt de EU om ontwikkelingslanden te adviseren hoe zij instrumenten kunnen ontwikkelen om de ecologische gevolgen van hun beleid inzake (het beheer van) natuurlijke rijkdommen te kunnen meten; deze zouden vervolgens kunnen worden ingezet als onderdeel van de samenwerkingsprogramma's met die landen;

13.   benadrukt nogmaals de noodzaak om de ecologische voetafdruk van de EU in de wereld te monitoren, aangezien het laat zien dat de EU zich inzet om wereldwijd duurzame ontwikkeling te bevorderen;

14.   benadrukt het belang van bescherming van de biodiversiteit en stelt dat dit ofwel als nieuw hoofdpunt moet worden toegevoegd aan de duurzaamheidsstrategie ofwel dat dit thema ten minste bijzondere nadruk krijgt in het onderdeel over het beheer van natuurlijke rijkdommen;

15.   verzoekt de Commissie om met de ACS-landen samen te werken om te vermijden dat giftig afval illegaal gedumpt wordt, zowel door de plaatselijke gemeenschap als door internationale verhandelaars die uit de EU afkomstig zijn en van daaruit opereren;

16.   benadrukt de noodzaak om ontwikkelingslanden te helpen om problemen ten gevolge van klimaatveranderingen te lijf te gaan en om de nodige stappen te ondernemen voor meer steun voor investeringen in schone en efficiënte technologieën in de ontwikkelingslanden; erkent ook dat de EU dringend haar doelstellingen moet halen inzake emissiereductie, en op dat vlak zelfs verder moet gaan, teneinde grenzen te stellen aan een onrustbarende klimaatverandering die de armsten en de ontwikkelingslanden het zwaarst zou treffen;

17.   verlangt dat de EU de nodige initiatieven neemt om onze ontwikkelingspartners te helpen de verbintenissen na te komen die ze tijdens recente onderhandelingen op wereldniveau (Kyoto, Monterrey, Doha, Johannesburg) aangegaan zijn inzake een strategie voor duurzame ontwikkeling, en in het bijzonder inzake de strijd tegen een klimaatverandering waarvan hun bevolking het eerste slachtoffer zal zijn;

18.   pleit voor de ontwikkeling en de verspreiding van alternatieve energietechnologieën en benadrukt de noodzaak om het wereldwijde aandeel van hernieuwbare energiebronnen aanzienlijk te vergroten;

19.   verzoekt de Commissie om projecten te starten met Europese bedrijven die gespecialiseerd zijn in hernieuwbare energie om het transport en de consumptie van milieuvriendelijke energiebronnen voor individueel en bedrijfsgebruik in ontwikkelingslanden mogelijk te maken en te verbeteren;

20.   benadrukt dat infrastructuren een essentieel onderdeel kunnen vormen van duurzame ontwikkeling als ze aan milieu- en sociale vereisten voldoen en roept de Commissie op ervoor te zorgen dat er strategische milieubeoordelingen en milieueffectrapportages uitgevoerd en openbaar gemaakt worden voor elk programma en elk project dat financiële steun van de EU krijgt, in het bijzonder voor het in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (COM(2006)0376) voorgestelde EU-Afrika-partnerschap voor infrastructuur, waarmee de EU steun zal worden geboden aan grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en kloven in regionale infrastructuurprojecten kunnen worden gedicht, en dat volgens het idee van de reeds aangehaalde Europese consensus inzake ontwikkeling alle lidstaten de mogelijkheid dient te bieden om onafhankelijk van een directe bijdrage projectvoorstellen in te dienen;

21.   wijst erop dat de economische duurzaamheid van elk infrastructuurproject - eventueel in aansluiting op hervormingen van het tariefbeleid - aangetoond moet worden en dat de ecologische duurzaamheid niet in gevaar gebracht mag worden;

22.   is zich bewust van het aantal grensoverschrijdende en gedeelde watervoorraden in Afrika en van de kwetsbaarheid van watervoorraden bij klimaatverandering, overmatige wateronttrekking en vervuiling; verzoekt de Commissie binnen het EU-Afrika-partnerschap voor infrastructuur een geïntegreerd beleid inzake watervoorraden te bevorderen en er zo voor te zorgen dat er voldoende water is om zowel het menselijk comfort als de duurzaamheid van het leefmilieu te garanderen;

23.   beseft dat grote infrastructuurprojecten ernstige sociale en milieugevolgen kunnen hebben; stelt voor beslissingen inzake grote damprojecten te nemen op basis van de criteria van de Wereldcommissie voor dammen, zoals de aanwezigheid van een alternatievenanalyse en inspraak van de burger;

24.   dringt aan op vergroting van het aandeel van de ontwikkelingshulp dat bestemd is voor projecten die gericht zijn op het vergroten van de bewustwording inzake milieu- en gezondheidsthema's;

25.   betreurt dat de externe dimensie van de Europese duurzaamheidsstrategie niet nauwer verbonden is met gezondheidszorgkwesties zoals HIV/AIDS en tuberculose; benadrukt dat deze kwesties zowel binnen de EU als wereldwijd aangepakt moeten worden;

26.   benadrukt dat de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, NGO's en met name vrouwen bij het debat en het besluitvormingsproces inzake duurzame ontwikkeling essentieel is om bewustwording over dit thema te bereiken; onderstreept het belang van onderwijs om duurzame ecologische keuzes te stimuleren, vooral onder de armere bevolking;

27.   verzoekt de Commissie haar steun te verlenen aan de capaciteitsopbouw binnen en de participatie door plaatselijke gemeenschappen en inheemse volken in ontwikkelingslanden en daarbij te zorgen dat ook zij toegang krijgen tot natuurlijke rijkdommen en deze mede kunnen beheren en controleren;

28.   benadrukt dat het voor een dergelijke grotere participatie nodig is dat de relevante informatie op een doorzichtige wijze beschikbaar is en dat de toegankelijkheid van EU-documenten verbeterd wordt;

29.   dringt aan op duurzame ontwikkelingsindicatoren voor toepassing in verband met het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU en op verbeterde meldings- en controlemechanismen inzake biodiversiteit en ecologische duurzaamheid;

30.   dringt aan op een veel serieuzere inzet van oude en nieuwe lidstaten om de doelstelling van 0,7% van het BNI voor ontwikkelingshulp te halen;

31.   benadrukt de noodzaak om compatibiliteit te bereiken tussen multilaterale milieuovereenkomsten zoals het Protocol van Kyoto en het WTO-kader, met name voor wat betreft de toepassing van Artikel XX van het algemeen akkoord inzake tarieven en handel (GATT) inzake algemene uitzonderingen die worden gemaakt voor maatregelen als: (b) maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van mens, dier, plant of gezondheid; en (g) maatregelen inzake de instandhouding van niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, mits dergelijke maatregelen worden getroffen in combinatie met beperkingen van de nationale productie of consumptie; bevestigt in dit verband nogmaals het belang van effectrapportages over de ecologische duurzaamheid met betrekking tot handelsvoorstellen;

32.   roept de Verenigde Staten, China en India op het Protocol van Kyoto te ratificeren en samen met de EU de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor duurzame ontwikkeling overal ter wereld;

33.   benadrukt dat de EU de schadelijke gevolgen van exportsubsidies voor ontwikkelingslanden, en in het bijzonder op de MOL, moet heroverwegen en meer inspanningen moet leveren om deze subsidies af te schaffen door middel van internationaal handelsoverleg;

34.   benadrukt nogmaals het belang van schuldverlichting voor die MOL waarvan de overheden de principes van mensenrechten en behoorlijk bestuur respecteren;

35.   is van mening dat het Europees Netwerk voor duurzame ontwikkeling als focus zou kunnen dienen om ervaringen en best practices uit te wisselen door bijvoorbeeld "peer review"-mechanismen;

36.   is van mening dat de oprichting van een permanent advies- en monitoringsorgaan voor duurzame ontwikkeling, dat de lidstaten en de maatschappelijke organisaties vertegenwoordigt en dat de mainstreaming van het concept in beleidsmaatregelen en programma's van de EU nauwkeurig onderzoekt, met een bijzondere aandacht voor ontwikkelingssamenwerking, van groot belang zou zijn en cruciale steun zou verlenen aan de gemengde ambtelijke werkgroep van de Commissie voor ecologische mainstreaming bij ontwikkelingssamenwerking;

37.   benadrukt dat ontwikkelde landen vooraan zouden moeten staan bij het propageren van het concept van duurzame ontwikkeling;

38.   benadrukt dat duurzame ontwikkeling samengaat met duurzame instellingen, vandaar de behoefte aan beperkende maatregelen, zoals het verbinden van schuldverlichting aan het respecteren van mensenrechten en behoorlijk bestuur; is van mening dat dit tot een donor-donor-dynamiek zou kunnen leiden en tot een vorm van ontwikkelingssamenwerking die gebaseerd is op de principes van gelijkheid, samenwerking en zeggenschap;

39.   benadrukt dat de versterking van het midden- en kleinbedrijf (MKB) zeer belangrijk is voor het bevorderen van ecologische, sociale en economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden; verzoekt daarom om grotere inspanningen, samen met de overheden van de partnerlanden, om beleid, programma's en projecten te ontwikkelen die gunstig zijn voor de ontwikkeling van midden- en kleinbedrijven die werken volgens de principes van duurzame ontwikkeling; herhaalt zijn voorstel om regionale instellingen die het MKB doen groeien te steunen en te financieren;

40.   roept de lidstaten van de OESO op om ontwikkelingslanden te helpen, door ze meer toegang te bieden tot noodzakelijke investeringsstromen en markten en door efficiëntere ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's;

41.   staat positief tegenover een focus op het BBP om de groei van een maatschappij te meten, mits deze gepaard gaat met een gelijkwaardige aandacht voor de kwalitatieve aspecten van de groei, aangezien dit een eerste vereiste is voor duurzame ontwikkeling;

42.   benadrukt de noodzaak om aanvullende maatregelen te treffen zoals duurzame belastingmaatregelen en overheidsopdrachten en de beperking en geleidelijke afschaffing van subsidies die zowel handelsverstorend als schadelijk voor het milieu zijn;

43.   verzoekt de particuliere sector van ontwikkelde en ontwikkelingslanden om over te gaan tot het aannemen en het naleven van gedragscodes voor het bedrijfsleven, waarin hun bijdrage aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling publiek wordt uiteengezet;

44.   verzoekt de Commissie om regelmatig de effectiviteit van de gedragscode voor Europese bedrijven die actief zijn in ontwikkelingslanden te beoordelen en erover te rapporteren, vooral met betrekking tot de toepassing van de vereisten voor duurzame ontwikkeling;

45.   is verheugd over de houding van de Commissie inzake het internationaal propageren van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO); dringt er bij de Commissie echter op aan om MVO een toegevoegde waarde te geven door meer bindende voorschriften op te stellen voor Europese bedrijven die actief zijn in ontwikkelingslanden, met name voor wat de belangrijkste arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en milieubescherming betreft;

46.   herinnert de Commissie aan het belang om haar ontwikkelingsprogramma's te baseren op transparantie en verantwoording, aangezien corruptie in ontwikkelingslanden vaak een versterkend effect heeft op niet-duurzame ontwikkelingen, bijvoorbeeld in het geval van illegale houtkap; benadrukt het belang om het oprichten van onafhankelijke anti-corruptiewaakhonden in ontwikkelingslanden te steunen door voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen voor dergelijke projecten;

47.   verzoekt de Commissie om met de lidstaten samen te werken om degenen die zich schuldig gemaakt hebben aan de invoer van illegaal hout en houtproducten, op te sporen en voor het gerecht te brengen, en om de ACS-landen te steunen in hun strijd tegen de handel en afzet van dergelijke producten;

48.   herhaalt het belang van buitenlandse directe investeringen in ontwikkelingslanden en moedigt de Commissie en de lidstaten aan om hun beleid inzake ontwikkelingssamenwerking zodanig uit te stippelen dat de huidige staat van de economische instellingen en het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden verbeteren;

49.   wijst erop dat de plaatselijke gemeenschappen in ontwikkelingslanden niet altijd over de nodige financiële middelen beschikken om grootschalige investeringen te doen voor de bouw en het onderhoud van infrastructuurnetwerken, bijvoorbeeld voor watervoorziening of riolering, en dat enkel bijkomend privékapitaal in een publiek-private samenwerking voor voldoende financiering zal zorgen;

50.   herhaalt het verzoek aan de Commissie om duidelijke steun te verlenen aan het FLEGT-vergunningenstelsel en de opgestelde vrijwillige samenwerkingsovereenkomsten (VSO's); is van oordeel dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan het overtuigen van partnerlanden om de VSO's te ondertekenen en het vergunningenstelsel te hanteren, waarbij het voor de partnerlanden niet mogelijk mag zijn om dit stelsel te ontwijken door naar derde landen te exporteren waar geen vergunningenstelsels zijn;

51.   benadrukt het belang van een versterking van de sociale dialoog met lokale bedrijven in ontwikkelingslanden om samenwerking en gemeenschappelijke verantwoordelijkheden te bevorderen teneinde tot duurzame consumptie en productie te komen, en om in dit verband uitwisseling van ervaring te ondersteunen tussen landen in het Zuiden en het Noorden, alsook tussen landen in het Zuiden onderling;

52.   verzoekt de Commissie om tijdens de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten bijzondere nadruk te leggen op strategieën die een grotere differentiatie van de export uit ACS-landen bevorderen en groei- en ontwikkelingsmodellen ondersteunen die vanuit een ecologisch perspectief duurzaam en vanuit een sociaal perspectief rechtvaardig zijn;

53.   bevestigt nogmaals dat het voor ontwikkelingslanden van cruciaal belang is dat zij toegang hebben tot energiebronnen; verzoekt daarom om energietoegang te bevorderen via het Europees energie-initiatief en door het belang van energie-efficiëntie in ontwikkelingsprogramma's op te vijzelen;

54.   benadrukt dat in een situatie van chaotische stedelijke groei de vraag van water en riolering in de stad cruciaal is voor verdere ontwikkeling: plaatselijke overheidsdiensten kunnen de kern vormen van een goede gemeentelijke praktijk van democratisch bestuur;

55.   verzoekt de ontwikkelingslanden, met het oog op een duurzame exploitatie van hun watervoorraden, de waterhuishouding op lokaal niveau te decentraliseren om gebruikers en beleidsmakers te betrekken bij de ontwikkeling van een watervoorzieningsbeleid dat zo veel mogelijk rekening houdt met de behoeften van de burgers;

56.   vraagt dat de lokale overheden in de EU gestimuleerd worden om een deel van de gebruikersbijdragen voor toe- en afvoer van water te gebruiken voor gedecentraliseerde samenwerkingsacties teneinde projecten te financieren die bedoeld zijn om de beschikbaarheid van water in ontwikkelingslanden te verbeteren;

57.   verlangt dat de EU bijdraagt tot de ontwikkeling van strategieën voor economische en agrarische ontwikkeling die een hoge waterkwaliteit in stand houden of herstellen, van de bron tot de eindgebruiker;

58.   is van mening dat het noodzakelijk is om het concept van duurzame ontwikkeling te integreren in het onderzoeks- en innovatieproces;

59.   verzoekt alle partijen om concrete duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te formuleren voor de korte en lange termijn en om de vooruitgang die wordt geboekt teneinde deze doelen te bereiken te monitoren;

60.   is van mening dat, met het oog op de beleidscoherentie voor ontwikkeling, in verband met immigratie, de lidstaten tot een gemeenschappelijke overeenkomst zullen komen om de met immigratie gepaard gaande uitdagingen aan te gaan; herinnert er in deze context aan dat speciale aandacht zal moeten worden besteed aan overschrijvingen van migrerende arbeiders en het mogelijk omzetten van "brain-drainbeleid" naar brain-gainprocessen; benadrukt dat de EU geen brain-drain mag genereren in ontwikkelingslanden op de lange termijn;

61.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten en de kandidaat-landen.

(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(3) PB C 104 van 14.4.1999, blz.180.
(4) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 171.
(5) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 316.
(6) PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 185.
(7) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0272.
(8) WWF (2004) EU Aid: Reducing Poverty Through a Sustainable Environment: Why should EU Aid properly address the link between poverty and environment?
(9) World Bank (2002) A Revised Forest Strategy for the World Bank Group, 31.10.2002.
(10) FAO (2002). The State of World Fisheries and Aquaculture. FAO, Rome, Italy.
(11) PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.

Juridische mededeling - Privacybeleid